OW 2010.35 – Stalbeschrijving melkrundvee
Systeembeschrijving van een ligboxenstal met een geprofileerde vloer, voorzien van hellende sleuven en regelmatige mestafstorten met afdichtflappen.
Versienummer: OW 2010.35.V1 van januari 2024.
Op deze pagina
- Diercategorie
- Emissiefactoren
- Werkingsprincipe
- Uitvoeringseisen systeem
- Gebruikseisen systeem
- Meetrapporten
- Afbeeldingen
- Vorige versie
Diercategorie
Zie voor de diercategorieën waar het systeem kan worden toegepast code HA1.13 in bijlage V van de Omgevingsregeling.
Emissiefactoren
Voor de emissiefactoren van het huisvestingssysteem, zie code HA1.13 in bijlage V van de Omgevingsregeling.
Werkingsprincipe
Ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op versnelde afvoer van urine door de aanwezigheid van hellende sleuven, waarna via de gleuven tussen de vloerplaten de urine in de mestkelder komt.
Daarnaast vindt ammoniakemissiebeperking plaats door beperking van de uitstoot van kelderlucht door het afsluiten van de gleuven tussen de vloerplaten door middel van afdichtflappen.
Uitvoeringseisen systeem
- Vloer
- Mestkelder en mestafvoer
- Mestschuif
- Emitterend vloeroppervlak
- Registratieapparatuur
1. Vloer
Voor de vloer zijn er twee mogelijke uitvoeringen.
Uitvoering 1:
- Loopgedeelte en doorlooppaden zijn uitgevoerd met vlakke betonnen vloerplaten (120 cm breed; variabele lengte), voorzien van langs- en dwarssleuven die haaks op elkaar liggen en een tegelprofiel vormen.
- De vloerplaten zijn met zelfdichtend beton (ZVB) gestort en verhard in een mal, waardoor het oppervlak van de langs- en dwarssleuven zeer glad is. Daardoor wordt het aankoeken van de mest verminderd en de afvoer van de urine verbeterd.
- De langs- en dwarssleuven zijn hellend uitgevoerd en zijn onderin smaller dan bovenin. Het loopvlak is licht geprofileerd voor een betere beloopbaarheid.
- De langssleuven (evenwijdig aan de loopgang) zijn uitgevoerd met een 1% hellend afschot vanuit het midden naar beide zijden toe. In het midden van de plaat is de diepte 8 mm. Naast de gleuven tussen de vloerplaten is de diepte 14 mm. Tevens zijn de langssleuven bij de gleuven enkele mm's breder dan in het midden van de vloerplaat. De langssleuven liggen op een onderlinge afstand van 50 mm.
- De afstand tussen de dwarssleuven is 90 mm.
Uitvoering 2:
- Loopgedeelte en doorlooppaden zijn uitgevoerd met vlakke betonnen vloerplaten met een breedte van 113 cm (117 cm werkende breedte) en een variabele lengte, voorzien van langs- en dwarssleuven die haaks op elkaar liggen en een tegelprofiel vormen.
- De vloerplaten zijn machinaal vervaardigd waardoor het oppervlak stroef en daardoor goed beloopbaar is.
- De langs- en dwarssleuven zijn hellend uitgevoerd en zijn onderin smaller dan bovenin. De tegeltjes zijn voorzien van een profiel (groeven van 5 mm breed en 2 mm diep), ter vergroting van de grip en de beloopbaarheid.
- De langssleuven (evenwijdig aan de loopgang) zijn uitgevoerd met een 1% hellend afschot vanuit het midden naar beide zijden toe. In het midden van de plaat is de diepte 4 mm. Naast de gleuf tussen de vloerplaten is de diepte 10 mm. Tevens zijn de langssleuven bij de gleuven enkele mm's breder dan in het midden van de vloerplaat. De langssleuven liggen op een onderlinge afstand van 95 mm. De afstand tussen de dwarssleuven is 95 mm.
- De vloerplaten zijn eenzijdig (bij de gleuf tussen de vloerplaten) voorzien van een prefab aangebrachte kunststof glijstrook die ervoor zorgt dat de mest in de mestspleet niet aankoekt en daardoor een snelle en continue afvoer van de mest en urine naar de kelder bewerkstelligt.
Uitgezonderd van deze eisen zijn de doorsteken, de wachtruimte en de doorlopen. Deze hoeven niet te worden voorzien van boven beschreven systeem. Deze ruimten moeten echter wel emissiearm worden uitgevoerd door gebruik te maken van een in de Omgevingsregeling opgenomen emissiearm systeem dan wel een dichte vloer. In deze ruimtes mag de breedte van de vloerplaten afwijken van de maat die voor het betreffende emissiearme systeem is vereist, mits dit de emissiereducerende werking niet nadelig beïnvloedt.
2. Mestkelder en mestafvoer
- Onder het gehele oppervlak van de loopgangen met vloerplaten en mestafstorten is een mestkelder aanwezig.
-
De afvoer van mest en urine vindt plaats via regelmatige gleuven van 35 tot 40 mm breed. Deze gleuven bevinden zich tussen twee vloerdelen en zijn voorzien van sluitende, flexibele flappen of kleppen, waardoor mest en urine naar de kelder worden afgevoerd, maar emissie vanuit de kelder naar de stal zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Bij uitvoering 1 worden pvc-flappen toegepast.
Bij uitvoering 2 worden flexibele kunststof flappen toegepast. - Indien aan één of beide uiteinden van de loopgangen in de vloer een afstort gemaakt voor de afvoer van de mest, zijn deze afstorten voorzien van een zogenaamde brievenbusafsluiting, rubberen flappen of andere voorziening die emissie vanuit de mestkelder zoveel mogelijk voorkomt.
- Wanneer tussentijdse mestafstorten worden gebruikt, bijvoorbeeld indien de schuifuitvoering dat noodzakelijk maakt of wanneer deze als noodvoorziening wordt geïnstalleerd, moeten deze afstorten worden voorzien van een zogenaamde brievenbussluiting, rubberen flappen, of een andere voorziening die de emissie vanuit de mestkelder zoveel mogelijk voorkomt.
Bij een vaste mestschuif moet de mestafstort ten minste de lengte hebben van de naar voren gerichte mestgeleiders. - Indien in de doorsteken, de wachtruimte en de doorlopen een ander emissiearm systeem wordt toegepast en daardoor extra emissie vanuit de kelder daaronder kan optreden (schoorsteeneffect), dient bij elke overgang van vloersysteem in de mestkelder een stankafsluitende voorziening te worden aangebracht.
3. Mestschuif
Voor afvoer van de mest moet een mestschuif zijn aangebracht. Dit kan een vaste opstelling zijn van een mestschuif, voorzien van een aandrijfmechanisme en een tijdschakeling, of een mestrobot voorzien van een tijdschakeling.
Het schuifblad is zodanig uitgevoerd dat het loopoppervlak goed wordt gereinigd.
4. Emitterend vloeroppervlak
- Het met mest besmeurd vloeroppervlak per dierplaats is maximaal 5,5 m2. Dit oppervlak omvat de loopgangen, doorsteken, wachtruimte en doorlopen. Niet inbegrepen is het vloeroppervlak van de melkstal en de voerstoep (indien aanwezig).
- Voor de wachtruimte geldt dat deze niet meetelt bij het bepalen van het met mest besmeurd oppervlak, wanneer deze met een dichte vloer is uitgevoerd. Wanneer de wachtruimte op een andere wijze is uitgevoerd, telt het oppervlak wel mee bij het bepalen van het met mest besmeurd oppervlak per dierplaats.
5. Registratieapparatuur
- Voor het registreren van het aantal schuifbewegingen is een verzegelde bedrijfsurenteller aanwezig.
- Voor de waarborging van de schuiffrequentie is een tijdklok aanwezig. Deze tijdklok dient daartoe de aansturing van de mestschuif te verzorgen.
Gebruikseisen van het systeem
- Schuiffrequentie
- Wachtruimte
- Onderhoud
- Controle en registratie
1. Schuiffrequentie
- De mest wordt ten minste iedere 2 uur van de vloer verwijderd met de mestschuif. Bij het gebruik van een mestrobot is dit gemiddeld iedere twee uur.
- Het met mestbesmeurde vloeroppervlak waar de mestschuif niet kan komen, wordt minimaal twee keer per dag handmatig gereinigd.
2. Wachtruimte
De gebruiksduur van de wachtruimte beperkt zich tot de melktijden. Buiten de melktijden worden in de wachtruimte geen dieren gehouden.
Wanneer de wachtruimte buiten de melktijden wel beschikbaar is voor de dieren maakt deze deel uit van de loopruimte. In dat geval moet de wachtruimte wel worden meegeteld als onderdeel van het mest besmeurd vloeroppervlak.
Na elk gebruik wordt de wachtruimte direct gereinigd waarbij alle mest en urineplassen worden afgevoerd naar de mestkelder. Deze eis geldt niet als de wachtruimte buiten de melktijden toegankelijk is voor de melkkoeien.
3. Onderhoud
De mestschuif, de afdichtflappen in de gleuven tussen de vloerplaten en de afdichtvoorzieningen in de mestafstorten dienen ten minste eenmaal per twee maanden te worden gecontroleerd op beschadigingen en indien nodig te worden onderhouden. Aanbevolen wordt hiertoe een onderhoudscontract met de leverancier van de mestschuif en de afdichtflappen of een andere deskundige partij af te sluiten.
4. Controle en registratie
Om het gebruik van het systeem te controleren zijn er twee opties:
- Op de bedieningscomputer is een terugleesoptie aanwezig te zijn waarmee de werking van de mestschuif gedurende de laatste drie maanden inzichtelijk kan worden gemaakt.
- Een verzegelde draaiurenteller is geplaatst voor continue registratie van de bedrijfsuren van de aandrijfmotor van de mestschuif. De bedrijfsuren dienen maandelijks te worden afgelezen en geregistreerd zodat de schuiffrequentie terug te rekenen is.
Daarnaast zijn er de volgende eisen voor het controleren van het systeem:
- De mestrobot is voorzien van een tijdregistratiesysteem waaruit blijkt hoeveel uur deze per dag in werking is. Indien een mestrobot wordt toegepast mag deze ’s nachts maximaal 6 uur stil staan om de accu volledig op te laden.
- Er wordt een logboek worden bijgehouden waarin staat aangegeven wanneer en door wie de controle en het onderhoud van de mestschuif, de afdichtflappen in de gleuven tussen de vloerplaten en de afdichtvoorzieningen in de mestafstorten heeft plaatsgevonden.
Meetrapporten
- R. Birkhoff, november 2015, Onderzoek naar de ammoniakemissie van meetstal Dingstee met W4 vloer van HCI Beton, Barneveld Pro Monitoring B.V.
- R. Birkhoff, november 2015, Onderzoek naar de ammoniakemissie van meetstal Reijers met W4 vloer van HCI Beton, Barneveld Pro Monitoring B.V.
-
R. Birkhoff, november 2015, Onderzoek naar de ammoniakemissie van meetstal Terlouw met C6 vloer van Concrelit, Barneveld Pro Monitoring B.V.
- R. Birkhoff, november 2015, Onderzoek naar de ammoniakemissie van meetstal Withaar met C6 vloer van Concrelit, Barneveld Pro Monitoring B.V.
Afbeeldingen
Vorige versie
BWL 2010.35.V8 van mei 2021.