Overgangsrecht gedoogplichten Belemmeringenwet Privaatrecht
De Invoeringswet Omgevingswet bevat een aparte overgangsregeling voor bijzondere gedoogplichtbeschikkingen en gedoogplichten die zijn gebaseerd op de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Aparte overgangsregeling
Er is een aparte overgangsregeling voor de bijzondere gedoogplichtbeschikkingen en gedoogplichten die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet rechtstreeks gebaseerd werden op de Belemmeringenwet Privaatrecht. Deze is te vinden in de artikelen 4.26 en 4.27 van de Invoeringswet Omgevingswet.
De Belemmeringenwet Privaatrecht kent 2 besluiten: de erkenning van het openbaar belang en de gedoogplichtbeschikking. Onder de Omgevingswet wordt dit 1 besluit.
Erkenning openbaar belang
Het overgangsrecht regelt dat een onherroepelijk besluit tot erkenning van het openbaar belang blijft gelden. Ook als het bevoegde bestuursorgaan nog geen gedoogplichtbeschikking heeft afgegeven. Die erkenning kan dan grondslag zijn voor een gedoogplichtbeschikking op grond van artikel 10.21, lid 1, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.26, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Gelijkstelling gedoogplichten
Een opgelegde onherroepelijke gedoogplicht voor aanleg of instandhouding van openbare werken (artikel 2, lid 5 in samenhang met artikel 1 Belemmeringenwet privaatrecht), geldt als gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van een werk van algemeen belang als bedoeld in artikel 10.21 van de Omgevingswet. Dit volgt uit artikel 4.16, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Een onherroepelijk bevel tot verplaatsing (artikel 5, lid 1 Belemmeringenwet Privaatrecht), geldt als een besluit tot wijziging van de gedoogplichtbeschikking als bedoeld in artikel 10.23, lid 1, van de Omgevingswet. Dit volgt uit artikel 4.26, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Een onherroepelijke gedoogplichtbeschikking voor het rooien, snoeien of inkorten van bomen of beplantingen (artikel 10, lid 2, Belemmeringenwet Privaatrecht), geldt als een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.24 van de Omgevingswet. Dit volgt uit artikel 4.26, lid 3, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Een onherroepelijke gedoogplicht voor het gedogen van gravingen, opmetingen of het stellen van tekens voor het maken van een plan van een werk van algemeen belang (artikel 11 Belemmeringenwet Privaatrecht), geldt als een gedoogplichtbeschikking als bedoeld in artikel 10.20 van de Omgevingswet. Dit volgt uit artikel 4.26, lid 4, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Wat onherroepelijk betekent
Een besluit is onherroepelijk als:
- er geen bezwaar of beroep mogelijk is;
- als iemand beroep tegen een besluit heeft ingesteld, de rechter vervolgens uitspraak heeft gedaan en er geen hoger beroep meer mogelijk is.
Lopende procedures
Is vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet kennis gegeven van de terinzagelegging in overeenstemming met artikel 2, lid 2 Belemmeringenwet Privaatrecht? Dan blijft het oude recht van toepassing op de procedure om een gedoogplicht op te leggen als bedoeld in artikel 1, 2, lid 5, of artikel 3, lid 2, Belemmeringenwet Privaatrecht. Artikel 4.27 van de Invoeringswet Omgevingswet regelt dit.
Meer informatie
Meer informatie over gedoogplichten is te vinden op de overzichtspagina Gedoogplichten. Daar staan ook verwijzingen naar andere pagina's over overgangsrecht rond gedoogplichten.