Algemeen
De BBT-conclusies bevatten de beste beschikbare technieken (BBT) voor de intensieve pluimvee- en varkenshouderij. De BBT-conclusies zijn gebaseerd op de BREF intensieve veehouderij 2017. De BREF zelf heeft geen wettelijke status, maar biedt achtergrondinformatie.
Per onderdeel lichten we de BBT-conclusies hieronder kort toe. Daar waar Nederlandse wet- en regelgeving of een in Nederland normale landbouwpraktijk geldt, verwijzen we daarnaar. Voor die onderdelen van de BBT-conclusies is het niet nodig om deze om te zetten in voorschriften in de omgevingsvergunning.
Een veehouder moet gegevens en bescheiden aanleveren als de gemeente deze nodig heeft om de vergunning te kunnen actualiseren (Omgevingswet, artikel 16.54).
Toelichting BBT-conclusies per onderwerp
Hieronder staat voor de verschillende onderwerpen een uitleg van de BBT-conclusie en op welke manier de gemeente hier invulling aan kan geven.
Gevoelige receptoren
In de BBT-conclusies staat het begrip gevoelige receptoren. Gevoelige receptoren zijn gedefinieerd als een zone die speciale bescherming behoeft tegen hinder. Voorbeelden zijn woonzones, zones met menselijke activiteiten (bijvoorbeeld scholen, kinderdagverblijven, recreatiegebieden, ziekenhuizen of woonzorgcentra) en gevoelige habitats.
In Nederlandse wetgeving zijn deze gevoelige receptoren benoemd als gevoelige gebouwen of locaties, net als de zeer kwetsbare gebieden en de Natura 2000-gebieden. De voorbeelden in de BBT-conclusies vallen binnen deze begrippen. Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) wijst recreatiegebieden niet standaard aan als geurgevoelig. Ook wijst het Bkl een recreatiewoning niet aan als geurgevoelig of geluidsgevoelig. De gemeente kan wel zelf deze gebieden of woningen aanwijzen.
Gelijkwaardig niveau
Voor alle technieken die in de BBT-conclusies staan opgesomd en beschreven, geldt dat ze niet verplicht of uitputtend zijn. Een ondernemer mag andere technieken gebruiken. In de algemene overwegingen staat: De technieken die in deze BBT-conclusies worden opgesomd en beschreven, zijn prescriptief noch limitatief. Er mogen andere technieken worden gebruikt die ten minste een gelijkwaardig niveau van milieubescherming garanderen.
1 of meer technieken
In de BBT-conclusies staat verschillende keren dat de veehouder 1 of meer van de genoemde technieken moet gebruiken. Dat impliceert dat hij niet alle technieken hoeft toe te passen, als hij maar het doel van de BBT-conclusie bereikt. Andersom geldt dit ook: niet in alle gevallen is het toepassen van 1 techniek voldoende. Het is dus niet zo dat wanneer een veehouderij aan de simpelste techniek uit de BBT-conclusies voldoet, het bedrijf meteen aan BBT voldoet.
Economische haalbaarheid
Bij een aantal technieken staat dat hoge uitvoeringskosten of economische redenen een argument kunnen zijn om een techniek niet toe te passen. De financiële situatie van het bedrijf kan nooit een reden zijn om technieken niet toe te passen. Wel kan in bepaalde gevallen sprake zijn van buitensporig hoge kosten in relatie tot de milieuvoordelen (de kosteneffectiviteit). Deze kosteneffectiviteit kan wel reden zijn om een bepaalde techniek niet te verplichten. Een veehouder moet informatie aanleveren als de gemeente deze nodig heeft om deze afweging te kunnen maken (Omgevingswet, artikel 16.54).