OW 2001.36 – Mestdrogen
Systeembeschrijving van het mestdroogsysteem met geperforeerde doek.
Versienummer: OW 2001.36.V1 van januari 2024.
Op deze pagina
- Diercategorie
- Reductiepercentages
- Werkingsprincipe
- Uitvoeringseisen systeem
- Gebruikseisen systeem
- Meetrapporten
- Afbeeldingen
- Vorige versie
Diercategorie
Zie voor diercategorieën waar het systeem kan worden toegepast code AP3.3 in bijlage VI van de Omgevingsregeling.
Reductiepercentages
Zie voor de reductiepercentages van het huisvestingssysteem code AP3.3 in bijlage VI van de Omgevingsregeling.
Werkingsprincipe
Op een luchtdoorlatend doek wordt een laag van ongeveer 20 cm voorgedroogde mest aangebracht. Het doek is aangebracht op kantelbare elementen of op roosters. Door het doek en de mest wordt lucht, afkomstig uit de stal, geperst.
Afhankelijk van de droging wordt de mest gemengd. Bij het systeem met kantelbare elementen wordt de mest opgeslagen in de ruimte er onder. Bij het doek op de roosters wordt het afgevoerd naar een andere opslag.
Uitvoeringseisen systeem
De technische uitvoering van het systeem; bouwkundig
Geen bijzonderheden.
De technische uitvoering van het systeem; technische voorzieningen
Droogvloer
Roosters (al of niet kantelbaar) met daarop een luchtdoorlatend doek.
Oppervlak
Het oppervlak aan luchtdoorlatend doek (bij een laagdikte van 20 cm) minimaal:
- 1,0 m² per 600 opfokhennen
- 1,0 m² per 400 leghennen vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren
Drooglucht
-
Het systeem moet zo zijn uitgevoerd dat alle drooglucht door de mest gaat. De hoeveelheid lucht is minimaal:
- 1,0 m³/uur/opfokhen- 1,5 m³/uur/leghen vleeskuiken en vleeskuikenouderdier
- De minimaal geïnstalleerde capaciteit voor het beluchten is 2 m3/dier/uur.
Doek
Minimaal 10% van het doek moet luchtdoorlatend zijn.
Eisen registratie
De volgende registratieapparatuur is aanwezig:
- Apparatuur voor het registreren van het aanstaan van de beluchting (urenteller, kWh-meter, toerenteller of meetventilator);
- Apparatuur voor het meten van de capaciteit van de beluchting, meten in de aanvoer naar de droogvloer met een meetwaaier.
Gebruikseisen systeem
Mest
De ingaande mest moet minimaal een drogestofgehalte hebben van 55%. De mest dient binnen 72 uur nadrogen een drogestofgehalte te bereiken van minimaal 80%.
Controle ds%
Iedere 3 maanden dient een bepaling uitgevoerd te worden van het ds% van de mest die de droogtunnel ingaat. Als deze minder dan 55% bedraagt, dient binnen 3 maanden een nieuwe monstername plaats te vinden.
Eisen registratiesysteem
Ten behoeve van een controle op de werking van het droogsysteem moeten de volgende gegevens automatisch worden geregistreerd:
- Het aanstaan van de beluchting;
- De capaciteit van de beluchting
van de geregistreerde waarden moet tijdens de controle een uitdraai van de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar zijn.
Daarnaast moeten de resultaten van de 3-maandelijkse ds-bepalingen van de huidige en vorige productieperiode aanwezig zijn.
Meetrapporten
N.v.t.
Afbeeldingen
Let op: deze afbeeldingen voldoen niet aan de eisen voor digitale toegankelijkheid. Ervaart u hierdoor problemen? Neem dan contact met ons op voor een passende oplossing.
Vorige versie
BWL 2001.36.V1 van februari 2011.