OW 2004.10 - Stalbeschrijving legkippen
Systeembeschrijving van een volièrehuisvesting met 45 - 55 % roosters met een mestbandbeluchting van ten minste 0,2 (HE2.3.2.1) of 0,5 m³/uur per dierplaats (HE2.3.2.2).
Versienummer: OW2004.10.V1 van januari 2024.
Op deze pagina
- Diercategorie
- Emissiefactoren
- Werkingsprincipe
- De technische uitvoering van het systeem; bouwkundig
- De technische uitvoering van het systeem: technische voorzieningen
- Gebruikseisen systeem
- Meetrapporten
- Afbeeldingen
- Vorige versie
Diercategorie
Legkippen van 18 weken en ouder en ouderdieren van legkippen van 18 weken en ouder (HE2.3.2).
Emissiefactoren
Voor de emissiefactor van het huisvestingssysteem, zie bijlage V van de Omgevingsregeling.
Werkingsprincipe
Ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op het snel drogen van de mest op de mestbanden onder de rooster en het frequent afvoeren van de mest uit de stal.
De technische uitvoering van het systeem; bouwkundig
Geen bijzonderheden.
De technische uitvoering van het systeem; technische voorzieningen
- Huisvestingsvorm
- Vloeruitvoering
- Voer en drinkwater
- Mestopvangvoorziening
- Beluchting
- Registratieapparatuur
- Mestopslag
1. Huisvestingsnormen
Alternatieve huisvesting (dieren kunnen zich vrij in de stal bewegen).
2. Vloeruitvoering
- 45 - 55 % van het leefoppervlak is uitgevoerd als etages met roostervloer.
- 45 - 55 % van het leefoppervlak is uitgevoerd als strooiselvloer.
3. Voer en drinkwater
De voorzieningen van voer en drinkwater zijn aangebracht boven de roostervloer.
4. Mestopvangvoorziening
De mestbanden bevinden zich onder de roosters.
5. Beluchting
- Er is mestbandbeluchting aanwezig.
- De aanvoer van lucht naar de mestbanden gebeurt via buizen onder / naast de roosters. De situering van de uitblaasopeningen van de buizen zorgt voor een gelijkmatige droging van de mest op de mestbanden.
-
Een alternatief beluchtingssysteem, in plaats van beluchting met een debiet van 0,2 m3 per uur via buizen, is een beluchtingssysteem dat gebruik maakt van verplaatsing van lucht middels een rotorsysteem met bladen welke is ontworpen voor het drogen van mest op de mestbanden.
Het rotorsysteem met bladen dient als volgt te worden uitgevoerd:
- De lengte van de rotorbladen is 15 cm met onderlinge afstand van 5 cm
- De diameter van het rotorsysteem (inclusief waaiers) is 8,25 cm
- Het toerental is 120 omwentelingen per minuut
6. Registratieapparatuur
De volgende registratieapparatuur zijn aanwezig:
- Temperatuurmeter voor het meten van de temperatuur van de beluchtingslucht, meten in het hoofdtoevoerkanaal van de beluchting.
- Apparatuur voor het registreren van het aanstaan van de beluchting (urenteller, kWh-meter, toerenteller of meetventilator).
- Apparatuur voor het registreren van de afdraaifrequentie van de mestbanden.
- Apparatuur voor het meten van de capaciteit van de beluchting, meten aan het begin van de beluchtingsbuizen boven de mestbanden.
7. Mestopslag
Kortdurend of eventueel nadroging in een nageschakelde techniek of langdurige mestopslag. Dit systeem stelt geen eisen aan de wijze van mestopslag of verdere bewerking (extra droging) van de mest. De vorm van opslag of bewerking is echter wel bepalend voor de hoogte van de ammoniakemissie van het bedrijf. De voor dit stalsysteem vastgestelde emissiefactor ammoniak per dierplaats per jaar is van toepassing voor de situatie in combinatie met een kortdurende opslag op het bedrijf (afvoer van de mest van de banden direct van het bedrijf of opslag in een afgedekte container voor maximaal 14 dagen).
Gebruikseisen systeem
- Leefoppervlak
- Beluchtingscapaciteit
- Drogestofgehalte
- Temperatuur drooglucht
- Afdraaifrequentie mestbanden
- Registratie
1. Leefoppervlak
Het leefoppervlak is minimaal 1.111 cm² per dier bij opzet (9 dieren per m²).
2. Beluchtingscapaciteit
-
De beluchtingscapaciteit is minimaal 0,2 of 0,5 m³ per dier per uur.
- De beluchtingscapaciteit geldt niet voor het rotorsysteem met bladen.
3. Drogestofgehalte
De mest bereikt binnen 72 uur nadrogen een drogestofgehalte van minimaal 41,5%.
4. Temperatuur drooglucht
De temperatuur van de drooglucht is minimaal 18 °C.
5. Afdraaifrequentie mestbanden
Minimaal tweemaal per week afdraaien van de mest naar een afgedekte container voor kortdurende opslag, nageschakelde techniek of andere vorm van opslag.
6. Registratiesysteem
Voor controle op de werking van het afdraaien van de mestbanden en het droogsysteem moeten de volgende gegevens automatisch worden geregistreerd:
- De temperatuur van beluchtingslucht.
- Het aan staan van de beluchting.
- De afdraaifrequentie van de mestbanden.
- De capaciteit van de beluchting.
Van de geregistreerde waarden moet tijdens de controle een uitdraai van de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar zijn.
Meetrapporten
Rapport 2002-16 van IMAG (www.stalemissies.nl).
Afbeeldingen
Beschrijving van de afbeelding met de verschillende systemen
De afbeelding toont verschillende types van huisvesting voor kippen in doorsnedes. Elk type huisvesting is aangemerkt met een letter, van A tot en met I. Er zijn huisvestingstypes met legnesten op 1 niveau en huisvestingstypes met legnesten op meer niveaus.
De afbeelding is voorzien van de volgende legenda:
- Legnest
- Roosters met mestbanden en eventueel beluchting
- Strooiselruimte
Legnesten op 1 niveau
A: Enkele rij legnesten. In het midden van de stal is een verhoging, met daar bovenop een rij legnesten. Aan beide kanten van deze legnesten bevinden zich roosters met mestbanden. Op de grond, aan beide zijkanten van de stal is strooiselruimte.
B: Dubbele rij legnesten. Dit type is gelijk aan type A, maar dan met 2 verhoogde rijen met legnesten naast elkaar.
Legnesten op meer niveaus
C: Etages met aan weerszijden legnesten. In deze doorsnede zijn tegen de linker en rechter zijwand van de stal legnesten te zien. Middenin de stal staan verschillende modules met etages. Op de etages is plaats voor roosters met mestbanden. Op de grond van de stal bevindt zich de strooiselruimte.
D: Etages met geïntegreerde legnesten. In de doorsnede wordt de stal gevuld met modules met etages, waarin de legnesten zijn geïntegreerd. Daarnaast bevinden zich in de modules roosters met mestbanden. Op de grond van de stal bevindt zich de strooiselruimte.
E: Etages op roostervloer. In deze doorsnede zijn tegen de linker en rechter zijwand van de stal legnesten te zien. Middenin de stal staan verschillende modules met etages. Deze modules staan op een roostervloer.
F: Portaalsysteem. In deze doorsnede zijn middenin de stal 2 rechthoekige hokken op hun zijkant tegen elkaar geplaatst. Bovenop deze hokken is een legnest te zien. Aan beide zijkanten van de hokken zijn horizontale roosters aangebracht, waar de kippen op kunnen zitten. Op de grond bevindt zich de strooiselruimte.
G: Hangende etages met geïntegreerde legnesten. Middenin de stal staat een constructie waaraan verschillende platformen hangen. Op die platformen bevinden zich legnesten. Ook zijn aan de constructie plateaus bevestigd met legnesten en roosters met mestbanden. Op de grond van de stal is een strooiselruimte.
H: Combinatie met beun met mestbanden. In het midden van de stal is een verhoging zoals bij type A. Aan weerszijden van de verhoging staat een module met etages. Op deze etages zijn roosters met mestbanden aangebracht. Op de grond van de stal is een strooiselruimte.
I: Dubbele rij legnesten. Middenin de stal staat een module met etages. Aan weerszijden van deze module bevindt zich een verhoging zoals bij type A. Aan beide zijkanten van de stal staat nog een module met etages.
Vorige versie
Beschrijving BWL 2004.10.V3 van maart 2016.