Evenwichtige toedeling van functies aan locaties is meer dan 'goede ruimtelijke ordening'
Het zorgen voor een 'evenwichtige toedeling van functies aan locaties' is een abstract geformuleerde en beleidsvrije taak. Het vormt een voortzetting van het criterium van een 'goede ruimtelijke ordening' uit de Wet ruimtelijke ordening, maar dan in de bredere strekking van de fysieke leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Zie voor meer informatie de Memorie van Toelichting bij de Invoeringswet Omgevingswet, paragraaf 2.2.1.1 (Kst. 34986, nr.3 (verwijst naar een andere website)).
Evenwichtige toedeling van functies aan locaties
De gemeente bereikt een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het omgevingsplan door regels te stellen over activiteiten op locaties en deze onderling evenwichtig af te wegen. Evenwichtig afwegen van activiteiten betekent een locatiegerichte benadering waarbij de gemeente de schaarse ruimte binnen de fysieke leefomgeving op een zo goed mogelijke wijze verdeeld, inricht en benut. Alle regels in het omgevingsplan samen zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
ETFAL ook bij een projectbesluit en buitenplanse omgevingsactiviteit
De taak om te zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties ligt primair bij de gemeente bij het opstellen en beheren van het omgevingsplan. Maar ook bij het vaststellen van een projectbesluit door provincie, waterschap of Rijk, dat strekt tot wijziging van het omgevingsplan, moet het bevoegd gezag invulling geven aan deze taak. Dit volgt uit de instructieregels over het projectbesluit in artikel 9.1, Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Hierin wordt verwezen naar de instructieregels over het omgevingsplan die zijn gesteld met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Daarnaast geldt deze plicht ook bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De beoordelingsregel van artikel 8.0a, lid 2, Bkl bepaalt dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Verder verwijzen ook de beoordelingsregels in paragraaf 8.1.1.2, Bkl naar de instructieregels over het omgevingsplan die zijn gesteld met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Ook regels buiten het omgevingsplan dragen bij aan evenwicht
Aan de opdracht dat het omgevingsplan de regels bevat die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, kan niet de verplichting worden ontleend dat alle regels over de fysieke leefomgeving die bijdragen aan dat evenwicht in het omgevingsplan moeten worden opgenomen. Artikel 4.1, Omgevingswet houdt dus geen afbakening in van onderwerpen die al dan niet in het omgevingsplan moeten worden geregeld.
Naast het omgevingsplan dragen ook regels van het Rijk, provincies en waterschappen bij aan een evenwichtige regulering van activiteiten waarmee rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van het omgevingsplan. Dat geldt ook voor de regels die de gemeente heeft gesteld in andere verordeningen. Het is niet nodig - en in sommige gevallen ook niet mogelijk - om regels te stellen in het omgevingsplan die elders al zijn gesteld en in dat kader bijdragen aan het tot stand te brengen evenwicht.
Zie ook Regels verplicht of juist niet in het omgevingsplan