Landbouwhuisdier

Zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol of veren of een paard of pony voor het fokken. Deze begripsbepaling staat in bijlage I bij het besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

Uitleg

Ook dieren die onderdeel zijn van de productieketen vallen onder het begrip landbouwhuisdier. Een voorbeeld daarvan zijn zogeheten moederdieren.

In de nota van toelichting bij het Bal staat: Landbouwhuisdieren zijn zoogdieren of vogels die worden gehouden voor de productie van vlees, eieren, melk, wol, pels of veren (bijvoorbeeld rundvee, schapen, geiten, varkens, kippen, kalkoenen, ganzen, eenden, pelsdieren, konijnen, parelhoenders, struisvogels, waterbuffels, herten, lama’s of fazanten) of paarden of pony’s die worden gehouden voor het fokken. Ook als dieren primair worden gehouden voor het vermeerderen van landbouwhuisdieren, zoals bijvoorbeeld zeugen en (groot)ouderdieren in de pluimveehouderij, valt dit onder de begripsomschrijving, omdat het uiteindelijke doel is de productie van de genoemde dierlijke producten. Het begrip productie heeft naar zijn aard alleen betrekking op bedrijfsmatige activiteiten. Daarom vallen dieren die hobbymatig worden gehouden, gezelschapsdieren, etc. niet onder het begrip landbouwhuisdier. Het kan voorkomen dat dieren in het ene geval wel als landbouwhuisdier worden gehouden en in het andere geval niet. Bijvoorbeeld herten. De herten kunnen voor het vlees worden gehouden; dan zijn het landbouwhuisdieren. Worden de herten voor de sier gehouden, dan zijn het geen landbouwhuisdieren. Wormen, kokkels, vissen, bijen, siervogels en manegepaarden zijn bijvoorbeeld geen landbouwhuisdieren.