Overgangsfase omgevingsplan tot eind 2031
Gemeenten krijgen tot 1 januari 2032 de tijd om het tijdelijk deel van het omgevingsplan en andere regels over de fysieke leefomgeving om te zetten naar een nieuw omgevingsplan.
Tijdelijk deel en nieuw deel omgevingsplan
Als de Omgevingswet in werking treedt, heeft iedere gemeente direct een omgevingsplan van rechtswege. Het tijdelijk deel van het omgevingsplan bestaat uit:
- (ruimtelijke) regels uit verschillende vervallen instrumenten
- vervallen rijksregels over activiteiten
Het nieuwe deel van het omgevingsplan is eerst nog leeg. De regels in het nieuwe deel komen deels tot stand door bestaande regels uit het tijdelijk deel om te zetten naar het nieuwe deel. Daarnaast neemt de gemeente in het nieuwe deel nieuwe regels op voor ruimtelijke ontwikkelingen en beleid. Het wijzigen/vaststellen van een omgevingsplan kan ook thematisch gebeuren.
Lees meer op:
Overgangsfase tot einde 2031
Tijdens de overgangsfase tot eind 2031 krijgen gemeenten de tijd om het tijdelijk deel van het omgevingsplan om te vormen tot 1 omgevingsplan voor de hele gemeente. Hierin verwerkt de gemeente ook de regels in gemeentelijke verordeningen die over de fysieke leefomgeving gaan.
De verplaatste regels moeten voldoen aan de eisen van de Omgevingswet. Het omgevingsplan moet voldoen aan de eisen van de Omgevingswet en is digitaal beschikbaar via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).
Het omzetten van regels van het tijdelijk deel naar het nieuwe deel van het omgevingsplan moet eind 2031 klaar zijn. Een Koninklijk Besluit zal de einddatum van 1 januari 2032 nog vastleggen (artikel 22.5 van de Omgevingswet). De regels in het tijdelijk deel van het omgevingsplan vervallen niet vanzelf, ook niet na die einddatum.
Ook de integratie van regels over de fysieke leefomgeving uit andere gemeentelijke verordeningen moet dan klaar zijn. Vanaf de einddatum vervallen deze regels in de verordeningen van rechtswege.
Omzetten van ruimtelijke regels uit tijdelijk deel van het omgevingsplan
Het omzetten van ruimtelijke regels van het tijdelijk deel naar het nieuwe deel van het omgevingsplan kan per locatie. Een gemeente bepaalt zelf hoe groot zo'n locatie is. Ze hoeft dus niet in 1 keer voor het hele grondgebied de regels om te zetten. Als een ruimtelijke regel voor een locatie vervalt in het tijdelijk deel van het omgevingsplan, moeten alle ruimtelijke regels voor die locatie vervallen (artikel 22.6, lid 1, van de Omgevingswet). Het is dus niet mogelijk om voor een locatie een ruimtelijke regel te schrappen en tegelijkertijd een andere ruimtelijke regel voor diezelfde locatie te behouden.
Omzetten bruidsschatregels uit het tijdelijk deel van het omgevingsplan
Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet kunnen gemeenten bruidsschatregels omzetten naar het nieuwe deel van het omgevingsplan. Gemeenten bepalen zelf of ze de regels van de bruidsschat ongewijzigd omzetten, ze aanpassen of laten vervallen. Het gaat namelijk om regelgeving die niet meer van het Rijk is.
Enkele voorbeelden van redenen voor een gemeente om de regels uit de bruidsschat kritisch te bekijken:
- regels aanpassen aan de situatie in de gemeente
Denk aan een uitgaansgebied in een stadscentrum waarin handhavers niet makkelijk kunnen werken met de standaardgeluidvoorschriften uit de bruidsschat. - regels versimpelen
Denk aan een bedrijventerrein waarbij de gemeente een uitgebreide set geluidvoorschriften uit de bruidsschat vervangt door een voorschrift om inpandig te laden en lossen. - regels schrappen over activiteiten die niet in de gemeente voorkomen
Door specifieke zorgplichten in de bruidsschat is er altijd een vangnet voor gevallen waarin zo'n regel toch nodig blijkt te zijn. - maatwerkvoorschriften opstellen voor bijzondere situaties
Denk aan een bedrijf dat niet op korte termijn kan voldoen aan de regels van de bruidsschat en waarvoor de gemeente maatwerkvoorschriften opstelt. - regels aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen
Denk aan technische ontwikkelingen of de toestand van het milieu.
De bruidsschatregels mogen gedeeltelijk vervallen of wijzigen voor een locatie. De gemeente kan er daarom voor kiezen om de bruidsschatregels per thema te verwerken voor het hele grondgebied. Een bruidsschatregel kan voor een locatie vervallen door het werkingsgebied van de bruidsschatregel te verkleinen. Het verkleinen van het werkingsgebied kan ervoor zorgen dat een bepaalde bruidsschatregel bijvoorbeeld alleen in een beschermd stadsgezicht geldt.
'Het werkingsgebied wijzigen' heet ook wel 'het wijzigen van de noemer'. Dit is een formele wijziging van het omgevingsplan. Er gelden eisen aan een wijziging van het omgevingsplan, zoals voldoen aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Wijzigt alleen de noemer? Dan hoeft de bruidsschatregel waarvan het werkingsgebied verkleint, niet te voldoen aan de eisen voor het wijzigen van het omgevingsplan. Dat betekent onder meer: bij alleen het verkleinen van het werkingsgebied van de bruidsschatregel, wordt de eis van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties niet gesteld.
Voorbeeld verkleinen werkingsgebied bruidsschat
In artikel 22.296 van de bruidsschat staan regels over het slopen van een bouwwerk in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht. Deze regels gelden voor het hele ambtsgebied. De gemeente wil deze bruidsschatregels alleen laten gelden in gebieden die zijn gespecificeerd als beschermd stads- of dorpsgezicht. In alle andere gebieden wil de gemeente deze bruidsschatregels laten vervallen.
De wijziging van het omgevingsplan die in procedure wordt gebracht omvat in ieder geval:
- de locaties waar de bruidsschatregels nog wel gelden
- het intrekken van de bruidsschatregels voor alle locaties waar de regels niet meer gelden
Deze wijziging van de noemer heeft niet tot gevolg dat de bruidsschatregels met het verkleinde werkingsgebied moeten voldoen aan de gestelde eisen van een wijziging van het omgevingsplan. Het geografisch informatieobject (GIO) van de bruidsschat wordt in dit voorbeeld aangepast.
Omzetten regels over fysieke leefomgeving uit gemeentelijke verordeningen
De meeste gemeentelijke verordeningen met regels over de fysieke leefomgeving komen niet in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Het gaat bijvoorbeeld om de ligplaatsenverordening, kapverordening of de algemene plaatselijke verordening. Het Omgevingsbesluit (artikel 2.1) bepaalt welke regels van de bestaande gemeentelijke verordening naar het omgevingsplan moeten. Dat zijn regels die dus niet in de verordening mogen achterblijven. Deze bepaling in het Omgevingsbesluit is alleen relevant als de gemeente de regel wil voortzetten.
Gemeenten hebben tot eind 2031 de tijd om deze verordeningen om te zetten naar het omgevingsplan. Tot dat moment is het toegestaan om deze verordeningen te wijzigen, zonder de wijziging in het nieuwe deel van het omgevingsplan te zetten.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een handreiking gemaakt die gemeenten helpt bij het beslissen welke onderdelen uit hun verordeningen wel en niet worden opgenomen in het omgevingsplan. Zie de pagina Handreiking verordeningen en het omgevingsplan op de VNG-website.
Zie ook onze pagina over regels in het omgevingsplan en de gevolgen voor gemeentelijke verordeningen. Hier bespreken wij wat voor voorschriften in het omgevingsplan moeten of mogen en wat de gevolgen zijn voor een aantal gemeentelijke verordeningen.
Nieuwe regels omgevingsplan moeten voldoen aan de Omgevingswet
Het opnemen van regels in het nieuwe deel van het omgevingsplan gebeurt met een wijzigingsbesluit van de gemeente. De regels in zo'n besluit moeten voldoen aan de eisen van de Omgevingswet.
Ook bij het omzetten van de bruidsschatregels geldt deze verplichting. Omdat de bruidsschatregels een voortzetting zijn van bestaande regels, voldoen deze niet allemaal aan de eisen van de Omgevingswet.
Meer informatie over de relatie tussen de bruidsschatregels en de instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (xlsx, 58 kB).
Nieuwe regels omgevingsplan niet in strijd met het tijdelijk deel
De gemeente moet erop letten dat de regels in het nieuwe deel van het omgevingsplan niet in strijd zijn met de regels van het tijdelijk deel. Dit is vooral van belang bij het omzetten van ruimtelijke regels naar het nieuwe deel. Een regel in het nieuwe deel van het omgevingsplan kan namelijk strijdig zijn met een ruimtelijke regel in het tijdelijk deel. Om dat te voorkomen, kan een gemeente (alle) ruimtelijke regels voor een locatie in het tijdelijk deel intrekken.
Om strijdigheid te voorkomen, kan een gemeente ook een voorrangsbepaling opnemen in het nieuwe deel van het omgevingsplan. Die luidt dan bijvoorbeeld: 'in afwijking van het bepaalde in [bepaling in het tijdelijk deel] geldt voor de locatie X [afwijkende bepaling]'. Daarmee vervallen de oude ruimtelijke regels niet, maar gaan de regels in het nieuwe deel voor op de ruimtelijke regel in het tijdelijk deel.
Overgangstermijn heringedeelde gemeenten ook tot eind 2031
Om te voorkomen dat voor heringedeelde gemeenten een andere overgangstermijn geldt, is de vervaltermijn van 2 jaar uit de Wet algemene regels herindeling (Wet Arhi) dan niet van toepassing. Artikel 22.4 van de Omgevingswet regelt dat de artikelen 28 en 34, lid 1 Wet Arhi tijdens de overgangstermijn van het omgevingsplan niet gelden. Daardoor geldt ook de verplichting uit de gewijzigde Wet Arhi niet dat heringedeelde gemeenten binnen 5 jaar 1 omgevingsplan en omgevingsvisie vaststellen. Artikel 2.31 van de Invoeringswet Omgevingswet wijzigt namelijk artikel 34, lid 1 Wet Arhi. Deze wijziging bestaat onder andere uit de toevoeging dat de raad binnen 5 jaar na de herindeling 1 omgevingsplan en 1 omgevingsvisie vaststelt. Tijdens de overgangstermijn geldt deze termijn dus niet.
Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden opgenomen in het nieuwe deel van het omgevingsplan. De ruimtelijke regels moeten voldoen aan de eisen van de Omgevingswet.