OW 2005.11 – Stalbeschrijving legkippen
Systeembeschrijving voor verrijkte kooien, uitgerust met een mestbandbeluchting.
Versienummer: OW 2005.11.V1 van januari 2024.
Op deze pagina
- Diercategorie
- Emissiefactoren
- Werkingsprincipe
- Uitvoeringseisen systeem
- Gebruikseisen systeem
- Meetrapporten
- Afbeeldingen
- Vorige versie
Diercategorie
Legkippen van 18 weken en ouder, diercategorie ouderdieren van legkippen van 18 weken en ouder (HE2.1.1)
Emissiefactoren
Voor de emissiefactor van het huisvestingssysteem, zie bijlage V van de Omgevingsregeling.
Werkingsprincipe
De leghennen worden gehuisvest in kooien die in meerdere etages zijn geplaatst. De kooien voldoen aan de regels gesteld in EG-richtlijn 1999/74/EG. De afmetingen van de kooi is afhankelijk van het merk en type. Onder de kooien is een mestband aanwezig met daarboven (centraal of aan de weerszijde) buizen voor het beluchten van de mest die op de mestband valt. De mest wordt minimaal één keer per week uit de stal verwijderd door de mestbanden af te draaien.
Uitvoeringseisen systeem
- Kooien
De uitvoering en de maten van de kooien voldoen aan de regels die gelden op het moment van in gebruik name.
- Mestbeluchting
De mest wordt continu belucht met 0,7 m3 lucht/dier/uur van minimaal 17 °C. Alle lucht is verse lucht, er wordt geen stallucht bijgemengd.
Gebruikseisen systeem
- Afvoer mest
De mest op de mestbanden moet minimaal een keer per week uit de stal worden verwijderd. Deze mest wordt of direct van het bedrijf afgevoerd, of maximaal twee weken opgeslagen in een afgedekte container, of verwerkt in een mestnadroogsysteem (categorie E 6).
- Drogestofgehalte mest
De mest op de mestbanden dient op moment van afdraaien minimaal een drogestofgehalte te hebben van 55%.
Eisen onderhoud
- Controle is mogelijk tijdens de inrichting en het gebruik van het systeem.
De afdraaifrequentie van de mestbanden dient automatisch te worden geregistreerd en vastgelegd met hiervoor geschikte apparatuur. Voor controle op het aanstaan van de beluchting dient hiervoor geschikte apparatuur (urenteller, kWh-meter, toerenteller of meetventilator) aanwezig te zijn, waarmee het in bedrijf zijn van de beluchting kan worden aangetoond en geregistreerd. De temperatuur van de lucht in de beluchtingsbuizen dient geregistreerd en vastgelegd te worden. De temperatuur en de capaciteit van de beluchting dient te worden bemeten in de hoofdaanvoerbuis naar de beluchtingsbuizen boven de mestbanden. De registratie van afdraaien, beluchting en temperatuur moet van minimaal de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar zijn.
Het drogestofgehalte van de mest is te controleren aan de hand van de mestafleverbewijzen.
- De beschrijving is opgesteld op basis van een meetrapport. De emissie bedraagt:
- 0,030 kg NH3 per dierplaats per jaar
Meetrapporten
N.v.t.
Afbeeldingen
Let op: deze afbeeldingen voldoen niet aan de eisen voor digitale toegankelijkheid. Ervaart u hierdoor problemen? Neem dan contact met ons op voor een passende oplossing.
Vorige versie
BWL 2005.11 van juli 2005.