Continue meting voor grote stookinstallaties en afval(mee)verbrandingsinstallaties
Voor grote stookinstallaties gelden de voorschriften van paragraaf 4.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Voor afval(mee)verbrandingsinstallaties gelden die van paragraaf 4.4 van het Bal. Bij een continue meting wordt de concentratie van een specifieke component in het rookgas op elk moment vastgelegd. Van continue meetsystemen moet de kwaliteit gewaarborgd worden met kalibraties, controles en parallelmetingen.
Het is belangrijk te controleren welke meetverplichtingen gelden voor uw grote stookinstallatie of afval(mee)verbrandingsinstallatie.
Let op: Deze informatie geldt voor grote stookinstallaties en afval(mee)verbrandingsinstallaties. Wanneer in dit artikel meerdere verwijzingen naar het Bal staan, is eerst het artikelnummer voor grote stookinstallaties gegeven en daarna het artikelnummer voor afval(mee)verbrandingsinstallaties.
Automatische meetsystemen (AMS)
Bedrijven moeten voor installaties en componenten waar een continu meetverplichting geldt, op elk moment concentraties in het rookgas meten. Een continue meting wordt uitgevoerd met een automatisch meetsysteem (AMS). Er zijn twee soorten AMS:
- continue emissiemonitormeetsystemen (CEMS)
- voorspellende emissiemonitormeetsystemen (PEMS)
Continue emissiemonitormeetsystemen (CEMS)
Continue emissiemonitormeetsystemen (CEMS) leggen continu de concentratie in het rookgas vast met behulp van eigenschappen van de te meten component. Naast de component moeten ook het zuurstofgehalte, de temperatuur, de druk en het waterdampgehalte continu worden gemeten (artikel 4.42 van het Bal, artikel 4.80 van het Bal). Daarnaast dient bij afval(mee)verbrandingsinstallaties ook het debiet van het afgas gemeten te worden. Deze eigenschappen worden gebruikt om de gemeten concentratie te herleiden naar normaalomstandigheden en een referentie zuurstofgehalte.
Voorspellende emissiemonitormeetsystemen (PEMS)
Voor grote stookinstallaties mag het bedrijf de uitstoot van de componenten koolmonoxide (CO), zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en totaal stof ook berekenen. Dit kan het doen door voorspellende emissiemonitormeetsystemen (PEMS). PEMS meet continu de procesparameters van een emissiemodel om op grond daarvan continu de emissieconcentratie te voorspellen.
Het bedrijf kan PEMS gebruiken als alternatief of back-up voor een CEMS. Voor het gebruik van PEMS gelden twee belangrijke voorwaarden:
- met het meten van de procesparameters is de emissie ondubbelzinnig vast te stellen
- het meetsysteem voldoet aan de kwaliteitscriteria en –borging die voor CEMS gelden
Voor het opstellen van een PEMS is NTA 7379 van toepassing (artikel 4.53 van het Bal).
Kwaliteitsborging geautomatiseerde meetsystemen
Het bepalen van de kwaliteit van de continue meting is een belangrijke voorwaarde voor het bepalen van de betrouwbaarheid van de meting. De methode die gebruikt wordt voor de kwaliteitscontrole is vastgelegd in NEN-EN 14181 en (specifiek voor stof) in NEN-EN 13284-2. De NEN-EN 14181 onderscheidt vier stappen in de kwaliteitsborging van automatische meetsystemen:
- Qal 1: de kwaliteitsborging bij installatie van het systeem
- Qal 2: de vijfjaarlijkse kalibratie van het systeem met een parallelmeting
- Qal 3: de regelmatige controle van het systeem door de gebruiker
- AST: de jaarlijkse controle/kalibratie met een parallelmeting
Parallelmetingen uitvoeren
Meetinstantie en uitvoering
Qal 2 en AST beschrijven parallelmetingen. Een geaccrediteerde meetinstantie voert parallelmetingen aan grote stookinstallaties uit. Op de website van de Raad voor Accreditatie staat welke meetinstanties geaccrediteerd zijn.
De meetinstantie voert metingen uit in situaties die representatief zijn voor de bedrijfsvoering. Parallelmetingen onder Qal 2 omvatten minimaal 15 metingen verdeeld over 3 dagen (NEN-EN 14181).
Parallelmetingen onder AST (NEN-EN 17025) omvatten minimaal 5 metingen op 1 dag. De metingen duren ten minste een half uur.
De monstername en analyse gebeuren volgens de standaard referentiemethode.
Representatieve meting en analyse
Het is belangrijk dat uitgevoerde metingen representatief zijn. Dit betekent dat de bedrijfsvoering tijdens de meting, de monstername en de analyse overeen moet komen met de werkelijke situatie. Daarom schrijven de NEN-normen gestandaardiseerde meetmethodieken voor.
Opstellen meetplan
Continue metingen moeten gebeuren volgens de Europese norm NEN-EN 15259. De norm geeft aan dat de toegepaste meetnormen, de monstername en de bedrijfscondities tijdens metingen in een vooraf opgesteld meetplan zijn vastgelegd.
Het is belangrijk dat het meetplan voorafgaand aan de meting aan het bevoegd gezag is voorgelegd. Dit voorkomt dat achteraf discussie ontstaat over de representativiteit van de meetresultaten.
Informeren van bevoegd gezag
Het bedrijf meldt emissiemetingen ten minste twee weken voor het uitvoeren van de parallelmeting aan bij het bevoegde gezag. Wanneer de metingen niet doorgaan, deelt het bedrijf deze informatie minimaal een dag van tevoren met het bevoegd gezag. Tot slot informeert het bedrijf het bevoegd gezag over de resultaten van de parallelmetingen.
Let op: er gelden ook andere voorschriften
Naast de voorschriften voor het uitvoeren van continue metingen gelden ook andere voorschriften. Deze vindt u op Grote stookinstallaties (overzicht) en Afval(mee)verbrandingsinstallaties (overzicht).