Mogelijke en verplichte onderdelen omgevingsverordening
Er zijn onderwerpen die de provincie moet regelen in de omgevingsverordening. En er zijn in de wet en algemene maatregelen van bestuur een aantal onderwerpen genoemd die de provincie kan regelen.
Wat moet in de omgevingsverordening
In hoofdstuk 7 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) staan instructieregels over de onderwerpen die in de omgevingsverordening moeten worden opgenomen. Het gaat dan om:
- bescherming van werelderfgoed en cultureel erfgoed
- bescherming van kernkwaliteiten en collectieve waarden van het kustfundament
- bescherming van het natuurnetwerk Nederland, inclusief Natura 2000
- stiltegebieden
- grondwaterbeschermingsgebieden
- beperkingengebieden lokaal spoor
- omgevingswaarden voor de veiligheid van regionale waterkeringen en de gemiddelde kans op overstroming van bij verordening aangewezen gebieden
- aanwijzing provinciale wegen en lokale spoorwegen, in verband met geluidproductieplafonds (GPP)
Wat kan in de omgevingsverordening
Artikel 5.19 van de Omgevingswet bevat de mogelijkheid om in de omgevingsverordening regels te stellen over het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit (beoordelingsregels). Dit mag niet als het gaat om een als vergunningplichtig aangewezen geval waarbij de beoordelingsregels alleen de beoordeling of er sprake is van aanzienlijke milieueffecten inhouden.
In het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal) en in het Bkl wordt een aantal onderwerpen uitdrukkelijk genoemd die de provincie bij omgevingsverordening kan regelen. Het gaat bijvoorbeeld om de volgende onderwerpen:
- het aanpassen van de aanwijzing van omgevingsvergunningplichtige gevallen (artikel 2.16, 16.5 en 16.9 Bal)
- aanvullende vergunningplichten over milieubelastende activiteiten (artikel 2.15 Bal)
- het opnemen van maatwerkregels waar dat op grond van het Bal is toegestaan
- het opnemen van regels over ammoniak bij verzuringsgevoelige gebieden
- het opnemen van strengere of aanvullende omgevingswaarden met betrekking tot luchtkwaliteit of waterkwaliteit dan in het Bkl
- het opnemen van instructieregels aan gemeenten of waterschappen over het voldoen aan die omgevingswaarden
Wat mag in de omgevingsverordening
Er zijn ook onderwerpen waarvoor de wetgever niet vooraf heeft bepaald welke overheid welke bevoegdheden daarvoor mag inzetten. Daarvoor bevat artikel 2.3 van de Omgevingswet een regeling. Die regeling is gebaseerd op het zogenoemde subsidiariteitsbeginsel.
Uitgangspunt is dat de uitoefening van de taken en bevoegdheden op grond van de Omgevingswet bij de bestuursorganen van de gemeenten ligt, tenzij daarover andere regels zijn gesteld (artikel 2.3, lid 1 Omgevingswet). De Omgevingswet kent daarom dus taken en bevoegdheden aan gemeenten toe maar ook aan het Rijk en de provincies (en waterschappen als functioneel bestuur).
Is voor een onderwerp over de fysieke leefomgeving niet in de wet of AMvB's geregeld dat de provincie hierover regels in de verordening kan opnemen? Dan mag dat alleen alleen als dat nodig is:
- met het oog op een provinciaal belang en dat belang niet op een doelmatige en doeltreffende wijze door het gemeentebestuur kan worden behartigd, of
- voor een doelmatige en doeltreffende uitoefening van de taken en bevoegdheden op grond van deze wet of de uitvoering van een internationaalrechtelijke verplichting
Dit staat in artikel 2.3, lid 2 Omgevingswet. Dit houdt een motiveringsplicht in. De provincie moet bij het stellen van de regel in de omgevingsverordening motiveren:
- waarom het onderwerp een provinciaal belang is en waarom het meer doelmatig en meer doeltreffend is om dit in de provinciale verordening te regelen
- waarom het niet doelmatig en doeltreffend is om het onderwerp op gemeentelijk (of waterschaps)niveau te behartigen en waarom dit op provinciaal niveau wel zo is, of
- welke internationale verplichting tot regeling dwingt
Het provinciebestuur moet dus motiveren waarom zij het onderwerp in de omgevingsverordening regelt en niet overlaat aan de gemeenten.
Het gaat bijvoorbeeld om regels over:
- zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit
- agrarische ontwikkelingen
- stedelijke ontwikkelingen
- leegstand
- beperkingengebieden bij provinciale wegen
- het (verbod op) ontgassen van binnenvaartschepen
- gaswinning
- windenergie
Wat mag niet in de omgevingsverordening
In het tweede lid van artikel 2.3 van het Omgevingsbesluit staat dat er in de omgevingsverordening geen regels worden opgenomen over het vaststellen van provinciale belastingen en het strafbaar stellen van overtredingen van provinciale verordeningen.
Regels voor verschillende doelgroepen
De omgevingsverordening bevat regels die zich richten tot drie doelgroepen:
- burgers en bedrijven:
- algemene regels (artikel 4.1 en 4.2 Omgevingswet),
- meldingsplichten en vergunningen (artikel 5.4 juncto 5.19 Omgevingswet)
- gemeenten en waterschappen:
- instructieregels over de uitoefening van hun taken en bevoegdheden (artikel 2.16 en 2.17 Omgevingswet) en
- beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen (artikel 5.19 Omgevingswet)
- Gedeputeerde Staten:
- regels over omgevingswaarden
- beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen
- het toepassen van flexibiliteit of
- instructieregels over het opstellen van programma’s en projectbesluiten
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.