PGS 15 - Het opslaan van gevaarlijke en CMR-stoffen
Let op: u bekijkt nu de handleiding PGS 15 versie 2021. Ga hier naar handleiding PGS 15 versie 2016 of naar handleiding PGS 15 versie 2011.
Voorschrift 3.1.1 van de PGS 15 bepaalt dat alle gevaarlijke stoffen en CMR-stoffen, met uitzondering van de werkvoorraad, moeten worden opgeslagen in een daarvoor bestemde opslagvoorziening. In hoofdstuk 1 van deze handleiding is het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgewerkt.
Op deze pagina
- Uitgesloten stoffen
- Aanverwante stoffen
- Werkvoorraad (voorschrift 3.1.3)
- Aftappen en overtappen
- Wikkelmachines
Uitgesloten stoffen
Gevaarlijke stoffen van de ADR klasse 1, 5.2 (m.u.v. LQ-verpakkingen tot 1.000 kg UN-3103 t/m UN 3110 type C t/m F zonder temperatuurbeheersing 6.2 m.u.v. classificatiecode I3 en I4 (UN 3291 en UN 3373) en 7 mogen niet in de PGS 15 opslagvoorziening worden opgeslagen. Hiervoor gelden strengere eisen (bijvoorbeeld voor vuurwerk). Daarnaast mogen stoffen in hoeveelheden kleiner dan de ondergrens (tabel 2 hoofdstuk 1) , buiten de opslagvoorziening worden opgeslagen. De stoffen moeten wel in samenhang met de werkvoorraad worden beoordeeld.
Aanverwante stoffen en koopmansgoederen
Het is mogelijk om in een opslagvoorziening ook aanverwante stoffen en/of koopmansgoederen op te slaan.
Onder ‘aanverwante stoffen’ wordt verstaan:
Verpakte (grond)stoffen en chemicaliën die niet onder het ADR vallen maar qua product eigenschappen (bijvoorbeeld vlampunt, toxiciteit, chemische samenstelling e.d.) overeenkomen met ADR-geclassificeerde stoffen.
Ook stoffen die volgens andere wet- en regelgeving (Wet milieubeheer, Wet arbeidsomstandigheden, CLP, IMDG, RID, IACO, e.d.) als gevaarlijke stof worden geclassificeerd kunnen als aanverwante stoffen worden gezien.
De totale hoeveelheid van opgeslagen stoffen is daarbij niet meer dan 10.000 kg. Ook mogen geen gevaarlijke stoffen van verpakkingsgroep I hierbij zijn. Als er elektrische componenten zijn, zijn deze spanningsvrij.
De voorschriften van de PGS 15 richtlijn gelden voor alle in de opslagvoorziening opgeslagen stoffen. Aanverwante stoffen en koopmansgoederen worden als gevaarlijke stoffen behandeld. Voorschriften over bijvoorbeeld productopvang en onverenigbare combinaties gelden ook voor deze stoffen.
In de PGS 15 is het voorbeeld opgenomen met een opslag met 8 ton gevaarlijke stoffen en 5 ton aan koopmansgoederen en/of aanverwante stoffen. Deze opslag valt onder hoofdstuk 4 omdat de totale hoeveelheid opgeslagen stoffen namelijk groter is dan 10 ton.
Werkvoorraad (voorschrift 3.1.3)
Een werkvoorraad verpakte gevaarlijke stoffen hoeft niet te worden bewaard in een PGS 15 opslagvoorziening. Werkvoorraad is een rekbaar begrip. De in een bepaalde situatie benodigde werkvoorraad is afhankelijk van de bedrijfsvoering van een individueel bedrijf. PGS 15 geeft in voorschrift 3.1.3 enkele aanwijzingen om te beoordelen of een bepaalde opslag als werkvoorraad kan worden beschouwd.
Het principe van deze bepalingen is dat een werkvoorraad strikt noodzakelijk moet zijn. De werkvoorraad hoeft aan het einde van een werkdag niet terug naar de opslagruimte te worden gebracht. De risico's van transport kunnen groter zijn dan de risico’s van stationaire werkvoorraad.
Uitgangspunt is dat werkzaamheden door de aanwezigheid van een werkvoorraad normaal uitgevoerd kunnen worden. Maar het is niet de bedoeling dat meerdere niet-geopende verpakkingen dagenlang in een werkruimte aanwezig zijn. Dan is er sprake van 'verkapte opslag'. Het is soms lastig te bepalen wat de werkvoorraad is. Het is aan het bedrijf om aannemelijk te maken dat de werkvoorraad noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.
Voor het vaststellen of een bepaalde opslag als werkvoorraad kan worden beschouwd kunnen de volgende vuistregels worden gehanteerd:
- een laskar met gasflessen (maximaal 2 per kar) kan als werkvoorraad worden beschouwd
- een reeks aangebroken verpakkingseenheden met verschillende soorten stoffen die geregeld worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld verfblikken in een schilderwerkplaats, kan als werkvoorraad worden beschouwd
- een oliebar in een garagebedrijf kan als werkvoorraad worden beschouwd
- één eenheid verpakking die frequent wordt gebruikt maar met een inhoud groter dan de hoeveelheid die voor één dag of batch nodig is kan als werkvoorraad worden beschouwd. Het bevoegd gezag moet ermee akkoord gaan dat deze situatie veiliger is dan het regelmatig transporteren van kleinere verpakkingen.
- Het eindproduct gereed voor verzending valt niet onder de definitie werkvoorraad.
Ondanks dat een werkvoorraad niet in een speciale voorziening hoeft te worden opgeslagen, moet de opslag van de werkvoorraad wel zorgvuldig plaatsvinden. Daarbij geldt dat deze zich niet mag bevinden in een rijroute van vorkheftrucks of andere transportmiddelen of in een vluchtroute.
Verder moet de verpakking bestand zijn tegen de opgeslagen gevaarlijke stoffen. Als de werkvoorraad bestaat uit een hoeveelheid van meer dan 50 liter dan moet de verpakking zijn geplaatst boven een vloeistofdichte lekbak of een gelijkwaardige voorziening. Hiervan kan worden afgeweken als (dat deel van) de vloer van de productie-/werkruimte ten minste vloeistofkerend is.
Voor brandbare vloeistoffen ADR-klasse 3 blijft toch een lekbak of gelijkwaardige voorziening vereist. In het licht van beperken van het verdampingsoppervlak in geval van een lekkage is bij een hoeveelheid van meer dan 50 liter gevaarlijke stoffen een lekbak vereist. Afhankelijk van de risico's van de stoffen kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld ventilatie en orde en netheid.
In het vooroverleg over een vergunningaanvraag, in het kader van het toezicht op de naleving van het Activiteitenbesluit of Arbeidsomstandighedenbesluit moet een werkvoorraad eenduidig worden vastgesteld. De soort stoffen, de hoeveelheden en de plaats in het bedrijf zijn belangrijke punten hierbij.
Aftappen en overtappen
PGS 15 bepaalt in voorschrift 3.4.1 dat in een opslagvoorziening de (primaire) verpakking gesloten blijft. Bij monstername of bestrijding van een lekkage of calamiteit mag verpakking wel geopend worden.
In de praktijk komt het voor dat grond- en hulpstoffen in grotere verpakkingseenheden zoals IBC-containers of drums worden ingekocht. De benodigde werkvoorraad kan dan uit deze IBC-container worden afgetapt. Dit kan leiden tot verhoogde risico's ten opzichte van de situatie waar de PGS 15 zich op richt. Dit vraagt een afzonderlijke maatwerkbeoordeling van de maatregelen en voorzieningen die nodig zijn om een veilige situatie te waarborgen.
De voorschriften voor een af- en overtapruimte kunnen voor een deel wel worden ontleend aan de PGS 15. In veel gevallen zullen aanvullende voorschriften nodig zijn. Bijvoorbeeld op het gebied van verhoogd brandgevaar en het omgaan met lekkages en morsen. Het Activiteitenbesluit geeft eveneens de mogelijkheid om voor af- en overtappen maatwerkvoorschriften op te stellen.
Wikkelmachines
Als het voor het logistieke proces nodig is, zijn in een opslagvoorziening wikkelmachines toegestaan. Daarbij gelden de volgende voorwaarden voor de wikkelmachines:
- minimaal 3,5 m afstand tot de opslag van gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen
- periodiek onderhouden, volgens de voorwaarden van de leverancier
- voorzien van een noodstop
- voldoet aan de geldende NEN-normen voor installatie en onderhoud
- buiten bedrijfstijd uitgeschakeld