Overgangsrecht lopende procedures
Procedures die zijn gestart vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden afgerond op basis van het oude recht. Op deze pagina staat hoe dit precies werkt voor gewone besluiten en handhavingsbeschikkingen.
Besluit op aanvraag
Wanneer iemand vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag heeft ingediend, blijft het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk is. Dit staat in artikel 4.3 van de Invoeringswet en in artikelen 8.1.4 en 8.1.5 van het Invoeringsbesluit.
'Onherroepelijk' betekent:
- dat er geen bezwaar en beroep meer tegen mogelijk is
- dat iemand beroep heeft ingesteld, de rechter uitspraak heeft gedaan en geen hoger beroep meer mogelijk is
Tegen sommige besluiten is geen beroep mogelijk. In dat geval is het oude recht van toepassing tot het besluit van kracht is.
Het oude recht blijft van toepassing, dus het oude bevoegd gezag neemt een besluit op basis van de oude regels. Eén onderdeel van het oude recht geldt echter niet. De lex silencio positivo (inwerkingtreding besluit van rechtswege op grond van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht) is niet van toepassing.
Speciale situaties bij besluiten op aanvraag
Hierboven staat het algemene overgangsrecht voor de meest voorkomende besluiten op aanvraag. Er is ook speciaal overgangsrecht dat soms afwijkt van het bovenstaande. Dit is bijvoorbeeld het geval bij nadeelcompensatie.
Aanvraag wijziging bestemmingsplan
Een ander geval dat speciale aandacht verdient, is een aanvraag tot wijziging van een bestemmingsplan. Artikel 4.6, tweede lid van de Invoeringswet bepaald dat het moment van terinzagelegging van het ontwerpbesluit bepaalt of het oude recht van toepassing is. Het moment van indienen van de aanvraag is dus niet relevant.
Gefaseerde aanvragen
Onder de Wet algemene bepalingen (Wabo) bestonden gefaseerde aanvragen. Hiervoor staat speciaal overgangsrecht in artikel 4.79 van de Invoeringswet Omgevingswet. Daarnaast is ook artikel 4.13 van de Invoeringswet van belang. Dit regelt dat oude vergunningen automatisch omgevingswetvergunningen worden. Er zijn een aantal situaties mogelijk.
Drie situaties bij een gefaseerde aanvraag
Situatie 1: aanvraag eerste fase ingediend vóór de inwerkingtreding Omgevingswet, aanvraag tweede fase ingediend na inwerkingtreding.
Als het besluit eerste fase onherroepelijk is, dan wordt het na inwerkingtreding een zelfstandige omgevingsvergunning op grond van de Omgevingswet.
Als het besluit eerste fase nog niet onherroepelijk is, vervalt de koppeling tussen het besluit eerste en tweede fase. De aanvraag eerste fase wordt afgehandeld op basis van het oude recht. De aanvraag voor de tweede fase wordt afgehandeld op grond van het nieuwe recht. Beide aanvragen leveren – bij een positief besluit – een zelfstandige omgevingsvergunning op grond van de Omgevingswet op.
Situatie 2: aanvraag eerste en tweede fase beide ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Beide besluiten zijn nog niet onherroepelijk.
Het oude recht is nu van toepassing op zowel het besluit eerste als tweede fase. Het besluit tweede fase moet gelijk met het besluit eerste fase in werking treden.
Situatie 3: aanvraag eerste en tweede fase beide ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het besluit eerste fase is onherroepelijk. Het besluit tweede fase is nog niet onherroepelijk.
Artikel 4.13 van de Invoeringswet is niet van toepassing op het besluit eerste fase. Artikel 4.13 is namelijk alleen van toepassing op ontheffingen en vergunningen en een besluit eerste fase is nog geen vergunning. Dat maakt dat er op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet een besluit eerste fase ligt dat nog geen omgevingsvergunning is. Op de aanvraag tweede fase is het oude recht van toepassing. Wanneer het bevoegd gezag het besluit tweede fase neemt, worden het eerste en tweede fase besluit op grond van het oude recht omgezet in één omgevingsvergunning. Deze omgevingsvergunning wordt vervolgens op grond van artikel 4.13 Invoeringswet een omgevingsvergunning op grond van de Omgevingswet.
Ambtshalve besluiten
Ambtshalve besluiten neemt het bevoegd gezag op eigen initiatief. Er is dus geen aanvraag die als ijkpunt kan dienen. Het overgangsrecht sluit aan bij het eerste moment dat de buitenwereld van het besluit op de hoogte is. Dit staat in artikelen 4.4 en 4.5 van de Invoeringswet en in artikelen 8.1.4 en 8.1.5 van het Invoeringsbesluit.
Bij besluiten die het bevoegd gezag met de korte procedure voorbereidt, geldt het volgende:
Als het bevoegd gezag
- het besluit vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft bekendgemaakt of
- belanghebbenden in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven (artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht)
dan is het oude recht van toepassing tot besluit onherroepelijk is.
Bij besluiten die het bevoegd gezag met de uitgebreide procedure voorbereidt, geldt: Als het bevoegd gezag het ontwerpbesluit vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage heeft gelegd, is het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk is.
Dit staat in artikel 4.4 en 4.5 van de Invoeringswet.
Speciale situatie besluiten die van rechtswege onderdeel van het omgevingsplan zijn
Voor de volgende besluiten die van rechtswege onderdeel van het omgevingsplan zijn, geldt een andere regeling:
- een bestemmingsplan
- een inpassingsplan
- een wijzigingsplan
- een uitwerkingsplan
- een exploitatieplan
- een besluit tot aanwijzing van een gebied op grond van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a van de Wet milieubeheer
Bij deze besluiten maakt het niet uit, of er sprake is van een besluit op aanvraag of een ambtshalve besluit. Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerp ter inzage ligt of heeft gelegen, dan blijft het oude recht van toepassing tot het besluit van kracht is.
Voor beheersverordeningen is niet het ontwerpbesluit het ijkpunt, maar het moment van vaststelling.
Dit staat in artikel 4.6, tweede lid van de Invoeringswet.
Voorbeeld
Een gemeente heeft een bestemmingsplan waarvan de procedure is afgerond (onherroepelijk besluit). Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, maakt dat bestemmingsplan deel uit van het omgevingsplan.
In een bestemmingsplan staat soms ook een uitwerkingsplicht. Die houdt in dat het college van B&W het bestemmingsplan verder uitwerkt in een uitwerkingsplan. Voor het opstellen van een uitwerkingsplan geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet het ontwerpbesluit voor het uitwerkingsplan ter inzage heeft gelegen, dan is het oude recht van toepassing tot het besluit van kracht is. Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet het ontwerpbesluit voor het uitwerkingsplan niet ter inzage heeft gelegen, dan geldt het overgangsrecht niet. En kan het uitwerkingsplan dus niet meer onder het oude recht tot stand komen.
Lopende handhavingsbeschikkingen
De bovenstaande regels gelden niet voor lopende handhavingsbeschikkingen. Hiervoor geldt: als het bevoegd gezag vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een bestuurlijke sanctie heeft opgelegd, blijft het oude recht van toepassing tot de handhavingsbeschikking is uitgewerkt. Concreet houdt dat bij bijvoorbeeld een dwangsom in dat het oude recht van toepassing is tot:
- aan de last is voldaan, of
- alle termijnen zijn verbeurd en betaald, of
- het bevoegd gezag de dwangsombeschikking heeft ingetrokken, of
- de dwangsombeschikking is komen te vervallen
Dit staat in artikel 4.23 van de Invoeringswet.
Overig overgangsrecht lopende procedures
Hierboven staat het overgangsrecht voor de meest voorkomende gevallen. Er is nog veel meer overgangsrecht over lopende procedures. Dit is meer toegespitst op de wetten en algemene maatregelen van bestuur die opgaan in de Omgevingswet. Dit is te vinden in:
- hoofdstuk 4 van de Invoeringswet, per wet die opgaat in de Omgevingswet
- afdeling 8.2 van het Invoeringsbesluit, per AMvB die opgaat in de Omgevingswet
Meer informatie
Bekijk ook de uitleg over: