OW 2010.37 - Stalbeschrijving ouderdieren van vleeskuikens
Systeembeschrijving van grondhuisvesting met mestbeluchting door middel van een luchtmengsysteem met verticale kokers.
Versienummer: OW 2010.37.V1 van januari 2024.
Op deze pagina
- Diercategorie
- Emissiefactoren
- Werkingsprincipe
- Uitvoeringseisen systeem: bouwkundig
- Uitvoeringseisen systeem: technisch
- Gebruikseisen systeem
- Meetrapporten
- Afbeelding
- Vorige versie
Diercategorie
Voor de diercategorieën waar het systeem kan worden toegepast, zie code HE4.4.4 in bijlage V van de Omgevingsregeling.
Emissiefactoren
Voor de emissiefactoren van het huisvestingssysteem, zie code HE4.4.4 in bijlage V van de Omgevingsregeling.
Werkingsprincipe
Ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op het drogen van de mest in de mestopslag onder de roostervloer. Droging vindt plaats door met behulp van verticale aanvoerkokers lucht over de mest te blazen.
De technische uitvoering van het systeem: bouwkundig
Geen bijzonderheden.
De technische uitvoering van het systeem: technische voorzieningen
- Huisvestingsvorm
- Vloeruitvoering
- Voer en drinkwater/zitstokken
- Mestopslag
- Beluchting
- Registratieapparatuur
1. Huisvestingsvorm
- De huisvestingsvorm is grondhuisvesting; dieren kunnen zich vrij bewegen tussen de beun met roosters en de strooiselvloer.
- De legnesten worden aan één zijde van het rooster worden geplaatst, of midden op het rooster. Afhankelijke van de breedte van de stal zijn er 1 of meerdere rijen legnesten aanwezig.
- Bij een enkele rij legnesten wordt de rij legnesten tegen de buitenmuur van de stal gemaakt.
- Bij dubbele rijen legnesten zijn deze in het midden boven de roosters opgesteld. Er is aan weerszijden een roostervloer van gelijke breedte aanwezig.
2. Vloeruitvoering
- Maximaal 2/3 deel van het leefoppervlak is uitgevoerd als roostervloer. Indien de eierband voorzien van een afdekplaat ligt tussen de legnest en de roostervloer, dient de eierband bij het roosteroppervlak mee te worden gerekend.
- Minimaal 1/3 deel van het leefoppervlak is uitgevoerd als strooiselvloer.
3. Voer en drinkwater/zitstokken
De voer- en drinkwatervoorzieningen, evenals de zitstokken, zijn aangebracht boven de roostervloer. Boven de strooiselvloer mag hooguit een voervoorziening voor de hanen aanwezig zijn.
4. Mestopslagruimte
Een mestopslagruimte is aanwezig onder de roostervloer.
5. Beluchting
- Er is mestbeluchting aanwezig. Via over de beun(en) aangebrachte verticaal geplaatste luchtaanvoerkokers wordt lucht horizontaal 360o verspreid over het mestoppervlak geblazen, waarbij het gehele mestoppervlak in contact met lucht wordt gebracht.
- De aanvoer van lucht naar de mestopslag gebeurt via verticale kokers tot onder de roostervloer.
- De luchtaanvoerkokers worden met een onderlinge afstand van maximaal 10 meter verdeeld over de beun(en) aan weerszijden van de legnesten geplaatst om de lucht gelijkmatig te verdelen over het mestoppervlak.
- Bij een dichte muur onder de legnesten, worden aan weerszijde van de legnesten op maximaal 10 meter onderlinge afstand luchtaanvoerkokers geplaatst.
Bij een enkele rij legnesten geldt de maximale afstand van 10 meter tussen de kokers altijd. - Met behulp van een koker/buis wordt de beluchtingslucht aangezogen onder het dak van de stal, afstand tussen de instroomopening van deze aanvoerkoker/-buis en de onderzijde van de dakisolatie is maximaal 1.000 mm. Voorkomen moet worden dat er koude binnenkomende lucht wordt aangezogen.
-
Het roosteroppervlak bedraagt maximaal 150 m² per koker. Bij toepassing van een minibeun (roosters ≤ 1,20 meter) geldt een eis van 150 m² vloeroppervlak per koker.
6. Registratieapparatuur
De volgende registratieapparatuur is aanwezig:
- Temperatuurmeter voor het meten van de temperatuur van de beluchtingslucht, meten in één van de kokers in het midden van de stal.
- Apparatuur voor het registreren van het aanstaan van de beluchting (urenteller, kWh-meter, toerenteller of meetventilator).
- Apparatuur voor het meten van de capaciteit van de beluchting, meten in een koker in het midden van de stal met een meetwaaier.
Gebruikseisen systeem
- Leefoppervlak
- Beluchtingscapaciteit
- Temperatuur drooglucht
- Ruimte spreidplaat onder koker en mestlaag
- Mestbeluchting: aanvoer lucht
- Registratie
1. Leefoppervlak
Het leefoppervlak is minimaal 1.300 cm² per dier bij opzet (7,7 dieren per m²).
2. Beluchtingscapaciteit
De beluchtingscapaciteit is minimaal 2,0 m³ per dier per uur effectief.
3. Temperatuur drooglucht
De temperatuur van de drooglucht is minimaal 20 °C.
4. Ruimte spreidplaat onder koker en mestlaag
De ruimte tussen onderkant ventilatiekoker en de mest dient minimaal 5 cm te bedragen voor een gelijkmatige droging van de opgeslagen mest. Daarnaast dient de onderkant van de koker minimaal 10 cm onder de onderzijde van de roostervloer te zijn aangebracht.
5. Mestbeluchting: aanvoer lucht
Alle lucht voor droging moet stallucht zijn, aangezogen uit de nok van de stal.
6. Registratie
Ten behoeve van een controle op de werking van het droogsysteem worden de volgende gegevens automatisch geregistreerd:
- De temperatuur van beluchtingslucht.
- Het aan staan van de beluchting.
- De capaciteit van de beluchting.
Van de geregistreerde waarden is tijdens de controle een uitdraai van de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar.
Meetrapporten
PP-uitgave no. 18 van ASG (www.pv.wur.nl)
Afbeelding
Let op: deze afbeelding voldoet niet aan de eisen voor digitale toegankelijkheid. Ervaart u hierdoor problemen? Neem dan contact met ons op voor een passende oplossing.
Vorige versie
BWL 2010.37.V1 van oktober 2012.