OW 2012.04 – Stalbeschrijving melkrundvee
Systeembeschrijving voor ligboxenstal met V-vormige vloer van geprofileerde vloerelementen in combinatie met een gierafvoerbuis.
Versienummer: OW 2012.04.V1 van januari 2024.
Op deze pagina
- Diercategorie
- Emissiefactoren
- Werkingsprincipe
- De technische uitvoering van het systeem
- Het gebruik van het systeem
- Verwijzing meetrapport
- Afbeeldingen
- Vorige versie
Diercategorie
Melk- en kalfkoeien van 2 jaar en ouder (inclusief kalveren jonger dan 14 dagen).
Emissiefactoren
Voor de emissiefactoren van het huisvestingssysteem, zie bijlage V van de Omgevingsregeling.
Werkingsprincipe
De ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op het versneld afvoeren van urine naar een gesloten gierafvoerbuis. Het versneld afvoeren van de urine wordt gerealiseerd door de vloer op afschot te leggen richting de gierafvoerbuis en te voorzien van urinesleuven met afschot. Vanuit de gierafvoerbuis wordt de urine afgevoerd naar een gesloten mestopslag.
De mest van de vloer wordt frequent verwijderd door een mestschuif, waaraan een voorziening is aangebracht die ook de mest in de afvoerbuis verwijderd.
De technische uitvoering van het systeem
- Vloer
- Mestkelder en mestafvoer
- Mestschuif
- Emitterend vloeroppervlak
- Registratieapparatuur
1. Vloer
- Het loopgedeelte en de doorlooppaden zijn uitgevoerd met betonnen vloerplaten (minimaal 250 cm breed; variabele lengte) die op ten minste 1,5% afschot worden gelegd richting de gierafvoerbuis.
- De vloerplaten zijn voorzien van langs- en dwarssleuven die haaks op elkaar liggen en een tegelprofiel vormen. De langssleuven liggen op een onderlinge afstand van 50 mm. De afstand tussen de dwarssleuven is 90 mm. De sleufdiepte varieert van 6 tot 18 mm en de sleufbreedte van 12 tot 20 mm. Het profiel is uitgevoerd met een 0,5% hellend afschot naar het midden toe. De bovenkant van de vloerplaten, het loopoppervlak, is licht geprofileerd voor een betere beloopbaarheid.
- De vloerplaten zijn met zelfverdichtend beton (ZVB) gestort en verhard in een mal, waardoor het oppervlak van de langs- en dwarssleuven zeer glad is. Daardoor wordt het aankoeken van de mest verminderd en de afvoer van de urine verbeterd.
- De vloerplaten zijn aan de kopkant (dit is in het midden van de loopgangen) tussen de 25 en 40 mm uit elkaar gelegd, waardoor er een uitsparing ontstaat voor de kabel of ketting van de mestschuif. In de kopkanten van de vloerplaten is een inkassing van 70 x 30 mm aanwezig. Deze inkassing vormt samen met de uitsparing tussen de vloerplaten de gierafvoerbuis, waarin de afstromende urine wordt verzameld en afgevoerd.
- Indien onder de gierafvoerbuis geen fundering of wand aanwezig is, wordt de onderkant van de vloerplaat ten opzichte van de gierafvoerbuis verbreed zodat een gesloten gierafvoerbuis ontstaat.
Uitgezonderd van deze eisen zijn de doorsteken, de wachtruimte en de doorlopen; deze hoeven niet te worden voorzien van boven beschreven systeem. Deze ruimten moeten echter wel emissiearm worden uitgevoerd door gebruik te maken van een in de Omgevingsregeling opgenomen emissiearm systeem dan wel een dichte vloer. In deze ruimtes mag de breedte van de vloerplaten afwijken van de maat die voor het betreffende emissiearme systeem is vereist, mits dit de emissiereducerende werking niet nadelig beïnvloedt.
2. Mestkelder en mestafvoer
- Onder de mestafstorten en eventueel onder de vloer in de doorsteken, wachtruimte en doorlopen (dit is afhankelijk van de gekozen vloeruitvoering), is een mestkelder aanwezig.
Mestopslag kan plaatsvinden onder de vloer, zolang maar geen open verbinding aanwezig is tussen de ruimte onder en boven de vloer, of in een afgesloten buitenopslag. - De mest wordt afgevoerd naar een gesloten mestopslag. De urine wordt opgevangen in de gierafvoerbuis en eveneens afgevoerd naar die gesloten (mest)opslag. Deze opslag kan gecompartimenteerd zijn uitgevoerd, zodat de mest en urine apart van elkaar kunnen worden opgeslagen en verwerkt (primaire mestscheiding).
- Aan één of beide uiteinden van de loopgangen is in de vloer een afstort gemaakt voor de afvoer van de mest. Deze mestafstorten zijn voorzien van een zogenaamde brievenbussluiting, rubberen flappen of een andere voorziening die emissie vanuit de mestopslag zoveel mogelijk voorkomt.
- Wanneer tussentijdse mestafstorten worden gebruikt, bijvoorbeeld indien de schuifuitvoering dat noodzakelijk maakt of wanneer deze als noodvoorziening wordt geïnstalleerd, moeten deze afstorten worden voorzien van een zogenaamde brievenbussluiting, rubberen flappen, of een andere voorziening die de emissie vanuit de mestkelder zoveel mogelijk voorkomt.
Bij een vaste mestschuif moet de mestafstort ten minste de lengte hebben van de naar voren gerichte mestgeleiders. - Indien in de doorsteken, de wachtruimte en de doorlopen een ander emissiearm systeem wordt toegepast en daardoor extra emissie vanuit de kelder daaronder kan optreden (schoorsteeneffect), is bij elke overgang van vloersysteem in de mestkelder een stankafsluitende voorziening aangebracht.
3. Mestschuif
Voor afvoer van mest is een vaste mestschuif aangebracht die voorzien is van een aandrijfmechanisme en een tijdschakeling.
Er zijn 2 mogelijke uitvoeringen voor de mestschuif:
- Uitvoering 1: de mestschuif wordt met een kabel of touw getrokken. Aan de schuif zit een klepel, kogel of vergelijkbare voorziening waarmee ook mest in de uitsparing in het midden van de vloer en de holte (de gierafvoerbuis) wordt verwijderd.
- Uitvoering 2:de mestschuif wordt met een ketting getrokken. De ketting is op een laag liggend punt aan de schuif bevestigd en loopt door de holte (de gierafvoerbuis) en verwijdert ook de daarin aanwezige mest.
Bij beide uitvoering is het schuifblad zodanig uitgevoerd dat het loopoppervlak goed wordt gereinigd. Onder in de gierafvoerbuis is een slijtstrip of gietmortel toegepast.
4. Emitterend vloeroppervlak
- Het met mest besmeurd vloeroppervlak per dierplaats is maximaal 5,5 m2. Dit oppervlak omvat de loopgangen, doorsteken, wachtruimte en doorlopen. Niet inbegrepen is het vloeroppervlak van de melkstal en de voerstoep (indien aanwezig).
- Voor de wachtruimte geldt dat deze niet meetelt bij het bepalen van het met mest besmeurd oppervlak, wanneer deze met een dichte vloer is uitgevoerd. Wanneer de wachtruimte op een andere wijze is uitgevoerd, telt het oppervlak wel mee bij het bepalen van het met mest besmeurd oppervlak per dierplaats.
5. Registratieapparatuur
- Voor het registreren van het aantal schuifbewegingen is een verzegelde bedrijfsurenteller aanwezig.
- Voor de waarborging van de schuiffrequentie is een tijdklok aanwezig. Deze tijdklok verzorgt de aansturing van de mestschuif.
Het gebruik van het systeem
- Schuiffrequentie
- Wachtruimte
- Onderhoud
- Controle en registratie
1. Schuiffrequentie
- De mest wordt ten minste iedere 2 uur van de vloer te verwijderd met de mestschuif.
- Het met mestbesmeurde vloeroppervlak waar de mestschuif niet kan komen, wordt minimaal 2 keer per dag handmatig gereinigd.
2. Wachtruimte
- De gebruiksduur van de wachtruimte beperkt zich tot de melktijden. Buiten de melktijden worden in de wachtruimte geen dieren gehouden. Wanneer de wachtruimte buiten de melktijden wel beschikbaar is voor de dieren, maakt deze deel uit van de loopruimte. In dat geval moet de wachtruimte wel worden meegeteld als onderdeel van het mest besmeurd vloeroppervlak.
- Na elk gebruik wordt de wachtruimte direct gereinigd, waarbij alle mest en urineplassen worden afgevoerd naar de mestkelder. Deze eis geldt niet indien de wachtruimte buiten de melktijden toegankelijk is voor de melkkoeien.
3. Onderhoud
De mestschuif, inclusief de daaraan verbonden klepel, kogel of andere voorziening en de afdichtvoorzieningen in de mestafstorten, worden ten minste éénmaal per jaar gecontroleerd op beschadigingen. Indien nodig worden ze onderhouden.
Aanbevolen wordt hiertoe een onderhoudscontract af te sluiten met de leverancier van de mestschuif of een andere deskundige partij.
4. Controle en registratie
Om het gebruik van het systeem te controleren zijn er 2 opties:
- Optie 1: de bedieningscomputer heeft een terugleesoptie waarmee de werking van de mestschuif gedurende de laatste drie maanden inzichtelijk kan worden gemaakt.
- Optie 2: een verzegelde draaiurenteller is geplaatst voor continue registratie van de bedrijfsuren van de aandrijfmotor van de mestschuif. De bedrijfsuren dienen maandelijks te worden afgelezen en geregistreerd zodat de schuiffrequentie terug te rekenen is.
Er wordt een logboek bijgehouden waarin wordt aangetekend wanneer en door wie de controle en het onderhoud van de mestschuif en de afdichtvoorzieningen in de mestafstorten heeft plaatsgevonden.
Verwijzing meetrapport
- Birkhoff, januari 2016, Onderzoek naar de ammoniakemissie van proefstal Ondersteijn met W5 vloer van HCI Beton, Barneveld Pro Monitoring B.V.
- Birkhoff, januari 2016, Onderzoek naar de ammoniakemissie van meetstal Theo Dieker met W5 vloer van HCI Beton, Barneveld Pro Monitoring B.V.
- Birkhoff, januari 2016, Onderzoek naar de ammoniakemissie van meetstal Van den Akker met W5 vloer van HCI Beton, Barneveld Pro Monitoring B.V.
- R. Birkhoff, januari 2016, Onderzoek naar de ammoniakemissie van meetstal Van Berkum met W5 vloer van HCI Beton, Barneveld Pro Monitoring B.V.
Afbeeldingen
Let op: deze afbeeldingen voldoen niet aan de eisen voor digitale toegankelijkheid. Ervaart u hierdoor problemen? Neem dan contact met ons op voor een passende oplossing.
Vorige versie
BWL 2012.04.V5 van mei 2021.