OW 2017.01 – Stalbeschrijving pluimvee
Systeembeschrijving van een (stal met) buizenverwarming.
Versienummer: OW 2017.01.V1 van januari 2024.
Op deze pagina
- Diercategorie
- Emissiefactoren
- Werkingsprincipe
- Uitvoeringseisen systeem: bouwkundig
- Uitvoeringseisen systeem: technisch
- Gebruik van het systeem
- Meetrapporten
- Afbeeldingen
- Vorige versie
Diercategorie
Ouderdieren van vleeskuikens in opfok jonger dan 19 weken (HE3.5), vleeskuikens (HE 5.10), vleesparelhoenders (HF1.10), ouderdieren van vleeskalkoenen jonger dan 6 weken (HG1.4).
Emissiefactoren
Voor de emissiefactor van het huisvestingssysteem, zie bijlage V van de Omgevingsregeling.
Werkingsprincipe
De ammoniakemissie wordt gereduceerd door het drogen van het strooisel met warme lucht en het afvoeren van verdampt vocht met opgewarmde lucht. Bij dit systeem zijn 2 uitvoeringen mogelijk:
- verwarmingsbuizen langs de zijgevel. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de thermische opstijging van warme lucht van de verwarmingsbuizen die aan de binnenzijde van de stal onder de luchtinlaat zijn geplaatst. De luchtinlaat kan bestaan uit wandventielen in de zijmuren. De warmte van de warmtebuizen stijgt op door thermiek en beweegt zich samen met de binnenkomende lucht van de luchtinlaten naar het midden van de stal.
- verwarmingsbuizen onder luchtaanvoerkokers in het dak (gelijkdrukventilatie). De warme lucht van de buizen wordt meegezogen door de binnenkomende lucht vanuit de inblaaskokers. De gemengde lucht wordt regelmatig verspreid over de gehele oppervlakte van de stal. De opgewarmde lucht kan vocht opnemen, die uit het strooisel verdampt. Een deel van de stallucht wordt afgezogen, zodat het verdampte vocht uit de stal direct wordt afgevoerd. Door de uniforme warmteafgifte van de warmtebuizen over het gehele staloppervlak wordt bewerkstelligd dat er een uniforme droging van het strooisel plaatsvindt.
Het buizenverwarmingssysteem kan niet worden toegepast in een overdekte uitloop. Een hoge dierbezetting in combinatie met een verminderde werking van de verwarming in de uitloop zelf zorgt voor onvoldoende rendement.
Uitvoeringseisen systeem: bouwkundig
Vloer- en wanduitvoering
De totale stalvloerconstructie, inclusief eventueel onderliggende zandlaag, heeft een warmteweerstand (Rc-waarde) van minimaal 0,5. Voor de totale wandconstructie geldt een Rc-waarde van minimaal 1,5.
Uitvoeringseisen systeem: technisch
- Huisvestingsvorm
- Drinkwater
- Verwarmings- en ventilatiesysteem
- Variant A2
- Variant B2
- Registratieapparatuur
- Capaciteit nieuwbouw
- Capaciteit bestaande stallen
1. Huisvestingsvorm
De huisvestingsvorm is een volledig strooiselvloer.
2. Drinkwater
De drinkwatervoorziening is voorzien van een anti-morssysteem.
3. Verwarmings- en ventilatiesysteem
- Er is een verbrandingstoestel aanwezig. Het gaat erom dat lucht kan worden opgewarmd en dat deze lucht wordt verdeeld.
- Het verbrandingstoestel staat in een afzonderlijke ruimte. Deze is dus niet geplaatst in de stalruimte van de dieren.
- Het warmwater vanuit het verbrandingstoestel wordt de stal ingebracht via een buizensysteem (warmtebuizen).
- Het afvoerkanaal voor de afvoer van rookgassen gaat naar buiten de stal.
4. Variant A
De warmtebuizen zijn gesitueerd aan de binnenzijde van de stal onder en/of boven de luchtinlaat.
5. Variant B
- De warmtebuizen zijn aangebracht onder luchtaanvoerkokers van een gelijkdruksysteem, waarbij de aanvoerkokers gelijkmatig zijn verdeeld over het dakoppervlak. De luchtuitblaasopeningen van de aanvoerkokers zorgen voor een gelijkmatige verdeling van de uitstromende lucht over het gehele vloeroppervlak van de stal.
- De hoogte van de uitblaasopeningen bevinden zich tussen de muurplaathoogte van de zijgevels en de nok van de stal. De definitieve hoogte is volgens voorschriften van de leverancier.
- Eventueel zijn er (regelbare) voorzieningen aangebracht in de aanvoerkokers, waarmee warme lucht uit de nok van de stal wordt meegezogen met de ingeblazen verse lucht.
6. Registratieapparatuur
De volgende registratieapparatuur is aanwezig:
- Apparatuur voor het registreren van het aanstaan van gerealiseerde temperatuurcurve.
- Apparatuur voor het registreren van het gerealiseerde ventilatiedebiet.
- Apparatuur voor registreren van de luchtvochtigheid in de stal.
7. Capaciteit nieuwbouw
De dimensionering van het verbrandingstoestel en de warmtebuizen sluit aan bij de gevraagde capaciteit van minimaal 100 W/m2, of bij de te installeren totale capaciteit die nodig is volgens de warmtebalansberekening. De te installeren totale warmtecapaciteit kan met een warmtebalansberekening worden bepaald.
8. Capaciteit bestaande stallen
De dimensionering van het verbrandingstoestel en de warmtebuizen moet aansluiten bij de gevraagde capaciteit van minimaal 125 W/m2 of bij de te installeren totale capaciteit die nodig is volgens de warmtebalansberekening. De te installeren totale warmtecapaciteit kan met een warmtebalansberekening worden bepaald.
Gebruik van het systeem
- Leefoppervlak
- Luchtstroming variant A
- Luchtstroming variant B
- Luchtvochtigheid
- Instelling temperatuurcurve
- Registratie
1. Leefoppervlak
Bij (groot)ouderdieren van vleeskuikens in opfok tot 19 weken geldt een leefoppervlak van: minimaal 900 cm2 en maximaal 1100 cm2 per dier bij opzet (8,3 à 11,1 dieren per m2).
2. Luchtstroming variant A
De warmte van de warmtebuizen stijgt op door thermiek en beweegt zich samen met de binnenkomende lucht van de luchtinlaten naar het midden van de stal.
3. Luchtstroming variant B
De lucht uit de uitstroomopeningen van de inblaaskokers wordt over 360° verdeeld uitgeblazen, waarbij de opgewarmde lucht vanaf de warmtebuizen en vanuit de nok wordt meegezogen.
4. Luchtvochtigheid
- De luchtvochtigheid in de stal wordt permanent gemeten met een luchtvochtigheidssensor die is aangesloten op de klimaatcomputer. Wanneer de vochtigheid van het strooisel oploopt en daardoor de stalluchtvochtigheid, dient de computer hierop te reageren door temperatuur van het water in de buizenverwarming te verhogen, zodat er meer vocht in de stal wordt verdampt en afgevoerd via het ventilatiesysteem.
- De luchtvochtigheid mag maximaal 75% zijn.
5. Instelling temperatuurcurve
De verwarming wordt ingeschakeld naarmate er behoefte is aan extra warmte in de stal. Hiervoor wordt de temperatuurcurve gevolgd.
6. Registratie
Ten behoeve van een controle op de werking van het systeem worden de volgende gegevens automatisch geregistreerd:
- Temperatuurcurve
- Gerealiseerde ventilatiedebiet
- Gerealiseerde luchtvochtigheid
Meetrapporten
- Onderzoek ammoniakemissie aan vleeskuikenstallen met buizenverwarming (BL2016.6349.02-V11, september 2016)
- Actualisering ammoniak emissiefactoren pluimvee; advies voor aanpassing van ammoniak emissiefactoren van pluimvee in de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Wageningen Livestock Research, Rapport 1015
Afbeeldingen
Let op: deze afbeeldingen voldoen niet aan de eisen voor digitale toegankelijkheid. Ervaart u hierdoor problemen? Neem dan contact met ons op voor een passende oplossing.
Vorige versie
BWL 2017.01.V4 van maart 2023.