OW 2024.01 Stalbeschrijving konijnen
Systeembeschrijving van een huisvestingssysteem voor konijnen: mechanisch geventileerde stal met gescheiden afvoer van mest en urine in een 'deeppit'-systeem.
Versienummer: OW 2024.01.V1 van juli 2025.
Inhoud deze pagina
- Diercategorie
- Reductiepercentages
- Werkingsprincipe
- Uitvoeringseisen systeem
- Gebruikseisen systeem
- Meetrapporten
- Afbeelding
- Vorige versie
Diercategorie
Voedsters (HK1) en vlees- en opfokkonijnen tot dekleeftijd (HK2)
Reductiepercentages
Zie HK1.2 en HK 2.2 in bijlage V van de Omgevingsregeling (verwijst naar een andere website).
Werkingsprincipe
De konijnen worden gehuisvest in kooien of hokken die in één etage zijn geplaatst. De mest en de urine van de dieren wordt opgevangen in een (diepe) mestput (de 'deeppit'). Op de bodem van de put is een urinedoorlatende laag aangebracht over een rioolsysteem, waardoor de urine snel wegstroomt. Opslag van de urine vindt plaats in een afgesloten ruimte buiten het dierverblijf. De vaste mest wordt periodiek verwijderd. Voor aanvoer van de lucht naar de stal wordt bij hoge buitentemperaturen koeling toegepast.
Uitvoeringseisen systeem
1. Mestput.
De mestput is 0,5 – 2,5 m diep en is bedoeld voor langdurige opslag van de vaste mest. De vloer van de mestput is voorzien van een rioolsysteem. Afschot van de vloer van de put is maximaal 2% naar het rioolsysteem.
2. Hokoppervlak
Het oppervlak van de mestkelder(s) mag niet groter zijn dan het oppervlak van de kooien of hokken en bedraagt voor:
- voedsters maximaal 6.000 cm2 per dierplaats
- vlees- en opfokkonijnen tot dekleeftijd maximaal 900 cm2 per dierplaats
3a. Rioolsysteem
Het rioolsysteem (buis of drain) in de bodem van de mestput is voorzien van openingen waarop een urinedoorlatende laag (zie 2b) is aangebracht, die ervoor zorgt dat de urine hiermee wordt afgevoerd en de mestkeutels achterblijven. Het rioolsysteem moet goed bereikbaar zijn in verband met de periodieke reiniging.
3b. Urinedoorlatende laag
Als urinedoorlatende laag kan lang stro of grove houtsnippers worden gebruikt, maar ook andere organische materialen zijn mogelijk, zoals onder andere oud riet. Het toegepaste materiaal wordt aangebracht over het rioolsysteem en moet de urine zo snel mogelijk doorlaten. De laagdikte is minimaal 10 cm.
3c. Urineafvoer en -opvang
Urine stroomt via het rioolsysteem naar een opvangput en wordt van daaruit met een (dompel)pomp naar de afgesloten urineopslag overgebracht. Afvoer kan ook plaatsvinden rechtstreeks naar de afgesloten urineopslag. Rechtstreekse afvoer gaat onder natuurlijk verval.
4. Bevuiling controlepaden
Om bevuiling van de controlepaden te voorkomen, is aan de voorkant van de kooien of hokken een voorziening geplaatst om te voorkomen dat er urine op de controlepaden terechtkomt, zogenoemde urinegeleidingsplaten van metaal of kunststof, of kunststof flappen.
5a Aanvoer ventilatielucht
Voor de aanvoer van de ventilatielucht voor de dieren is koeling bij de luchtinlaat aangebracht. Alle lucht voor de ventilatie wordt via dit systeem aangevoerd. Bij hoge buitentemperaturen wordt de koeling ingeschakeld. Deze koeling kan worden uitgevoerd door de toepassing van PAD-cooling, mechanische koeling of grondbuizen. Om directe luchtstroming over de mest te voorkomen, dient de luchtaanvoer vanuit een voorruimte gericht te zijn op de dichte vloer achter de toegangsdeur naar het dierverblijf (deur- of voergangventilatie genoemd). Dit om te voorkomen dat de ventilatielucht direct in de mestkelders kan komen.
5b Ventilatiecapaciteit
De te installeren capaciteit ventilatoren is voor:
- voedsters maximaal 25 m3 per dierplaats per uur;
- vlees- en opfokkonijnen tot dekleeftijd maximaal 3,5 m3 per dierplaats per uur.
5c Afvoer ventilatielucht
Bij afvoer van ventilatielucht dient te worden voorkomen dat deze direct over de mest stroomt door de ventilatoren hoog in de stal/afdeling te plaatsen.
6 Registratiesystemen
Het luchtconditioneringssysteem dient te worden uitgevoerd met de volgende meet- en registratieapparatuur:
- Temperatuursensoren voor het meten van de temperatuur van de aan te voeren ventilatielucht voor en na de koeling, inclusief registratie van de tijd en de instelling van de temperatuur vanaf wanneer er wordt gekoeld;
- Apparatuur voor het registreren van het aan staan van de koeling;
- datalogging van het moment en tijdsduur van het in werking zijn van de koeling inclusief registratie van het stroomverbruik van de koeling.
Gebruikseisen systeem
a. Afvoer vaste mest
De vaste mest wordt in ieder geval uit de stal verwijderd voordat deze 5 cm onder de rand van de controlepaden zit (eerder afvoeren mag). Na afvoer van de mest wordt de urinedoorlatende laag opnieuw aangebracht. De vaste mest mag maximaal 1,5 jaar worden opgeslagen, voor te worden afgevoerd uit het dierverblijf.
b. Reiniging rioolsysteem
In verband met aanslag van kalk uit de urine moet het rioolsysteem na het afvoeren van de vaste mest uit de mestput worden gereinigd. Dit geldt tot en met het punt waar de afvoerbuizen of drains uitmonden in de opslagput.
c. Controle
- De geïnstalleerde ventilatiecapaciteit wordt aangetoond door de leverancier van het ventilatiesysteem.
- De afvoer van de urine in vrije val moet altijd gewaarborgd zijn. Regelmatige controle hierop is vereist om verstoppingen of geen vrije uitstroom meer te voorkomen.
- De werking van de (dompel)pomp voor de afvoer van de urine (als aanwezig) moet elke maand worden gecontroleerd om een goede afvoer van de urine te kunnen waarborgen.
d. Koeling
De warme ventilatielucht dient gemiddeld minimaal 6 °C te worden gekoeld, voordat deze in de stal komt. De koeling moet worden ingeschakeld als de buitentemperatuur hoger wordt dan 24 °C.
e. Registratie
Voor de controle op de werking van het koelsysteem moeten de volgende gegevens automatisch worden geregistreerd:
Keuze A:
- de temperatuur van de inkomende ventilatielucht (is voor de luchtkoeling);
- de temperatuur van de ventilatielucht na koeling;
- de temperatuur vanaf wanneer wordt gekoeld.
Keuze B:
- aan staan van de koelinstallatie;
- stroomverbruik van de koelinstallatie.
De registratie van deze waarden moet minimaal 1 keer per uur plaatsvinden. Van de geregistreerde waarden moet tijdens de controle een uitdraai van de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar zijn.
Meetrapporten
Ammoniakonderzoek bij konijnenstallen, 22 augustus 2023, kenmerk R001-1271145WME-V02.
Afbeelding
Let op: deze afbeeldingen voldoen niet aan de eisen voor digitale toegankelijkheid. Ervaart u hierdoor problemen? Neem dan contact met ons op voor een passende oplossing.

Vorige versie
Niet van toepassing.