Eindonderzoek bodem (eindsituatieonderzoek)
Na het beëindigen van een milieubelastende activiteit laat de ondernemer een eindonderzoek naar de bodemkwaliteit uitvoeren. Dit gebeurt volgens paragraaf 5.2.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Er zijn regels over wie het onderzoek mag uitvoeren, waar het onderzoek aan moet voldoen en wanneer de bodem hersteld moet worden.
Situaties waarin het eindonderzoek bodem van toepassing is
Paragraaf 5.2.1 van het Bal spreekt over Eindonderzoek bodem. In de volksmond wordt vaak gesproken over een eindsituatieonderzoek.
De paragraaf Eindonderzoek bodem geldt alleen als dat bij milieubelastende activiteiten in de hoofdstukken 3 of 4 van het Bal staat. Wordt bij het beëindigen van een milieubelastende activiteit niet naar paragraaf 5.2.1 verwezen? Dan is er geen eindonderzoek verplicht.
Locatie gebruik bodembedreigende stoffen
De ondernemer moet voor de start van de activiteit een plattegrond doorgeven aan het bevoegd gezag. Hierop moet de locatie van de bodembedreigende activiteiten en stoffen staan. Na de activiteit is zo bekend waar de bodembedreigende stoffen op de locatie zijn gebruikt, opgeslagen, geproduceerd of uitgestoten. Die plattegrond gaat minimaal 4 weken voor het begin van de activiteit naar het bevoegd gezag.
Wijzigt de locatie? Dan moet de ondernemer binnen 4 weken na de wijziging een plattegrond met de gewijzigde locatie doorgeven.
Voor vergunningplichtige IPPC-installaties geldt een uitzondering. Want de plattegrond komt al via de aanvraagvereisten voor de vergunning bij het bevoegd gezag.
Inhoud van het onderzoek
Uit het eindonderzoek bodem blijkt of de bodembedreigende stoffen terug te vinden zijn op de locatie waar de activiteit heeft plaatsgevonden. Het gaat dan om stoffen die zijn gebruikt, opgeslagen, geproduceerd of uitgestoten in de bodem.
Een vloeistofdichte bodemvoorziening wordt tijdens het bodemonderzoek niet doorboord of aangetast.
Eisen waar het eindonderzoek bodem aan moet voldoen
Het eindonderzoek bodem moet voldoen aan NEN 5725 en NEN 5740. Het veldwerk gebeurt door een bedrijf met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 2000 of AS SIKB 2000.
De analyses gebeuren in een laboratorium met een erkenning voor AS SIKB 3000, voor zover dat voor de relevante stoffen mogelijk is.
Binnen 6 maanden na de activiteit gaat een rapport naar het bevoegd gezag. Is de bodem als gevolg van de activiteit verontreinigd of aangetast? Dan moet een ondernemer uiterlijk 6 maanden na het toezenden van het rapport de bodemkwaliteit hersteld hebben naar de oorspronkelijke situatie.
Herstelplicht van de bodem
Wie vervuilt, moet dit opruimen. Blijkt uit de vergelijking tussen onderstaande herstelopties en de eindsituatie dat de bodem verontreinigd of aangetast is? Dan moet de ondernemer de bodemkwaliteit herstellen.
Voor het herstellen van de bodemkwaliteit zijn er 3 opties. Deze opties geven geen verplichte- of voorkeursvolgorde aan. De keuze is aan degene die de activiteit verricht. De bodemkwaliteit wordt hersteld tot:
- de waarden van een bodemrapport volgens NEN 5740 waarin de bodem- en grondwaterkwaliteit voor aanvang van de activiteit staan (nulonderzoek).
- de bodemkwaliteit van de locatie waarop de activiteit is verricht op een bodemkwaliteitskaart. Dit is een geldende bodemkwaliteitskaart, als bedoeld in artikel 25c, derde lid, van het Besluit bodemkwaliteit.
- de kwaliteitsklasse landbouw/natuur, bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit. Ligt de bodemkwaliteit voor de activiteit niet vast of is er geen geldende bodemkwaliteitskaart? Dan moet herstel plaatsvinden tot de kwaliteitsklasse landbouw/natuur, bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit. Voor de grondwaternormen is dat tot de streefwaarde volgens bijlage 1 van de circulaire bodemsanering.
Bij punt 1 geldt: bij toetsing van de resultaten van het eindonderzoek bodem aan de bodemkwaliteitskaart verdient het aanbeveling om bij het bevoegd gezag te informeren welke P-waarde uit de dataset van de bodemkwaliteitskaart hiervoor geldt.
Eisen herstelbedrijf
Het herstel gebeurt door een bedrijf met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 7000
Opmerking nulsituatieonderzoek
Het uitvoeren van een nulsituatieonderzoek voor de aanvang van milieubelastende activiteiten onder het Bal is niet verplicht. Het nulsituatieonderzoek is namelijk geen milieubeschermende maatregel. De initiatiefnemer kan op vrijwillige basis wel een nulsituatieonderzoek uitvoeren.
Bij het beëindigen van de activiteit is het mogelijk het nulsituatieonderzoek te vergelijken met het eindsituatieonderzoek. Zo kan men vaststellen of de bodem is verontreinigd of aangetast.
Er is nog voordeel om het nulsituatieonderzoek vrijwillig uit te voeren. Bij de start van de activiteit is duidelijk of er verontreinigingen aanwezig zijn. Is dit het geval? Dan is later aantoonbaar dat de verontreiniging niet komt door de nieuwe activiteit.
Er geldt een uitzondering voor IPPC-installaties. Voor activiteiten waarvoor de Europese Richtlijn industriële emissies (Rie) het milieubeschermingsbeginsel van 'Integrated Pollution Prevention and Control' (IPPC) geldt, blijft volgens de Rie artikel 22 het nulsituatieonderzoek wel verplicht. Het bevoegd gezag moet deze opnemen in de omgevingsvergunning.
Begrip: Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.
Lees meer op Inhoud Besluit activiteiten leefomgeving.
Begrip: IPPC-installatie
IPPC-installaties zijn de grotere industriële bedrijven die vallen onder de Richtlijn industriële emissies (2010/75/EU). Deze richtlijn geldt voor alle lidstaten van de Europese Unie.
IPPC staat voor integrated pollution prevention and control, ofwel geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging.
Lees meer over IPPC-installaties.