OW 2009.10 – Stalbeschrijving opfoklegkippen

Systeembeschrijving van een koloniehuisvesting.

Versienummer OW 2009.10.V1 van januari 2024.

Op deze pagina

Diercategorie

Voor de diercategorieën waarbij het systeem kan worden toegepast, zie code HE1 en HE2 in bijlage V van de Omgevingsregeling.

Emissiefactoren

Voor de emissiefactoren van het huisvestingssysteem, zie code HE1 en HE2 in bijlage V van de Omgevingsregeling.

Werkingsprincipe

De dieren worden gehuisvest in kooien die in meerdere etages zijn geplaatst. De afmetingen van de kooi is afhankelijk van het merk en type. Onder de kooien is een mestband aanwezig met daarboven (centraal of aan weerszijde) buizen voor het beluchten van de mest die op de mestband valt. De mest wordt minimaal één keer per week uit de stal verwijderd door de mestbanden af te draaien.

Uitvoeringseisen systeem: bouwkundig

Geen bijzondere eisen aan bouwkundige onderdelen.

Uitvoeringseisen systeem: technische voorzieningen

Kooien
Mestopvang
Mestbeluchting
Mestopslag
Registratie

1. Kooien

Leghennen: de kooien moeten wat betreft maatvoering voldoen aan de eisen zoals opgenomen in het Besluit houders van dieren voor koloniehuisvesting.

Opfokleghennen: geen eisen vanuit welzijnswetgeving ten aanzien van de kooien.

2. Mestopvang

Mestbanden aanwezig onder elke etage.

3. Mestbeluchting

Aanvoer lucht naar de mestbanden via buizen onder/naast de etages. De situering van de uitblaasopeningen van de buizen zorgt voor een gelijkmatige droging van de mest op de mestbanden

4. Mestopslag

Kortdurend of eventueel nadroging in een nageschakelde techniek of langdurige mestopslag. Dit systeem stelt geen eisen aan de wijze van mestopslag of verdere bewerking (extra droging) van de mest. De vorm van opslag of bewerking is echter wel bepalend voor de hoogte van de ammoniakemissie van het bedrijf. De voor dit stalsysteem vastgestelde emissiefactor is van toepassing op de situatie in combinatie met een kortdurende opslag op het bedrijf (afvoer van de mest van de banden direct van het bedrijf of opslag in een afgedekte container voor maximaal 14 dagen).

5. Registratie

De volgende registratieapparatuur dient aanwezig te zijn:

Temperatuurmeter voor het meten van de temperatuur van de beluchtingslucht, meten in het hoofdtoevoerkanaal van de beluchting
Apparatuur voor het registreren van het aanstaan van de beluchting (urenteller, kWh-meter, toerenteller of meetventilator)
Apparatuur voor het meten van de capaciteit van de beluchting, meten aan het begin van de beluchtingsbuizen boven de mestbanden
Apparatuur voor het registreren van de afdraaifrequentie van de mestbanden

Gebruikseisen systeem

Leefoppervlak
Mestbeluchting: capaciteit
Mestbeluchting: temperatuur lucht
Mestbeluchting: aanvoer lucht
Afdraaifrequentie mestbanden
Drogestofgehalte mest
Registratiesysteem

1. Leefoppervlak

Leghennen: minimaal 800 cm²/dier

Opfokleghennen: minimaal 450 cm²/dier

2. Mestbeluchting: capaciteit

Leghennen: minimaal 0,7 m³ lucht/dier/uur

Opfokleghennen: minimaal 0,4 m³ lucht/dier/uur. Tijdens de eerste 2 weken van de opfokperiode is geen beluchting nodig vanwege het hoge drogestofgehalte en de hoeveelheid geproduceerde mest.

3. Mestbeluchting: temperatuur lucht

Minimaal 17 °C

4. Mestbeluchting: aanvoer lucht

Alle lucht is verse lucht, er wordt geen stallucht bijgemengd.

5. Afdraaifrequentie mestbanden

Minimaal eenmaal per week afdraaien van de mest naar een afgedekte container voor kortdurende opslag, nageschakelde techniek of andere vorm van opslag.

6. Drogestofgehalte mest

De mest op de mestbanden moet op moment van afdraaien minimaal een drogestofgehalte van 55% hebben.

7. Registratiesysteem

Ten behoeve van een controle op de werking van het afdraaien van de mestbanden en het droogsysteem moeten de volgende gegevens automatisch worden geregistreerd:

De temperatuur van beluchtingslucht
Het aan staan van de beluchting
De afdraaifrequentie van de mestbanden
De capaciteit van de beluchting

Van de geregistreerde waarden moet bij de controle een uitdraai van de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar zijn.

Meetrapporten

Rapport 234; Emissieafleiding Kleinvolière

Afbeeldingen

Plattegronden van 3 verschillende kippenkooien. Zie de tekst voor een beschrijving. — Plattegronden van kippenkooien

Beschrijving afbeelding met plattegronden

De afbeelding toont 3 plattegronden van kippenkooien: A, B en C. De plattegronden zijn verdeeld in gebieden met verschillende patronen. Onderaan de afbeelding staat in een legenda wat de patronen betekenen:

Donkergrijs patroon: legnest
Lichtgrijs patroon: strooiselvoorziening
Zwarte balk: zitstok
Patroon met verticale lijnen: voervoorziening
Patroon met schuine lijnen: legnest met strooiselvoorziening erboven

Kippenkooi A: Middelgrote kooi met strooiselvoorziening boven legnest

Dit is een rechthoekige kooi. Er zijn 2 zitstokken die ongeveer 2/3 van de breedte van de kooi beslaan. In de rechterbovenhoek van de plattegrond is een legnest. Links daarnaast is de strooiselvoorziening. De gehele onderkant van de plattegrond is gevuld met een voervoorziening.

Kippenkooi B: Grote kooi met strooisel en legnest aan de zijkant (voersysteem in of buiten de kooi)

Dit is ook rechthoekige kooi. Er zijn 2 zitstokken over de gehele breedte van de kooi. Tussen de 2 zitstokken bevindt zich een voervoorziening. Bovenin de plattegrond ziet u links een legnest en rechts een strooiselvoorziening.

Kippenkooi C: Grote kooi met strooisel en legnest overdwars, voersysteem buiten de kooi

Dit is de grootste rechthoekige kooi. Deze heeft 3 zitstokken. De bovenste zitstok in de plattegrond beslaat ongeveer de halve breedte van de kooi. De andere 2 zitstokken beslaan ongeveer ¾ van de breedte van de kooi. Boven en onder in plattegrond bevindt zich de voervoorziening over de gehele breedte. Linksboven ziet u de strooiselvoorziening. Het legnest bevindt zich aan de rechterkant van de plattegrond.

Rechtsonder in de afbeelding staat de volgende opmerking: 'bij opfokleghennen zijn geen nesten aanwezig'.

Vorige versie

Beschrijving BWL 2009.10.V2 van april 2017.