Vrijwillige en onverplichte programma's
Een vrijwillig programma wil zeggen dat dit type programma uit eigen initiatief en behoefte inzetbaar is. De Omgevingswet benoemt enkele vrijwillige programma's en noemt deze 'onverplicht programma'. Daarnaast bevat het de bevoegdheid om ook voor andere onderwerpen vrijwillige programma's vast te stellen. Het instrument vrijwillig programma biedt flexibiliteit in de keuze van vormgeving en uitwerking van beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving.
2 soorten vrijwillige programma's
De Omgevingswet kent 2 soorten vrijwillige programma's. Paragraaf 3.2.3 van de Omgevingswet benoemt de onverplichte programma's: het gemeentelijk rioleringsprogramma en het provinciale inrichtingsprogramma.
Stelt de gemeente beleid vast voor de gemeentelijke taken voor
- de doelmatige inzameling van afvloeiend hemelwater?
- het beperken van nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor toegedeelde functies?
- de inzameling en transport van stedelijk afvalwater?
Dan moet dat in een gemeentelijk rioleringsprogramma (artikel 3.14 Omgevingswet).
Gaat de provincie over tot landinrichting? Dan stellen Gedeputeerde Staten daarvoor een inrichtingsprogramma vast (artikel 3.14a Omgevingswet). Het inrichtingsprogramma bevat de beleidsmatige onderbouwing van de voorgenomen inrichting van het betrokken gebied en beschrijft de voorgenomen inrichtingsmaatregelen.
Naast deze onverplichte programma's kunnen overheden op grond van de artikelen 3.4 en 3.5 van de Omgevingswet voor andere onderwerpen voor de fysieke leefomgeving vrijwillige programma's vaststellen.
Eisen aan een vrijwillig programma
- De inhoud is vormvrij, zolang er ten minste 1 uitwerking van beleid en 1 maatregel in staat (artikel 3.5 Omgevingswet) en het gaat over een onderwerp dat binnen de reikwijdte van de Omgevingswet valt (zie artikel 1.2 Omgevingswet).
- Een plan-mer is vereist als er sprake is van kaderstelling voor mer(beoordelings)plichtige projecten óf voor andere projecten die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben óf als een passende beoordeling nodig is (artikel 16.36 Omgevingswet).
- Er moet verantwoording plaatsvinden over participatie en over hoe er invulling is gegeven aan het participatiebeleid (artikel 10.8 Omgevingsbesluit).
- Als een plan-mer vereist is, geldt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (artikel 16.40 Omgevingswet). Ook voor de onverplichte programma's: het gemeentelijk rioleringsprogramma en het provinciale inrichtingsprogramma geldt deze procedure (artikel 16.27 Omgevingswet). Bij niet-mer-plichtige vrijwillige programma's is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Voor die vrijwillige programma's kunnen de vaststellende bestuursorganen zelf beslissen hoe zij de voorbereiding van het programma vormgeven.
- Beschikbaarstelling via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) volgens de TPOD programma.
(Multi)sectoraal, gebiedsgericht, alleen of samen
Een overheid kan het vrijwillige programma sectoraal, maar ook multisectoraal insteken. Ook kan een programma gebiedsgericht zijn. Ook kunnen meer overheden samen een programma opstellen. Bijvoorbeeld op het gebied van energietransitie. Het vrijwillige programma is in die zin geen nieuw instrument. Maar geeft wel stof tot nadenken over de inzet van dit instrument. Ook om in beeld te krijgen wat de relatie is tot de omgevingsvisie en de decentrale regels, zoals het omgevingsplan.
Een overheid die een vrijwillig programma opstelt, is vrij om dat programma inhoudelijk of procedureel te koppelen aan 1 of meer andere (verplichte) programma's.
Voorbeelden
Overheden kunnen vrijwillige programma's vaststellen voor bijvoorbeeld:
- sectoraal beleid (horecabeleid, verkeersbeleid, klimaatadaptatie, enzovoorts)
- gebiedsgericht beleid (stedenbouwkundig beleid, openbare ruimte-plannen)
- combinaties daarvan, veelal onder een grote diversiteit aan benamingen
Voordelen opnemen beleid in vrijwillig programma
- Het omgevingsbeleid (in omgevingsvisie en programma's) vormt een samenhangend geheel. Deze beleidsdocumenten vormen ook weer een geheel met de andere instrumenten uit de beleidscyclus.
- Het omgevingsprogramma moet worden vastgesteld met het oog op de doelen van de Omgevingswet. Dat benadrukt de samenhang met andere onderwerpen en de balans tussen beschermen en benutten. Dit voorkomt dat overheden beleid maken waarin ze onvoldoende kijken naar de verhouding met andere beleidsdocumenten.
- De keuze voor een programma vergroot de inzichtelijkheid en de voorspelbaarheid van het omgevingsrecht: er is duidelijkheid over de status van het document en de wijze van verantwoording. Het programma is zelfbindend en er kan politieke en maatschappelijke verantwoording over worden afgelegd.
- De verplichte participatie bij het programma vergroot de kwaliteit van de beleidsontwikkeling en het maatschappelijk draagvlak voor het beleid.
- Beleid opnemen in een programma zorgt voor meer overzicht en betere kenbaarheid van het beleid omdat omgevingsvisie én alle programma's straks in het DSO staan. Binnen het Omgevingsloket van het DSO zoekt u op thema naar overheidsdocumenten, waaronder het programma.
- Alles wat u met een ander beleidsdocument kunt, kunt u ook met het programma. Er is vrijheid in inhoud en structuur (vrijwillig programma). Binnen de gemeente, de provincie, het waterschap en het Rijk zijn inhoudelijk verschillende typen programma's mogelijk voor verschillende opgaven, thema's, gebieden en passend bij bestuurlijke wensen.
- Een programma kan als grondslag dienen voor de inzet van een andere instrumenten uit de Omgevingswet:
- landinrichting landelijk gebied (hoofdstuk 12 Omgevingswet)
- grondslag voor het sluiten van een overeenkomst over financiële bijdragen voor ontwikkelingen in een gebied als bedoeld in artikel 13.22 Omgevingswet
- helpt bij de onderbouwing (van de functionele samenhang) van met het omgevingsplan (of projectbesluit dat het omgevingsplan wijzigt) afdwingen van financiële bijdragen voor ontwikkelingen in een gebied (artikel 13.23 en 13.24 Omgevingswet)
- kan helpen bij de motivering van de aanwezigheid van een provinciaal belang bij een reactief interventiebesluit omgevingsplan (artikel 16.21 Omgevingswet) en bij advies en instemming over een aanvraag omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit (artikel 16.15a, onder d Omgevingswet en artikel 4.25, lid 1, onder g en 4.38, lid 2 Omgevingsbesluit)
- De keuze voor een programma zorgt voor een goede uitvoering van internationale verplichtingen (Smb-richtlijn, verdrag van Aarhus). Dat voorkomt een grotere onderzoekslast en juridische risico's bij besluitvorming over projecten.
- Gezamenlijke programma's van meerdere overheden zijn toegestaan (artikel 2.2, lid 2 Omgevingswet). Gezamenlijke programma's ondersteunen goed afgestemde doelstellingen voor de fysieke leefomgeving, het gezamenlijk nemen van maatregelen en zijn een goed middel om bestuurlijke afspraken daarover vast te leggen.
- Een programma onder de Omgevingswet kan niet tot nadeelcompensatie leiden. Dit is alleen anders voor programma's die direct activiteiten toestaan (beheerplan Natura 2000) (artikel 15.1, lid 1, onder c Omgevingswet). Autonome beleidsdocumenten zijn niet uitgezonderd als schadeoorzaak voor nadeelcompensatie.
Programma vooruitlopend op de Omgevingswet (anticiperend programma)
Overheden kunnen al voor inwerkingtreding van de Omgevingswet een programma vaststellen. Een vrijwillig programma dat is vastgesteld tussen 23 maart 2016 en de inwerkingtreding van de Omgevingswet, geldt als een programma op basis van de Omgevingswet. Wel is hiervoor vereist dat het programma voldoet aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan programma's zoals inhoud, procedure en mer. Zie artikel 4.11 van de Invoeringswet Omgevingswet. Er is geen overgangsrecht voor oudere vrijwillige programma's.
Uit de toelichting bij de Invoeringswet Omgevingswet volgt dat een anticiperend programma dat ook als beleidsdocument op grond van het oude recht is vastgesteld (bijvoorbeeld als structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening) ook vastgesteld mag zijn door de gemeenteraad of Provinciale Staten.
Anticiperend programma en DSO
Een anticiperend programma hoeft niet in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) te worden opgenomen. Deze verplichting volgt namelijk niet uit artikel 4.11 van de Invoeringswet Omgevingswet. Deze verplichting ontstaat ook niet met terugwerkende kracht na inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Overheden kunnen anticiperende programma's via de LVBB in het Digitaal Stelsel Omgevingswet opnemen. Het programma moet dan voldoen aan de publicatiestandaard TPOD programma. De actuele TPOD's zijn te vinden via https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/omgevingswet/STOPTPOD. Bij publicatie van een programma via de LVBB vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet is het advies dit af te stemmen met het programma Aan de slag met de Omgevingswet.
Als publicatie van het anticiperend programma via DSO technisch niet haalbaar is
Voor publicatie van een anticiperend programma via de LVBB van het DSO moet u als overheid technisch klaar zijn. Is dat niet het geval? Dan kunt u ook nog met de IMRO (ruimtelijke standaarden) werken en via ruimtelijkeplannen.nl publiceren.
Zijn anticiperende programma's in ruimtelijke plannen gepubliceerd? Dan zijn deze na inwerkingtreding van de Omgevingswet via de overbruggingsfunctie zichtbaar in het DSO. Meer informatie daarover vindt u op de pagina Programma in het DSO.
Meer informatie
- Alles over het instrument programma (overzichtspagina)
- Wegwijzer vrijwillig programma
- Samenhang wetsinstrumenten Omgevingswet
- Omgevingswet: meer dan alleen wetsinstrumenten kiezen
- Bestaand gemeentelijk beleid onder de Omgevingswet
- Bestaand provinciaal beleid onder de Omgevingswet
- Verplichte programma's (meestal volgend uit Europese regelgeving)
Begrip: Omgevingsvisie
De omgevingsvisie is een strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving. Deze wordt opgesteld door het Rijk, de provincie en de gemeente. Een omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed.
Lees meer:
Begrip: Omgevingsplan
Het omgevingsplan bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied. Per gemeente is er 1 omgevingsplan.
Lees meer over het omgevingsplan.
Begrip: Smb-richtlijn
Europese richtlijn die zorgt voor een strategische milieubeoordeling (SMB). Dat is een beoordeling vooraf aan die van de milieueffecten van plannen en programma’s.
Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PbEG 2001, L 197).
- Meer informatie over de Smb-richtlijn.
Begrip: Verdrag van Aarhus
Verdrag over toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter bij milieuzaken.
Lees meer op Verdrag van Aarhus.