Objecten op vluchtroute
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) stelt eisen aan het (brandveilig) gebruik van vluchtroutes in een verkeersruimte die gemeenschappelijk is in woongebouwen. Bijvoorbeeld een centrale gang.
In hoofdstuk 6 (Gebruik van bouwwerken), afdeling 6.2 (Brandveiligheid), van het Bbl staan 2 artikelen die eisen stellen aan het brandveilig gebruik van vluchtroutes in een gemeenschappelijke verkeersruimte in woongebouwen. De artikelen gaan specifiek over het plaatsen van objecten.
Soort objecten
De objecten die hier worden bedoeld zijn objecten die niet tot het woongebouw behoren maar door bewoners of de eigenaar zijn geplaatst. Denk bijvoorbeeld aan deurmatten, vazen, kleine schilderijen, planten.
Objecten kunnen om verschillende redenen brandgevaarlijk zijn. Ze kunnen gemakkelijk ontbranden. Bijvoorbeeld met een aansteker. Ook kunnen objecten bijdragen aan rookontwikkeling en branduitbreiding bij een bestaande brand. En objecten kunnen zelf een ontstekingsbron zijn, zoals scootmobielen met een accu.
Verkeersruimten
Een gemeenschappelijke verkeersruimte kan besloten en niet-besloten zijn. Artikel 6.15a en 6.23 a gaan over allebei. De bepalingen gelden alleen voor een 'gemeenschappelijke verkeersruimte van een woongebouw waardoor een vluchtroute voert'.
Hier zijn dus eigenlijk 4 criteria in te lezen:
- gemeenschappelijk
- verkeersruimte
- woongebouw
- loopt vluchtroute doorheen
Voldoet de situatie niet aan een of meerdere van die criteria? Dan is het niet aan de orde. Denk bijvoorbeeld aan een kantoorgebouw. Of een ruimte die niet gemeenschappelijk is. Een gemeenschappelijke verkeersruimte kan besloten of niet-besloten zijn.
- Een besloten gemeenschappelijke verkeersruimte is bijvoorbeeld een trappenhuis (binnen) van een woongebouw.
- Een niet-besloten gemeenschappelijke verkeersruimte is bijvoorbeeld een open galerij (buiten) van een woongebouw.
Artikel 6.15a: 'Geen brandgevaarlijke objecten op vluchtroute in woongebouw'
Dit artikel streeft ernaar dat er geen brand kan ontstaan door de aanwezigheid van brandgevaarlijke objecten in deze ruimtes. Lid 1 noemt een niet-uitputtende lijst van brandgevaarlijke objecten die niet in deze gemeenschappelijke ruimtes geplaatst mogen worden.
De tekst van lid 1 is:
'In een gemeenschappelijke verkeersruimte van een woongebouw met een vluchtroute mogen geen brandgevaarlijke objecten staan. Brandgevaarlijke objecten omvatten ten minste:
- meubilair, met uitzondering van meubilair dat onbrandbaar is
- fietsen en scootmobielen
- afvalstoffen (zoals huisvuil, grofvuil, oud papier) en kratten
- decoratie, met uitzondering van decoratie die onbrandbaar is'
Uitzondering
Uit de regels is op te maken dat bijvoorbeeld kleine deurmatten., een foto en kleine schilderijen in ieder geval zijn toegestaan (in normaal spraakgebruik decoratie genoemd). Ook is het niet zo dat er helemaal niets in een vluchtroute mag staan. Wel moet er dan voldoende breedte overblijven. Namelijk 0,85 meter.
Scootmobielen
Het stallen van scootmobielen in vluchtroutes was al verboden vanwege de functionele eisen en specifieke zorgplicht. Voor nieuwbouwwoningen is de verplichte buitenberging zoals beschreven in artikel 4.171 van het Bbl, ook bedoeld voor scootmobielen. In bestaande gebouwen moeten er alternatieve stallingsruimtes voor scootmobielen zijn, buiten de gemeenschappelijke verkeersruimten.
Het gelijkwaardigheidsprincipe kan soms een oplossing zijn om scootmobielen met extra brandveiligheidsmaatregelen toch in de gemeenschappelijke vluchtroute te stallen. Volgens artikel 2.4, lid 2, van het Bbl is vooraf toestemming van de autoriteiten niet nodig. Maar de autoriteiten kunnen achteraf wel besluiten niet akkoord te gaan met de oplossingen en handhavend optreden. Daarom is het verstandig om voorafgaand aan een gelijkwaardige oplossing voor het stallen van scootmobielen overleg te plegen met de bevoegde autoriteiten.
Artikel 6.23a: 'Geen obstructieve objecten op vluchtroute in woongebouw'
Dit artikel heeft als doel de gemeenschappelijke verkeersruimtes vrij te houden van objecten die de vlucht kunnen hinderen. Het artikel specificeert welke objecten in ieder geval niet op vluchtroutes geplaatst mogen worden.
De tekst van het artikel luidt:
'In een gemeenschappelijke verkeersruimte van een woongebouw met een vluchtroute mogen geen objecten staan die de vlucht belemmeren. Objecten die de vlucht belemmeren, zijn vooral die welke de bouwkundige vrije breedte van de ruimte beperken, tenzij er minimaal 0,85 m vrije breedte overblijft.'
Bevoegd gezag bepaald of aan de regels wordt voldaan
In principe zijn artikel 6.15a en 6.23a een nadere uitwerking van de specifieke zorgplicht uit artikel 6.4 van het Bbl. Volgens dit artikel kan het noodzakelijk zijn om maatregelen te treffen om geen gevaarlijke situaties te laten ontstaan of voortduren.
Het is uiteindelijk aan het bevoegd gezag (de gemeente) om te bepalen of aan deze regels wordt voldaan.
Overigens is het ook mogelijk om in plaats van 6.15a en 6.23a een of meerdere maatregelen te nemen waarmee de situatie even veilig is (gelijkwaardigheid wordt dat genoemd). Ook dat is aan het bevoegd gezag om het wel/ niet eens te zijn met die maatregelen.
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bbl bevat regels over bouwwerken.