Internationaal
Nederland heeft afspraken gemaakt met andere landen om klimaatverandering tegen te gaan. De belangrijkste maatregelen zijn gericht op het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen (klimaatmitigatie).
VN-Klimaatakkoord
In 2016 heeft de toenmalige staatssecretaris Dijksma van Infrastructuur en Milieu het VN-Klimaatakkoord van Parijs ondertekend namens de 27 lidstaten van de Europese Unie. Doel van het akkoord is de opwarming van de aarde beperken tot ruim onder 2 graden Celsius ten opzichte van 1990. Met een duidelijk zicht op 1,5 graden Celsius. In Parijs is voor het eerst sinds het klimaatverdrag uit 1992 ook de noodzaak tot aanpassing aan klimaatverandering (klimaatadaptatie) expliciet op de agenda gekomen. Het VN-Klimaatakkoord zelf bevat nog geen afspraken over klimaatadaptatie.
Europese Green Deal
Naar aanleiding van het VN-Klimaatakkoord en daaropvolgende ontwikkelingen heeft de Europese Unie zich uiteindelijk tot doel gesteld om het eerste klimaatneutrale continent ter wereld te worden. Het doel is in eerste instantie om in 2030 netto 55% minder broeikasgassen uit te stoten dan in 1990. Uiterlijk in 2050 moet Europa klimaatneutraal zijn, aldus de Europese Green Deal.
Op de pagina ‘Klimaatbeleid’ van de rijksoverheid staat meer informatie over de internationale afspraken waar Nederland zich aan heeft verbonden.
Nationaal
Ook op nationaal niveau heeft Nederland een klimaatakkoord gesloten en regelgeving vastgesteld om klimaatverandering tegen te gaan.
Klimaatwet
In de Klimaatwet staat het kader voor de ontwikkeling van het Nederlandse klimaatbeleid. Dit beleid is gericht op het terugdringen van broeikasgassen. Het doel daarbij is om in 2030 49% minder broeikasgassen uit te stoten en in 2050 95% minder gerekend ten opzichte van 1990. Het achterliggende doel is de wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (artikel 2, lid 1 Klimaatwet).
Klimaatplan
In artikel 3 Klimaatwet staat dat een Klimaatplan moet worden vastgesteld. In dit plan staan de hoofdzaken van het klimaatbeleid voor een periode van 10 jaar. Het eerste Klimaatplan is vastgesteld in 2019 en gaat over de periode 2021-2030. In het Klimaatplan staan de maatregelen om de doelstellingen uit de Klimaatwet te bereiken. Verder gaat het in op actuele wetenschappelijke inzichten, technologische mogelijkheden, innovatie, internationale ontwikkelingen en de economische gevolgen voor de maatschappij als geheel.
Klimaatakkoord
Het Klimaatakkoord is een verdere uitwerking van de Klimaatwet en het Klimaatplan. Dit akkoord is een overeenkomst tussen een groot aantal organisaties en bedrijven in Nederland. Hier staat in hoe de inhoudelijke maatregelen zullen worden uitgevoerd en door wie. Zie klimaatmitigatie.
Programma’s
De bovengenoemde regelgeving en akkoorden gaan (nog) niet over klimaatadaptatie. Dit onderwerp heeft de rijksoverheid wel opgepakt, met name via het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie en de Nationale Adaptatiestrategie. In deze programma’s wordt samengewerkt met waterschappen, provincies en gemeenten.
Omgevingswet
De Omgevingswet is gericht op het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Klimaatmitigatie en klimaatadaptatie maken daar ook deel van uit. Bij het inzetten van de instrumenten van de Omgevingswet is het belangrijk om deze onderwerpen mee te nemen. Zo kunnen omgevingsvisies, programma’s, omgevingsplannen en waterschapsverordeningen worden ingezet om wateroverlast, droogte en hittestress tegen te gaan. Meer informatie staat op de website van Klimaatadaptatie.nl. Daarnaast zijn de regels omtrent energiebesparing ook opgenomen in de Omgevingswet. Zie hiervoor de thema pagina energiebesparing.
In de omgevingsvisie kan opgenomen worden wat de ambities van het bevoegd gezag zijn (Rijk, provincie, gemeente) met betrekking tot klimaatadaptatie en klimaatmitigatie. Op sommige gevolgen van klimaatverandering kan op lokale schaal goed geanticipeerd worden. Zoals het realiseren van voldoende waterberging voor het opvangen van extreme neerslag. In de omgevingsvisie kan dan opgenomen worden dat het bevoegd gezag dit belangrijk vindt.
In een programma, dat ieder bevoegd gezag tot zijn beschikking heeft, kan dan een uitwerking gegeven worden van de idealen uit de visie. Ook kan het programma gebruikt worden om interbestuurlijk samen te werken en om gezamenlijk te kijken hoe bijvoorbeeld interbestuurlijk waterberging en/of opvang van extreme neerslag aangepakt wordt.
In de provinciale verordening, de waterschapsverordening en het omgevingsplan kunnen dan regels worden opgenomen die burgers binden. Dit kan bijvoorbeeld gaan over het verbod van lozen bij extreme neerslag of het aanwijzen van locaties die geschikt zijn voor waterberging.