Algemene informatie over gedoogplichten
Een gedoogplicht zorgt ervoor dat een initiatiefnemer werkzaamheden op een onroerende zaak kan uitvoeren zonder de toestemming van een eigenaar of rechthebbende. Onteigening is een te zwaar middel als de onroerende zaak nog goed bruikbaar blijft voor de rechthebbende. De Omgevingswet bevat daarom het instrument gedoogplicht.
Soorten gedoogplichten
Door een gedoogplicht moet de rechthebbende activiteiten of een werk toelaten in, op, boven of onder zijn onroerende zaak (grond of gebouw). De initiatiefnemer en zijn gemachtigde (bijvoorbeeld de aannemer die het werk uitvoert) hebben voor de uitvoering van de activiteiten toegang tot de onroerende zaak (artikel 10.1a, Omgevingswet).
De wet maakt verschil tussen:
- gedoogplichten van rechtswege (afdeling 10.2, Omgevingswet)
- bij beschikking op te leggen gedoogplichten voor een werk van algemeen belang (afdeling 10.3, Omgevingswet)
Naast deze 2 hoofdcategorieën bevat de Omgevingswet een afdeling voor 'overige gedoogplichten' (afdeling 10.4, Omgevingswet).
Gedoogplichten van rechtswege
Er zijn veel gedoogplichten die van rechtswege gelden. Voor de toepassing daarvan is dus geen besluit van het bevoegd gezag nodig. Voorbeelden zijn gedoogplichten voor activiteiten zoals onderhoudswerk bij waterstaatswerken, wegen, luchthavens, gesloten stortplaatsen. Maar bijvoorbeeld ook spoorwegen, mijnbouw, zwemwater, natuurgebieden en landinrichting. Voor deze gedoogplichten regelt afdeling 10.2 van de Omgevingswet in welke situaties zij gelden. En welke activiteiten of werken zij omvatten.
Naast de omschrijving van de inhoud van de gedoogplichten, bevat deze afdeling voor enkele gedoogplichten aanvullende regels:
- Bij gedoogplichten voor wegen, waterstaatswerken en waterbeheer moet de beheerder de rechthebbende van de grond minstens 48 uur van tevoren schriftelijk informeren over de uitvoering van activiteiten die onder de gedoogplicht vallen.
- Aangewezen personen mogen voor de inspectie van (onderdelen van) watersystemen plaatsen betreden.
- De minister van Infrastructuur en Waterstaat kan toestemming geven voor het zonder toestemming van de bewoner binnentreden van een woning. Dat kan als deze deel uitmaakt van een waterstaatswerk of daarmee in verbinding staat.
Bij beschikking op te leggen gedoogplichten voor een werk van algemeen belang
Naast de gedoogplichten van rechtswege zijn er de gedoogplichten waarvoor het bevoegd gezag een beschikking moet nemen. Dit is bijvoorbeeld nodig als de initiatiefnemer geen overeenstemming met de eigenaar kan bereiken. Het gaat om gedoogplichten voor activiteiten of de realisatie van werken van algemeen belang. Afdeling 10.3 van de Omgevingswet benoemt een aantal werken van algemeen belang. Daarnaast bevat afdeling 10.3 een bevoegdheid om een gedoogplicht op te leggen voor werken van algemeen belang, die niet tot de in de wet genoemde gevallen behoren.
Meer informatie over bij beschikking op te leggen gedoogplichten voor een werk van algemeen belang is te vinden op de pagina Gedoogplichten bij beschikking en overige gedoogplichten.
Overige gedoogplichten
Afdeling 10.4 van de Omgevingswet is bedoeld voor de 'overige gedoogplichten'. Deze bevat een bevoegdheid tot het bij besluit opleggen van een gedoogplicht voor de aanwezigheid van personen of groepen personen op gronden voor het beheer van populaties van dieren en planten. Het gaat hier niet om een gedoogplicht voor een werk van algemeen belang. Het gaat hier om een gedoogplicht voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden. Daarom is deze gedoogplicht geregeld in een aparte paragraaf en kent deze zijn eigen regeling.
Meer informatie over de overige gedoogplichten is te vinden op de pagina Gedoogplichten bij beschikking en overige gedoogplichten.
Handhaven gedoogplichten
De overtreding van een groot aantal van de gedoogplichten uit de Omgevingswet is strafbaar. Dit staat in de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijke handhaving van deze gedoogplichten is dus mogelijk.
Ook kunnen deze gedoogplichten met hulp van de politie worden afgedwongen. Bijvoorbeeld als de initiatiefnemer of zijn gemachtigde (bijvoorbeeld de aannemer) bij de uitvoering van de activiteiten geen toegang krijgen tot de onroerende zaak. Of als de uitvoering van de te gedogen activiteiten wordt verhinderd.
Daarnaast kent de Omgevingswet voor een aantal gedoogplichten mogelijkheden om bestuursrechtelijk op te treden tegen handelen in strijd met een gedoogplicht. Artikel 18.2, lid 4, Omgevingswet maakt dit mogelijk. Artikel 13.2 van de Omgevingsbesluit bepaalt in welke gevallen bestuursrechtelijke handhaving mogelijk is. Dat artikel bepaalt ook wie bevoegd gezag is voor de bestuursrechtelijke handhaving van gedoogplichten.
Meer informatie over het handhaven van gedoogplichten vindt u op de pagina Handhaven van gedoogplichten.
Vindplaatsen gedoogplichten in de Omgevingswet
De meeste regels over gedoogplichten zijn te vinden in de afdelingen 10.1, 10.2, 10.3 en 10.4 van de Omgevingswet. Dit zijn de regels over de inhoud van gedoogplichten en de criteria voor het opleggen van een gedoogplicht.
Verder bevat de Omgevingswet regels over:
- de procedure van gedoogplichten (paragraaf 16.3.7)
- schade door gedoogplichten (afdeling 15.2)
- de gebruiksvergoeding (artikel 13.3e van de Omgevingswet en (door toevoeging via de Aanvullingsregeling grondeigendom Omgevingswet) afdeling 4.2 van de Omgevingsregeling)
- de bestuursrechtelijke handhaving van gedoogplichten (artikel 18.2, Omgevingswet en artikel 13.2 van het Omgevingsbesluit)
- het overgangsrecht voor gedoogplichten (afdeling 4.1, artikel 4.16 en de artikelen 4.26 en 4.27 van de Invoeringswet Omgevingswet)
Meer informatie
Meer informatie over gedoogplichten is te vinden op de overzichtspagina Gedoogplichten.