Kantoorfunctie in het Bbl
De kantoorfunctie in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is een gebruiksfunctie voor administratie. De kantoorfunctie kan een kantoorruimte zijn, maar ook een heel kantoorgebouw.
Voorbeelden van een kantoorfunctie zijn een gebouw of een deel daarvan waar een adviesbureau, een administratie- of advocatenkantoor, een verzekeringsmaatschappij, of een gemeentesecretarie is gevestigd.
Onderverdeling kantoorfunctie
Een kantoorfunctie kan een ruimte in een gebouw zijn, of een heel gebouw. Een kantoorgebouw is een gebouw of gedeelte van een gebouw met alleen een of meer kantoorfuncties en nevengebruiksfuncties daarvan. Hieruit volgt dat een kantoorgebouw een afzonderlijk gebouw kan zijn, maar ook een onderdeel van een groter gebouw. Veel gebouwen in Nederland zijn combinatiegebouwen. Een bekend voorbeeld is een hoog
gebouw met in de onderste bouwlaag winkels of horeca en daarboven kantoren.
Drijvend kantoor
De Omgevingswet (Ow) ziet drijvende objecten zoals woonboten maar ook drijvende kantoren als een bouwwerk. Voor drijvende bouwwerken kunnen afwijkende regels gelden.
Brandveiligheidseisen
Bij een kantoorfunctie spelen brandveiligheidseisen een belangrijke rol. Download de volgende infobladen voor uitgebreide informatie:
- Brandmeldinstallatie, ontruimingsalarminstallatie en rookmelders (pdf, 726 kB)
- Vluchten bij brand (pdf, 1.3 MB)
Bij een kantoorfunctie voor meer dan 150 personen geldt ook een gebruiksmeldingsplicht voor het in gebruik nemen van het gebouw (artikel 6.7 Bbl).
Verplichte toegankelijkheidssector
In een kantoorfunctie is een toegankelijkheidssector vereist bij meer dan 400 m² gebruiksoppervlakte (kantoorfunctie en andere gebruiksfuncties volgens tabel 4.183). In dit geval geldt voor de kantoorfunctie dat minimaal 40% van de vloeroppervlakte aan verblijfsgebied in deze toegankelijkheidssector rolstoeltoegankelijk moet zijn (artikel 4.185, lid 1).
In een kantine, spreekkamer, bedrijfsrestaurant of andere bijeenkomstfunctie als nevengebruiksfunctie van een kantoorfunctie, is een toegankelijkheidspercentage van de vloeroppervlakte aan verblijfsgebied van minimaal 40% voldoende. Normaal gesproken is dit voor een bijeenkomstfunctie minimaal 80% (artikel 4.185, lid 2).
Integraal toegankelijke toiletruimte (invalidentoilet)
Uitgangspunt bij het vaststellen van het aantal personen dat is aangewezen op een integraal toegankelijke toiletruimte, is het aantal personen waarvoor de gebruiksfunctie is bedoeld. Er wordt dus niet gekeken naar het aantal personen dat daadwerkelijk een handicap heeft. Voor de kantoorfunctie geldt dat bij een voorgeschreven toegankelijkheidssector op 1 integraal toegankelijke toiletruimte niet meer dan 300 personen aangewezen mogen zijn (afgerond naar boven op een heel getal). Dit betekent bijvoorbeeld dat bij een kantoorfunctie voor 350 personen minimaal 2 integraal toegankelijke toiletruimten nodig zijn (artikel 4.186, lid 4).
Het Bbl stelt geen eisen aan de aanwezigheid en omvang van reguliere toiletruimten. De opdrachtgever en indiener van een bouwplan zijn zelf verantwoordelijk voor het maken van voldoende toiletruimten in een gebouw.
Labelplicht milieuprestatie
Een kantoorgebouw mag maximaal een milieuprestatie van 1 hebben, bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken.
Een afzonderlijk kantoorgebouw met minder dan 100 m2 gebruiksoppervlakte aan kantoorfuncties en nevengebruiksfuncties valt buiten de labelplicht.
Is het kantoorgebouw onderdeel van een (groter) gebouw? Dan geldt deze grens van 100 m2 gebruiksoppervlakte voor het hele gebouw. Bij de bepaling van de gebruiksoppervlakte van 100 m2 telt dus ook de gebruiksoppervlakte aan nevengebruiksfuncties mee. Het gaat dan bijvoorbeeld om een kantine of vergaderruimten (bijeenkomstfunctie) (artikel 4.159, lid 3).
Voor een kantoorgebouw dat deel uitmaakt van een gebouw met andere gebruiksfuncties dan de kantoorfunctie of nevengebruiksfuncties geldt de milieuprestatie-eis niet. De labelplicht is dus bijvoorbeeld niet van toepassing op een combinatiegebouw met kantoren en daaronder gelegen winkels of horeca (artikel 4.159, lid 4).
Aanvrager bepaalt gebruiksfunctie
De aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen bepaalt zelf de gebruiksfunctie van de ruimten van het gebouw. De aangegeven gebruiksfuncties bepalen de gebruiksmogelijkheden van het bouwwerk. Als de aanvrager het bouwwerk als kantoorfunctie heeft aangemerkt, moet de gemeente het bouwplan dus toetsen op grond van de eisen die het Bbl stelt aan een kantoorfunctie, waaronder eisen aan het brandveilig gebruik van het bouwwerk.
Andere gebruiksfuncties binnen het gebouw mogelijk
Tot een kantoorgebouw worden ook de nevengebruiksfuncties gerekend van de kantoorfuncties. Bijvoorbeeld een bedrijfsrestaurant of vergaderzalen (beide zijn zogenoemde bijeenkomstfuncties). Het begrip kantoorgebouw maakt het mogelijk om eisen te stellen die wel voor het kantoorgebouw gelden maar niet voor bijvoorbeeld de winkels, die in de onderste bouwlaag van het gebouw liggen.
De kantoorfunctie is zelf ook vaak een nevengebruiksfunctie van andere gebruiksfuncties. Denk aan kantoorruimten in scholen (onderwijsfunctie), fabrieken (industriefunctie) en ziekenhuizen (gezondheidszorgfunctie). Ook een woning (woonfunctie) kan bij een kantoor aan huis als nevengebruiksfunctie een kantoorfunctie hebben.
Begrip: Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bbl bevat regels over bouwwerken.
Lees meer op Besluit bouwwerken leefomgeving.
Begrip: Toegankelijkheidssector
De definitie van een toegankelijkheidssector volgens het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is: een voor personen met een functiebeperking zelfstandig bruikbaar en toegankelijk gedeelte van een gebouw.