OW 2009.14 – Stalbeschrijving pluimvee
Systeembeschrijving van een verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren.
Versienummer: OW 2009.14.V1 van januari 2024.
Op deze pagina
- Diercategorie
- Emissiefactoren
- Werkingsprincipe
- Uitvoeringseisen: bouwkundig
- Uitvoeringseisen: technisch
- Gebruikseisen
- Meetrapport
- Afbeeldingen
- Vorige versie
Diercategorie
Voor de diercategorieën waarbij het systeem kan worden toegepast, zie codes HE1.2.2, HE3.2, HE5.7, HF1.7, HG1.1, HG2.1 en HG4.3 in bijlage V van de Omgevingsregeling.
Emissiefactoren
Voor de emissiefactoren van het huisvestingssysteem, zie codes HE1.2.2, HE3.2, HE5.7, HF1.7, HG1.1, HG2.1 en HG4.3 in bijlage V van de Omgevingsregeling.
Werkingsprincipe
Ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op het drogen en verwarmen van de mest-/strooisellaag door middel van (indirect gestookte) warmteheaters en ventilatoren. Deze zorgen ervoor dat er warme lucht van bovenuit de stal naar onderen wordt gebracht. Vervolgens wordt deze lucht opgewarmd door een warmtewisselaar voorzien van een ventilator (heater) en over het strooisel uitgeblazen. Door het mengen van de stallucht wordt een gelijkmatige temperatuur in de gehele stal bereikt. De mest/strooisellaag wordt gedroogd en de zware CO2 wordt bij de dieren verdreven.
Uitvoeringseisen van het systeem: bouwkundig
Vloeruitvoering
De totale stalvloerconstructie inclusief eventueel onderliggende zandlaag moet een warmteweerstand (Rc-waarde) hebben van minimaal 0,5.
Uitvoeringseisen van het systeem: technische voorzieningen
- Huisvestingsvorm
- Drinkwater
- Verwarmings- en luchtcirculatiesysteem
- Zijkant beunen bij opfokhennen en –hanen van legrassen
- Registratieapparatuur
- Capaciteit bestaande stallen
- Capaciteit nieuwe stallen
1. Huisvestingsvorm
- De eisen betreffende de huisvestingsvorm bij opfokhennen en –hanen van legrassen zijn als volgt:
- Er zijn roostervloeren met beunen in combinatie met strooiselvloer.
- Maximaal 2/3 deel van het leefoppervlak is roostervloer.
- In het midden van de stal moet een strooiselvloer aanwezig zijn.
Voor het begrip leefoppervlak bij opfokleghennen is geen definitie opgenomen in wet- en regelgeving. In de praktijk geldt dat de volgende onderdelen van de stalinrichting hierbij worden meegerekend: alle aanwezige roosters, aanvliegplateaus tot 40 cm breed en zitstokken (per cm zitstok 30 cm² oppervlak). Als meerdere zitstokken naast elkaar zijn aangebracht (alsof in een plateau), gelden als maat de buitenste zitstokken en de lengte van het systeem (net als bij roosters).
- Bij de andere diercategorieën is een volledige strooiselvloer aanwezig.
2. Drinkwater
Drinkwatervoorziening is voorzien van een anti-mors-systeem.
3. Verwarmings- en luchtcirculatiesysteem
- Er is sprake van onderhoudsarme en brandveilige (indirect gestookte) warmteheaters die bestaan uit een convector met ventilator, eventueel aangevuld met een verbrandingsruimte voor gas. Daarnaast zijn er warmteheaters die gebruik maken van warm water.
-
Bij warmteheater met warm water gelden de volgen eisen:
- De heater is aangesloten op een warmtebron buiten de ruimte die beschikbaar is voor dieren.
- De heater is aan de bovenzijde voorzien van flexibele vierkante schacht of afneembare vaste schacht. De bovenzijde van de schacht bevindt zich op maximaal 2 meter afstand van het hoogste punt van het plafond van de stal. In natuurlijk geventileerde stallen met open nok mag de schacht achterwege blijven om te voorkomen dat er buitenlucht wordt aangezogen.
Bij indirect gestookte warmteheaters gleden de volgende eisen:
- De RVS indirect gestookte warmteheater gebruikt propaan- of aardgas als brandstof.
- De aanvoer van verbrandingslucht van buiten de stal, alsmede de afvoer van rookgassen naar buiten de stal, vindt plaats via een dubbelwandige schoorsteen.
- De heater is aan de bovenzijde voorzien van flexibele vierkante schacht of afneembare vaste schacht. De bovenzijde van de schacht bevindt zich op maximaal 2 meter afstand van het hoogste punt van het plafond van de stal. In natuurlijk geventileerde stallen met open nok mag de schacht achterwege blijven om te voorkomen dat er buitenlucht wordt aangezogen. Aanvullend op deze specificaties, zijn er flexibele verbrandingsluchttoevoer- en rookgasafvoerkanalen aanwezig. - De heaters worden onder de nok, verdeeld over de stallengte opgehangen. De heaters hangen maximaal 25 meter uit elkaar.
- De warmteheater is aan de onderzijde voorzien van een zeskantige verdeelbak voorzien van beweegbare lamellen of van een vierkantige verdeelbak, voorzien van zowel verticale als horizontale beweegbare lamellen of een ronde conische verdeelplaat. De stand van de lamellen is zodanig dat de lucht goed verdeeld over het strooiseloppervlak wordt geblazen, uitvoering volgens opgave leverancier.
- Er is een bestreken vloeroppervlak van maximaal 450 m2 per heater.
- De te installeren capaciteit ventilatoren is minimaal: 16 m3 per m2 staloppervlak per uur.
4. Zijkant beunen bij opfokhennen en –hanen van legrassen
De zijkanten van de beunen dienen open te zijn en met gaaswerk te zijn afgeschermd van de strooiselvloer.
5. Registratieapparatuur
De volgende registratieapparatuur dient aanwezig te zijn:
- Apparatuur voor het registreren van het aanstaan van de warmteheaters (urenteller).
- Apparatuur voor het registreren van de gerealiseerde temperatuurcurve.
- Apparatuur voor het registreren van het gerealiseerde ventilatiedebiet.
6. Capaciteit bestaande stallen
- De capaciteitseis voor bestaande stallen bij vleeskalkoenen is als volgt: de te installeren capaciteit van de heaters is minimaal 125 Watt per m2 bij 25ºC omgevingstemperatuur. Capaciteit volgens opgave leverancier.
- De capaciteitseis voor bestaande stallen bij overige diercategorieën is als volgt: de te installeren capaciteit van de heaters is minimaal 125 Watt per m2 bij 35ºC omgevingstemperatuur. Capaciteit volgens opgave leverancier.
7. Capaciteit nieuwe stallen
- De capaciteitseis voor nieuwe stallen bij vleeskalkoenen is als volgt: Vleeskalkoenen: de te installeren capaciteit van de heaters is minimaal 100 Watt per m2 bij 25ºC omgevingstemperatuur. Capaciteit volgens opgave leverancier.
- De capaciteitseis voor bestaande stallen bij overige diercategorieën is als volgt: de te installeren capaciteit van de heaters is minimaal 100 Watt per m2 bij 35ºC omgevingstemperatuur. Capaciteit volgens opgave leverancier.
Gebruikseisen van het systeem
- Leefoppervlak
- Afstand tussen vloer en onderzijde heater
- Luchtstroming
- Instelling temperatuurcurve
- Instelling ventilator in heater wanneer er verwarmd wordt
- Instelling ventilator in heater wanneer er niet verwarmd wordt
- Registratie
1. Leefoppervlak
De eisen betreffende leefoppervlak verschilt per diercategorie en zijn als volgt:
- Bij opfokhennen en –hanen van legrassen: minimaal 625 cm2 en maximaal 714 cm2 per dier bij opzet (14-16 dieren per m2.
- Bij (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok tot 19 weken: minimaal 900 cm2 en maximaal 1100 cm2 per dier bij opzet (8,3 à 11,1 dieren per m2).
- Bij ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok tot 6 weken: Minimaal 625 cm2 per dier bij opzet (16 dieren per m2).
- Bij ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok tot 6-30 weken: Minimaal 1330 cm2 per dier bij opzet (7,5 dieren per m2).
- Bij mannelijke vleeskalkoenen: Minimaal 3330 cm2/dier bij opzet (3,0 dieren per m2).
- Bij vrouwelijke vleeskalkoenen: Minimaal 2040 cm2/dier bij opzet (4,9 dieren per m2).
2. Afstand tussen vloer en onderzijde heater
De eisen betreffende de afstand tussen de vloer en de heater verschilt per diercategorie en zijn als volgt:
- Bij opfokhennen en –hanen van legrassen geldt: De warmteheaters dienen maximaal 0,5 m boven de strooiselvloer in het midden van de stal te zijn aangebracht, zodat de lucht deels onder de beunen wordt uitgeblazen.
- Bij de andere diercategorieën geldt: De warmteheaters dienen maximaal 1,5 m boven de vloer te zijn aangebracht.
3. Luchtstroming
- De lucht uit het bovenste deel van de stal wordt via de vierkantige of ronde schacht en de warmteheaters naar beneden geleid en vervolgens goed verdeeld over het strooiseloppervlak geblazen. Het betreft hier de lucht onder het dak/de nok van de stal. De lucht is aldaar warmer dan elders in de stal.
- Bij opfokhennen en –hanen van legrassen dient de lucht voor minimaal 50% gericht te zijn op de mestopslag onder de roostervloeren van de beunen.
4. Instelling temperatuurcurve
De verwarming wordt ingeschakeld naar mate er behoefte is aan extra warmte in de stal, hiervoor wordt de temperatuurcurve gevolgd.
5. Instelling ventilator in heater wanneer er verwarmd wordt
-
De verwarming wordt ingeschakeld wanneer de ruimtetemperatuur 0,5 °C onder de temperatuurcurve komt.
-
De ventilator in de heater draait op minimum niveau en gaat 100% draaien wanneer het retourwater warm genoeg is (dit is bij 60oC watertemperatuur in een CV-heater) of als de indirect gestookte heater op maximum vermogen brandt.
6. Instelling ventilator in heater wanneer er niet verwarmd wordt
Wanneer er geen extra warmtebehoefte is en er dus niet bij verwarmd wordt, schakelt de ventilator over op een frequentie gestuurde regeling deze dient op minimaal 20% van de maximale capaciteit te draaien.
7. Registratie
Ten behoeve van een controle op de werking van het systeem moeten de volgende gegevens automatisch worden geregistreerd:
- Het aan staan van de heater.
- Het aan staan van de ventilator in de heater als er geen warmwatertoevoer is.
- De temperatuurcurve.
Meetrapport
Onderzoek ammoniakemissies Wesselmannheaters (BL2009.3756.01)
Actualisering ammoniak emissiefactoren pluimvee; Advies voor aanpassing van ammoniak emissiefactoren van pluimvee in de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Wageningen Livestock Research, Rapport 1015.
Afbeeldingen
Beschrijving van de afbeelding met de plattegrond van een stal
De afbeelding is een plattegrond van een langwerpige stal met daarin 5 ventilatoren op een rij. Rond de ventilatoren zijn rode kringen te zien die aangeven hoe de warme lucht zich verspreidt door de stal.
Beschrijving van de afbeelding van de toepassing van een warmteheater met cv-leidingen
De afbeelding is een doorsnede van een stal met een driehoekig dak. In de nok van het dak hangt een schacht met de opening naar beneden. Vanuit die opening wordt warme lucht uitgeblazen. Dat is te zien door rode, gekromde lijnen die zich verspreiden naar de zijkanten van de stal. In de zijwanden van de stal zijn openingen te zien die koude buitenlucht binnenlaten. Dat is te zien door blauwe lijnen met pijlen richting het midden van de stal. De blauwe lijnen lopen naar de warmteheater om aan te geven dat de lucht daarin wordt verwarmd, om vervolgens weer te worden uitgeblazen.
Beschrijving van de afbeelding van de toepassing van een indirect gestookte warmteheater
De afbeelding is een doorsnede van een stal met een driehoekig dak. In de nok van het dak hangt een warmteheater aan kabels. Vanuit de warmteheater loopt een pijp naar boven die naast de nok van het dak eindigt in een smalle schoorsteen. Vanuit de opening onderin de warmteheater lopen pijlen vlak boven de grond naar de zijkant van de stal. Vanaf de zijkant lopen pijlen langs het dak terug naar de bovenkant van de warmteheater. Deze pijlen geven de luchtcirculatie weer. In de zijwanden van de stal zijn luiken te zien die buitenlucht binnenlaten.
Vorige versie
BWL 2009.14.V7 van januari 2020