OW 2005.02 - Stalbeschrijving opfoklegkippen
Systeembeschrijving van een volièrehuisvesting met ten minste 50% rooster met mestband.
Versienummer: OW 2005.02.V1 van januari 2024.
Op deze pagina
- Diercategorie
- Emissiefactoren
- Werkingsprincipe
- Uitvoeringseisen systeem: bouwkundig
- Uitvoeringseisen systeem: technisch
- Gebruikseisen systeem
- Meetrapporten
- Afbeeldingen
- Vorige versie
Diercategorie
Opfokhennen en -hanen van legkippen jonger dan 18 weken (HE1.3.1).
Emissiefactoren
Voor de emissiefactoren van het huisvestingssysteem, zie bijlage V van de Omgevingsregeling.
Werkingsprincipe
Ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op het opvangen van mest op mestbanden onder de rooster en het frequent afvoeren van de mest uit de stal.
De technische uitvoering van het systeem: bouwkundig
Geen bijzonderheden.
De technische uitvoering van het systeem: technische voorzieningen
- Huisvestingsvorm
- Vloeruitvoering
- Voer en drinkwater
- Mestopvangvoorziening
- Registratieapparatuur
- Mestopslag
Huisvestingsvorm
Alternatieve huisvesting (dieren kunnen zich vrij in de stal bewegen).
Vloeruitvoering
- Minimaal 50 % van het gecorrigeerde leefoppervlak (exclusief de oppervlakten van aanvliegplateaus en zitstokken) is uitgevoerd als etages met roostervloer.
- Minimaal 1/3 deel van het gecorrigeerde leefoppervlak (exclusief de oppervlakten van aanvliegplateaus en zitstokken) is uitgevoerd als strooiselvloer.
Voor het begrip leefoppervlakte bij opfokleghennen is geen definitie opgenomen in wet- en regelgeving. In de praktijk geldt dat de volgende onderdelen van de stalinrichting hierbij worden meegerekend: alle aanwezige roosters met daaronder een mestband, aanvliegplateaus tot 40 cm breed en zitstokken (per cm zitstok 30 cm2 oppervlak). Als meerdere zitstokken naast elkaar zijn aangebracht (alsof in een plateau), gelden als maat de buitenste zitstokken en de lengte van het systeem (net als bij roosters).
Het gecorrigeerde oppervlak is het totale leefoppervlak minus de aanvliegplateaus en zitstokken. Dit oppervlakte is nodig om de verhouding tussen roosters en strooisel te berekenen.
Voer en drinkwater
De voorzieningen van voer en drinkwater zijn aangebracht boven de roostervloer.
Mestopvangvoorziening
De mestbanden bevinden zich onder de roosters.
Bij toepassing van oplierbare en/of opklapbare roosters die boven een rooster met daaronder een mestband zijn geplaatst, hoeven de oplierbare en/of opklapbare roosters niet van een mestband te zijn voorzien. Deze roosters zijn ook deel van het leefoppervlak.
Eisen registratie
Apparatuur voor het registreren van de afdraaifrequentie van de mestbanden is aanwezig.
Mestopslag
Kortdurend of eventueel nadroging in een nageschakelde techniek of langdurige mestopslag.Dit systeem stelt geen eisen aan de wijze van mestopslag of verdere bewerking (extra droging) van de mest. De vorm van opslag of bewerking is echter wel bepalend voor de hoogte van de ammoniakemissie van het bedrijf. De voor dit stalsysteem vastgestelde emissiefactor van 0,050 kg ammoniak per dierplaats per jaar is van toepassing voor de situatie in combinatie met een kortdurende opslag op het bedrijf (afvoer van de mest van de banden direct van het bedrijf of opslag in een afgedekte container voor maximaal 14 dagen).
Gebruikseisen systeem
- Leefoppervlak
- Afdraaifrequentie mestbanden
- Registratie
- Uitzondering
Leefoppervlak
- Het leefoppervlak is minimaal 625 cm² per dier voor het aantal dieren bij opzet (16 dieren per m²). Bij de opzet worden de dieren veelal in een beperkte ruimte van de stal gehouden. Het leefoppervlak is vooral gericht op het moment vlak voor het afleveren.
- Voor het begrip leefoppervlakte bij opfokleghennen is geen definitie opgenomen in wet- en regelgeving. In de praktijk geldt dat de volgende onderdelen van de stalinrichting hierbij worden meegerekend: alle aanwezige roosters met daaronder een mestband, aanvliegplateaus tot 40 cm breed en zitstokken (per cm zitstok 30 cm2 oppervlak). Als meerdere zitstokken naast elkaar zijn aangebracht (alsof in een plateau), gelden als maat de buitenste zitstokken en de lengte van het systeem (net als bij roosters).
Het gecorrigeerde oppervlak is het totale leefoppervlak minus de aanvliegplateaus en zitstokken. Dit oppervlakte is nodig om de verhouding tussen roosters en strooisel te berekenen.
Afdraaifrequentie mestbanden
Minimaal éénmaal per week afdraaien van de mest naar een afgedekte container voor kortdurende opslag of andere vorm van opslag; bij nadroging van de mest in een nageschakelde techniek moeten de mestbanden minimaal tweemaal per week worden afgedraaid. Bij de opzet worden de dieren veelal in een beperkte ruimte van de stal gehouden. Het leefoppervlak is vooral gericht op het moment vlak voor het afleveren.
Eisen registratiesysteem
Ten behoeve van een controle op de werking van het afdraaien van de mestbanden moet de afdraaifrequentie van de mestbanden automatisch worden geregistreerd; van de geregistreerde waarden moet tijdens de controle een uitdraai van de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar zijn
Uitzondering eerste twee weken opfokperiode
De eisen met betrekking tot de afvoer van de mest en de beluchting zijn niet van toepassing.
Meetrapporten
Betreft een afgeleide emissiefactor van het vergelijkbare systeem voor legkippen.
Afbeeldingen
Beschrijving van de doorsnedes van volièrehuisvesting op 1 niveau
De afbeelding toont 2 verschillende soorten kippenhokken:
- A: enkele beun. Het is een stal met een driehoekig dak. In het midden van de stal is een platte verhoging. Dit zijn roosters met mestbanden en eventueel beluchting. Aan weerszijden van de verhoging is strooiselruimte.
- B: dubbele beun. Dit is een grotere stal. Er zijn 2 verhogingen met roosters. Tussen de verhogingen en aan beide zijkanten van de stal is strooiselruimte.
Beschrijving van de doorsnedes van volièrehuisvesting op meer niveaus
De afbeelding laat verschillende soorten kippenhokken zien met modules die zijn opgebouwd uit etages:
- C: etages met doorlopende strooiselvloer. In de stal staan 5 modules naast elkaar. Elke module heeft 3 etages. Dit zijn roosters met mestbanden en eventueel beluchting. Op de grond is strooiselruimte.
- D: etages op roostervloer. Deze opstelling lijkt op de stal van C. Maar nu staan er 2 setjes van 2 modules in de stal. Elk setje staat op een roostervloer, die iets hoger is dan de vloer er omheen. Elk setje bestaat uit een module van 2 etages en een module van 3 etages. Op de vloer rond de roosters is strooiselruimte.
- E: combinatie beun en stellingen. Middenin de stal is een verhoging met een rooster zoals bij A. Aan weerszijden van de verhoging staat een module van 3 etages. Op de vloer is strooiselruimte.
- F: combinatie beun en beweegbare plateaus. Middenin de stal is een verhoging zoals bij A. Boven deze verhoging hangen 2 plateaus die op en neer kunnen bewegen. Aan weerzijden van de verhoging staat een plateau op de grond. Op de vloer is strooiselruimte.
- G: dubbele beun met stellingen. Dit is een grote stal die lijkt op de stal bij B. Er zijn 2 verhogingen met roosters. Tussen de verhogingen en aan beide zijkanten van de stal staat een module met 3 etages. Op de vloer is strooiselruimte.
Vorige versie
Beschrijving BWL 2005.02.V2 van juni 2016.