OW 1995.06 - Stalbeschrijving vleesvarkens
Systeembeschrijving van een mestopvang in water in combinatie met metalen driekantroostervloer.
Versienummer OW 1995.06.V1 van januari 2024.
Op deze pagina
- Diercategorie
- Emissiefactor
- Korte omschrijving van het stalsysteem
- Eisen aan de uitvoering
- Eisen aan het gebruik
- Nadere bijzonderheden
- Afbeeldingen
- Aangevraagd door
- Vorige versie
Diercategorie
Vleesvarkens van 25 kg en meer, diercategorie opfokberen van 25 kg en meer en jonger dan 7 maanden
Emissiefactoren
Voor de emissiefactoren van het huisvestingssysteem, zie HD5.5 bijlage V van de Omgevingsregeling.
Korte omschrijving van het stalsysteem
De ammoniakuitstoot wordt beperkt door de mest te verdunnen met water. De mest wordt opgevangen in water en de verdunde mest wordt door middel van een rioleringssysteem regelmatig uit het mestkanaal afgevoerd. De mestkanalen zijn voorzien van een metalen driekant roostervloer.
Eisen aan de uitvoering
- Mestkanaal en vloeruitvoering
- Procesvoering
- Rioleringssysteem
1 Mestkanaal en vloeruitvoering
- Hokken zijn voorzien van een gedeeltelijk roostervloer waarbij van het beschikbare vloeroppervlak in het hok ten minste 0,30 m2 per dierplaats is uitgevoerd als dichte vloer.
- Bij huisvesting met een leefruimte van maximaal 0,8 m2 per dierplaats bedraagt het emitterend oppervlak van het mestkanaal maximaal 0,45 m2 per dierplaats.
- Bij huisvesting met een leefruimte van meer dan 0,8 m2 per dierplaats is het emitterend oppervlak van het mestkanaal niet groter dan 0,68 m2 per dierplaats.
- De vloer van de mestkanalen is glad afgewerkt om een goede mestafvoer te garanderen.
- Het mestkanaal aan de achterzijde van de hokken is voorzien van metalen driekant roosters.
- Een mestkanaal aan de voorzijde van de hokken is niet verplicht. Indien dit kanaal aanwezig is, mag dit worden voorzien van betonnen roosters zolang het kanaal niet breder is dan 75 cm. Wanneer het voorste mestkanaal breder is dan 75 cm, dan is dit kanaal voorzien van metalen driekant roosters.
2. Procesvoering
- Na afvoer van de verdunde mest naar een gesloten opvangput door middel van een rioleringssysteem, wordt het mestkanaal voor minimaal de helft te gevuld met water. Afvoer is pas nodig als het mestkanaal volledig is gevuld. De aanvoer van water dient automatisch te gebeuren. De afvoer van de verdunde mest kan zowel automatisch als handmatig verlopen.
- Per afdeling wordt een geijkte waterpulsmeter geplaatst, tenzij gebruik wordt gemaakt van een waterdoseercomputer. In dat geval dient een meet- en registratiemogelijkheid per afdeling aanwezig te zijn.
3. Rioleringssysteem
- Voor de afvoer van de mest uit het mestkanaal is een rioleringssysteem aangebracht, zodat de mest frequent en restloos uit de mestkanalen kan worden afgevoerd.
- De buizen van het rioleringssysteem zijn vervaardigd van pvc en voldoen aan KOMO, BRL 2001 (NEN 7045). De hulpstukken dienen geproduceerd te zijn volgens NEN 7046. Buizen en hulpstukken dienen tevens te voldoen aan sterkteklasse 41. De rubberen ringen voor het koppelen van de buizen en de hulpstukken dienen van het type SBR te zijn en te voldoen aan BRL 2013 "Rubberringen en flenspakkingen voor verbindingen in drinkwater en afvalwaterleidingen". Alle verbindingen voor het koppelen van buizen en hulpstukken dienen met manchetten te gebeuren. Controle op vloeistofdichtheid dient te gebeuren voor het betonstorten d.m.v. het vullen van de leidingen met water.
- Via het rioleringssysteem wordt de mest uit de mestkanalen afgevoerd naar een gesloten opvangput.
- De doorsnede van de afvoeropeningen is minimaal 150 mm. De afvoerbuis heeft een diameter van ten minste 200 mm.
- Per rij hokken heeft het rioleringssysteem minimaal één centrale afsluiter die vloeistofdicht en mestbestendig is. Bij gesloten afsluiter moet de vloeistof in het mestkanaal worden vastgehouden. De afsluiter mag niet door de mestdruk worden geopend.
- Bij twee mestkanalen en één afsluiter per rij hokken is er een V-vormige aansluiting op de afsluiter. Indien per mestkanaal een centrale afsluiter wordt aangebracht, moet naar elk mestkanaal de aanvoer van water automatisch zijn geregeld.
Eisen aan het gebruik
- Het mestkanaal is altijd voor minimaal de helft gevuld met water. Indien het niveau hoger is, dan is sprake van een mengsel van water en mest waarvan het droge stofgehalte lager dient te zijn dan 7,0%.
- Het watergebruik wordt geregistreerd met behulp van een geijkte waterpulsmeter. Voor de watermeter is een filter (doorlaat < 1,0 mm) geplaatst om terugpompen van verdunde mest te voorkomen. Het waterverbruik dient minimaal 1,0 m3 per dierplaats per jaar te bedragen.
- Er is een jaarlijkse controle op de goede werking en op de goede onderhoudstoestand van het stalsysteem, de automatische waterdosering in het mestkanaal en de watermeters, door de leverancier, of een door het bevoegd gezag geaccepteerde deskundige.
- In een register moeten de volgende gegevens worden vastgelegd:- De uitvoerdatum en resultaten van de eerder genoemde jaarlijkse controle.- De stand van de watermeter op het moment van de nulsituatie en de jaarlijkse controle. Indien geen gebruik wordt gemaakt van een waterdoseercomputer, moeten deze gegevens per afdeling worden geregistreerd.- De begin- en einddata van de mestronden (per afdeling).
- Bij het gebruik van een waterdoseercomputer kan een uitdraai worden gegeven van het waterverbruik per afdeling over de laatste 8 weken en per jaar.
Nadere bijzonderheden
- De aanvrager noemt dit stalsysteem "Cervardo-svsteem met water".
- Jaarlijks wordt er een controle uitgevoerd op de goede werking van het aan-/afvoersysteem van water/verdunde mest.
- Door middel van een praktijkproef waarbij het mestkanaal wordt leeg gelaten, kan worden geconcludeerd of het mestkanaal daarna weer automatisch voor de helft wordt gevuld met water.
- De beslissing van het Bestuur is genomen op basis van:
- door de aanvrager overlegde meetgegevens welke een gemeten emissie aangeven van 1,1 kg NH3 per dierplaats per jaar bij huisvesting met maximaal 0,8 m2 leefruimte per dierplaats;
- door de Werkgroep Emissiefactoren uit de voornoemde meetgegevens, door berekening, herleide emissie van 1,5 kg NH3 per dierplaats per jaar bij huisvesting met meer dan 0,8 m2 leefruimte per dierplaats.
Afbeeldingen
Let op: deze afbeeldingen voldoen niet aan de eisen voor digitale toegankelijkheid. Ervaart u hierdoor problemen? Neem dan contact met ons op voor een passende oplossing.
Aangevraagd door
Cehave N.V. Veghel, tel. 0413 - 38285.
Vorige versie
BB 95.10.029V3 van oktober 1998.