Instructieregels toelaten industrieterrein met geluidproductieplafond
Het bevoegd gezag beoordeelt het geluid bij toelaten van een industrieterrein met een geluidproductieplafond als omgevingswaarde in het omgevingsplan. De waarden en eisen die gelden bij het vaststellen van een geluidproductieplafond zijn relevant bij de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De gemeente regelt in het omgevingsplan dat het geluid door activiteiten op het industrieterrein niet hoger is dan het geluidproductieplafond.
Toepassingsbereik: situaties waarbij instructieregels gelden
Bij toelaten van een activiteit op een industrieterrein met een geluidproductieplafond als omgevingswaarde (gpp) geldt voor het beoordelen van geluid de algemene taak ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (artikel 4.2 Omgevingswet). Het bevoegd gezag voert deze taak uit bij het vaststellen van een omgevingsplan.
Bij toelaten van een standaardactiviteit op een industrieterrein past het bevoegd gezag daarnaast de regels uit paragraaf 5.1.4.2a.2 Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) toe. De instructieregels voor een standaardactiviteit uit paragraaf 5.1.4.2.2 Bkl gelden dus niet op een industrieterrein (artikel 5.63 lid 1 onder b Bkl).
Bij toelaten van een specifieke activiteit, zoals een windturbine, op een industrieterrein past het bevoegd gezag paragraaf 5.1.4.2.3 Bkl toe. Het geluid door een specifieke activiteit is geen onderdeel van de geluidproductie van het industrieterrein (artikel 5.78c lid 1 Bkl).
De instructieregels over geluid gelden niet voor geluidgevoelige gebouwen die geheel of gedeeltelijk op een industrieterrein liggen (artikel 5.55 lid 2 onder c Bkl en artikel 5.78 lid 1 Bkl).
Samenhang vaststellen van een gpp en evenwichtige toedeling van functies aan locaties
Bij toelaten van een activiteit die in aanzienlijke mate geluidhinder kan veroorzaken stelt het bevoegd gezag een gpp vast voor het industrieterrein.
Bij een nieuw industrieterrein moet het bevoegd gezag een gpp vaststellen. Bij een bestaand industrieterrein met gpp kan toelaten van een activiteit de toegestane geluidproductie niet verhogen zonder tegelijk het gpp te verhogen. Bij vermindering van het geluid kan het bevoegd gezag het gpp verlagen.
De gemeente stelt een nieuw gpp of een verhoging van een gpp vast in het omgevingsplan. De provincie doet dit in een ze zelfstandig besluit vaststelling gpp. Vaststellen van een gpp mag alleen als wordt voldaan aan de waarden en eisen uit de instructieregels uit Afdeling 3.5: 'Geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen’ (artikel 5.78c lid 2 en 5.78d Bkl). Deze waarden en eisen zijn gesteld voor de bescherming van gezondheid (artikel 2.29a Omgevingswet).
Bij toelaten van een industrieterrein met een geluidproductieplafond geldt tegelijkertijd de algemene taak ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (artikel 4.2 lid 1). Bij deze algemene taak is gezondheid één van de belangen (artikel 2.1 lid 4 Omgevingswet). De uitvoering van deze algemene taak (gebiedsgericht) en het voldoen aan de waarden en eisen voor geluid (brongericht) hangt dus met elkaar samen. De manier waarop wordt voldaan aan deze waarden en eisen moet dan ook leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Ook verlaging van een gpp kan met een wijziging van het omgevingsplan. Of, als de provincie bevoegd gezag is, met een zelfstandig besluit vaststelling gpp. Verlaging van het gpp beïnvloedt de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Bij verlaging van een gpp is de taak evenwichtige toedeling van functies aan locaties daarom relevant.
Reguleren geluid door activiteiten op een industrieterrein met gpp in het omgevingsplan
Voor een industrieterrein met gpp neemt het bevoegd gezag direct werkende regels op in het omgevingsplan. Deze regels zorgen ervoor dat de activiteiten op het industrieterrein niet leiden tot meer geluid dan de vastgestelde gpp (artikel 5.78f Bkl).
Om het geluid te beperken met regels kan het bevoegd gezag bijvoorbeeld:
- het geluid door afzonderlijke bedrijven reguleren via een vergunningstelsel in het omgevingsplan
- waarden voorschrijven in het omgevingsplan
- voorzieningen voorschrijven in een maatwerkvoorschrift of algemene regel in omgevingsplan
- het aantal activiteiten of werkingstijden beperken met een maatwerkvoorschrift of in het omgevingsplan.
Regels in het omgevingsplan kunnen gelden voor bepaalde delen van het industrieterrein of specifieke locaties of activiteiten. Er zijn een aantal restricties. De regels in het omgevingsplan mogen:
- niet gelden voor ongevallenbestrijding en stemgeluid (artikel 5.78h Bkl).
- geen waarde bevatten die op 50 meter van de grens van een locatie van een militaire terrein lager is dan 55 dB (standaardwaarde uit tabel 5.56.1 Bkl plus 5 dB).
- geen andere regels dan regels met waarden hebben voor militaire terreinen (5.78g Bkl).
Bij de vaststelling van een geluidproductieplafond voor een industrieterrein waarop defensietaken worden uitgevoerd mogen geen belemmeringen ontstaan voor de uitoefening van die taken (artikel 3.42 Bkl).
Het bevoegd gezag kan in aanvulling op de regels in het omgevingsplan ook zelf maatregelen treffen om te voldoen aan het geluidproductieplafond. Bijvoorbeeld de aanleg van een geluidwal.
Meer informatie
Begrip: Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.
Lees meer op de pagina Inhoud Besluit kwaliteit leefomgeving.
Begrip: Evenwichtige toedeling van functies aan locaties
Evenwichtige toedeling van functies aan locaties betekent dat er een balans bestaat tussen verschillende functies die locaties binnen een gebied kunnen vervullen. Deze regels houden meer in dan alleen het bestemmen in een bestemmingsplan. Denk bij een functie bijvoorbeeld aan een netwerkfunctie (kabels en leidingen) of waterbergende functie (milieu).
Lees meer over evenwichtige toedeling van functies aan locaties.