Bepalen controleverplichtingen voor emissies naar de lucht
Als er een emissiegrenswaarde voor een stof geldt, dan is er ook een controleverplichting. Het controleregime geeft aan welke verplichtingen dit zijn.
Bepalen van de controleverplichting: controleregime
Bij een emissiegrenswaarde hoort een controleverplichting. Het controleregime geeft aan welke verplichtingen gelden (artikel 5.32 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). De zwaarte van de controleverplichting is gebaseerd op:
- de storingsemissie: de toename van een emissie als een reinigingstechniek of procesgeïntegreerde maatregel faalt, én
- de schadelijkheid van deze emissie, uitgedrukt in de ondergrens
Het bepalen van het controleregime bestaat uit de volgende stappen:
- bepalen van de storingsemissie
- bepalen van de ondergrens
- bepalen van de storingsfactor (F) en het controleregime
- vaststellen van de controleverplichtingen
Het bedrijf kan de controleverplichting en de praktische invulling daarvan vastleggen in een controleplan. Het is aan te raden om dit controleplan af te stemmen met het bevoegd gezag.
Bepalen van de storingsemissie
De storingsemissie is de toename van de emissie bij het falen van een reinigingstechniek of procesgeïntegreerde maatregel. De storingsemissie (in g/uur) is het verschil tussen de ongereinigde emissievracht en de toegestane emissievracht.
De toegestane emissievracht is de emissie (in g/uur) die de emissiegrenswaarde toestaat die voor die emissie geldt. Dus: de toegestane emissievracht is de emissieconcentratie-eis vermenigvuldigd met het debiet.
De ongereinigde massastroom is de emissie (in g/uur) die er is bij falen van de reinigingstechniek of procesgeïntegreerde maatregel. De ongereinigde massastroom is niet altijd bekend, bijvoorbeeld bij nieuwe installaties. Een mogelijkheid is om dan uit te gaan van een schatting, bijvoorbeeld op basis van een massabalans of het reinigingsrendement dat de leverancier heeft opgegeven
In formulevorm ziet het er zo uit:
Storingsemissie (g/u) = ongereinigde emissievracht - (emissieconcentratie-eis * debiet)
Bepalen van de ondergrens
De ondergrens per stofklasse staat in artikel 5.30 van het Bal. De ondergrens is lager als in een stofklasse stoffen zitten met een grotere schadelijkheid voor de gezondheid en het milieu.
Emissie van meerdere stoffen
Als een bedrijf meerdere stoffen gelijktijdig emitteert, vindt bepaling van het controleregime plaats per puntbron, voor iedere stof en stofgroep waarvoor een emissiegrenswaarde geldt.
Bepalen van de storingsfactor F en het controleregime
De storingsfactor F is de helft van de storingsemissie gedeeld door de ondergrens (artikel 5.32 lid 3 en 4). Let hierbij op de eenheid. De storingsemissie is in g/u. De ondergrens is in kg/jaar.
F = 0,5 * storingsemissie in (g/u) / ondergrens (kg/jaar)
De storingsfactor F is een maat voor de ernst van het falen van de emissiebeperkende voorziening. Daarmee is hij bepalend voor het controleregime. In tabel 5.32 van het Bal staat de storingsfactor F en welk controleregime hierbij hoort.
Er zijn 5 verschillende controleregimes, genummerd 0, 1, 2, 3 en 4 en oplopend in zwaarte. Voor ieder controleregime geeft de tabel de mogelijke controlevormen, namelijk:
- het gebruik van emissierelevante parameters (ERP's categorie A of B)
- afzonderlijke metingen
- continue metingen
Meerdere controlevormen mogelijk
De tabel geeft per controleregime aan óf en hoe vaak het bedrijf ten minste moet meten. Ook geeft de tabel aan welke ERP's het bedrijf ten minste continu moeten bewaken. Het bedrijf mag altijd een controlevorm uit een hoger regime toepassen.
In controleregime 4 zijn meerdere controlevormen mogelijk. Het bedrijf bepaalt in overleg met het bevoegd gezag de meest geschikte vorm.
Stoffen in de stofklasse ERS zijn zeer schadelijke stoffen. Voor deze stoffen geldt daarom altijd het controleregime 4 (artikel 5.32 lid 5 Bal). Ook de stoffen in de stofklassen MVP1 en MVP2 zijn zeer schadelijk. Het controleregime volgt uit de berekening, maar het kan wenselijk zijn dat het bedrijf bij ZZS emissies controleregime 4 toepast. Het bevoegd gezag kan dit vastleggen in een maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift.
Afwijken van de controleverplichtingen
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde controleregime. Dit kan zowel naar een strenger als een minder streng regime. Het bevoegd gezag legt dit vast in een maatwerkvoorschrift of omgevingsvergunning.
Mogelijke redenen voor een lichtere of zwaardere controleverplichting zijn:
- Het bedrijf gebruikt bewezen betrouwbare technieken die niet als erkende maatregel zijn aangemerkt. Het bevoegd gezag kan dan overwegen om de controleverplichting te verlichten. Zeker in bestaande situaties kan het bevoegd gezag de bewezen betrouwbaarheid bij de vaststelling van het controleregime betrekken. Wel moet er dan een goed inspectie- en onderhoudssysteem aanwezig zijn.
- Metingen van de omvang van de emissies kunnen een reden zijn om de controlevorm en –frequentie aan te passen. Zo kan uit de meethistorie blijken dat de installatie jarenlang zonder afwijking functioneert. Het bevoegd gezag kan dan het aantal verplichte metingen beperken. Omgekeerd kan het bevoegd gezag het meetregime verzwaren op basis van de meethistorie, bijvoorbeeld als de installatie herhaaldelijk de emissiegrenswaarde(n) heeft overschreden.
- Bij een zeer sterke relatie tussen categorie-B ERP's en de emissie kan het bevoegd gezag besluiten de frequentie van de metingen te verlagen.
- Een verzwaring van de controleverplichting kan redelijk zijn als er onvoldoende inzicht is in de fluctuaties in het proces. Omgekeerd kunnen geen of weinig fluctuaties reden zijn voor een verlichting van de controleverplichting.
- Een verzwaring van de controleverplichting kan wenselijk zijn als door een oude reinigingstechniek, of oude installatie zonder een reinigingstechniek de emissie in verloop van tijd niet constant is.
- Bij bepaalde processen kan het uitvoeren van metingen of juist het gebruik van ERP's technisch onmogelijk blijken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij niet-constante emissies.
- Het kan voorkomen dat een continue meting van een stof om meettechnische redenen niet mogelijk is. Voor bijvoorbeeld dioxines is dat het geval. In dat geval zijn continue monstername of periodieke metingen de aangewezen methode.
Meetverplichting zonder reinigingstechniek
Niet bij alle productieprocessen zal een reinigings- of verwijderingstechniek nodig zijn, bijvoorbeeld bij lage concentraties. Omdat een storingsemissie ontbreekt, geldt voor deze situaties controleregime 0. Controleregime 0 is alleen bewaken van ERP’s categorie B (bijvoorbeeld de brandstofsamenstelling, grondstoffensamenstelling).
Ook in deze situatie kan het bevoegd gezag afwijken van de systematiek. Bij de keuze voor controlevorm en -frequentie kijkt het bevoegd gezag naar relevante informatie, bijvoorbeeld over het proces. Zo ontstaat er ruimte voor een aanpak op maat. Dit kan betekenen dat het bevoegd gezag alsnog een meetverplichting oplegt.
Voorbeeld bepalen controleregime
Een bedrijf vangt stof af met een elektrostatisch filter.
- Concentratie voor het filter: 900 mg/Nm3
- Emissiegrenswaarde: 5 mg/Nm3
- Afgasdebiet: 50.000 Nm3/uur
Stap 1: Bepalen van de storingsemissie:
- Optie 1: De storing duurt minimaal een uur en het proces schakelt niet automatisch af.
- De ongereinigde emissievracht is: 900 [mg/Nm3] x 50.000 [Nm3/u] = 45.000 g/uur
- De toegestane emissievracht is: 5 [mg/Nm3] x 50.000 [Nm3/u] = 250 g/uur
- De storingsemissie is: 45.000 – 250 = 44.750 g/uur
- Optie 2: De storing duurt maximaal 6 minuten. Het proces schakelt automatisch af door afschakeling van de spanning.
- De ongereinigde emissievracht is: 900 [g/Nm3] x 50.000 [Nm3/u] x 6/60 (min/min) = 4.500 g/uur
- De toegestane emissievracht is: 5 [mg/Nm3] x 50.000 [Nm3/u] = 250 g/uur
- De storingsemissie is: 4.500 – 250 = 4.250 g/uur
Stap 2. Bepalen van de ondergrens
De ondergrens voor stof is 100 kg/jaar.
Stap 3. Bepalen van de storingsfactor F en het controleregime:
- Optie 1: F = 0,5 * storingsemissie in (g/uur) / ondergrens (kg/jaar) = 0,5 * 44.750 / 100 = 224. Een storingsfactor van F = 224 leidt tot controleregime 2. Dit is meting 1x per 3 jaar en het continu bewaken van ERP's categorie-B.
- Optie 2: F = 0,5 * 4.250 / 100 = 21. Een storingsfactor van F = 21 leidt tot controleregime 1. Dit is een eenmalige meting en het continu bewaken van ERP's categorie-B.
Stap 4. Vaststellen van de controleverplichtingen
Aanname bij dit voorbeeld is dat er geen redenen zijn voor een lichtere of zwaardere controleverplichting. Het bedrijf voert het bepaalde controleregime uit.
- Optie 1: Meting 1x per 3 jaar en continue bewaking van ERP's categorie-B.
- Optie 2: Eenmalige meting en continue bewaking van ERP's categorie-B.
Controleverplichtingen in het controleplan
Het bedrijf kan een controleplan opstellen. Het is dan van belang dat de controleverplichtingen, dus de controlevorm en –frequentie, in het controleplan staan. Bij het gebruik van ERP bevat het controleplan ook de relatie tussen de ERP’s en de emissie en de wijze van registeren.
Bij metingen zijn onder andere de meetmethode, meetplaats en kwaliteitsborging van de meetinstantie en –apparatuur van belang. In het controleplan staat ook hoe beoordeling plaatsvindt op basis van metingen en op basis van ERP's.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.