Richtingaanwijzer H3 Bal bepaalt of regels gelden
De regels in hoofdstuk 4 en 5 van het Bal gelden alleen als dit vermeld staat voor een activiteit in hoofdstuk 3 van het Bal. Meer informatie staat op de pagina Richtingaanwijzer milieubelastende activiteit Bal.
Emissiegrenswaarde
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) stelt eisen aan de concentratie van de emissie: emissiegrenswaarde. Het bevoegd gezag toetst de gezamenlijke concentratie van alle stoffen binnen een stofklasse aan de emissiegrenswaarde. Deze emissiegrenswaarden gelden voor elke puntbron afzonderlijk.
Als er een emissiegrenswaarde geldt, moet het bedrijf de emissie ook monitoren. Daarbij moet het bedrijf corrigeren voor mogelijke extra verdunning door toevoegen van luchtstromen. De emissiegrenswaarden en monitoring staan in paragraaf 5.4.4 van het Bal of bij de activiteit in hoofdstuk 4 van het Bal.
Verdunning
De emissiegrenswaarden gelden voor de emissies zonder extra verdunning met lucht. De bepaling van de concentraties in de afgassen is dus op basis van alleen de luchtstroom die nodig is voor het reguliere proces.
Luchtstromen die het bedrijf ter verdunning, koeling of anderszins met deze afgasstroom mengt of via hetzelfde emissiepunt afvoert, tellen niet mee. Ook het combineren van afgasstromen op 1 gemeenschappelijke schoorsteen moet als 'verdunning' worden beschouwd. Als er sprake is van verdunning, dan vindt hiervoor een correctie plaats.
Ondergrens
Kleine bronnen dragen weinig bij aan de jaarlijkse emissie. Om die reden geldt de emissiegrenswaarde en de bijbehorende monitoring niet voor kleine bronnen. Het gaat hier om bronnen waarvan de jaarlijkse emissie onder een bepaalde jaarvracht blijft: de ondergrens. Deze ondergrens staat in artikel 5.30 van het Bal of bij de activiteit in hoofdstuk 4 van het Bal.
Bij de ondergrens gaat het om de ongereinigde vracht. Dit is de emissie die vrijkomt als er geen nageschakelde techniek zou staan. Een nageschakelde techniek wordt geplaatst zodat de puntbron kan voldoen aan de emissiegrenswaarde. Controle of de nageschakelde techniek voldoende blijft werken en dus de emissiegrenswaarde haalt, is daarbij van belang Ook als de gereinigde jaarvracht onder de ondergrens komt.
Puntbron
Bij een puntbron gaat het om de locatie waar de emissie uiteindelijk in de buitenlucht komt. Een bedrijf kan emissies van meerdere bronnen afvoeren via hetzelfde emissiepunt. De emissiegrenswaarde en de ondergrens gelden voor het emissiepunt: de puntbron.
Emissiepunten zijn bijvoorbeeld schoorstenen, pijpen en uitmondingen. Ook (mechanische) ruimteventilatie is een emissiepunt. Bij mechanische ruimteventilatie worden meestal de emissies afgevoerd die in een ruimte diffuus zijn ontstaan. Er zijn daarom relatief grote debieten en lage concentraties. Bij direct bij de bron afgezogen emissies gaat het juist om relatief lage debieten en hoge concentraties.
Diffuse emissies
De emissiegrenswaarden gelden niet voor diffuse emissies. Beperking van diffuse emissies vindt zoveel mogelijk plaats door good housekeeping en preventieve maatregelen. Zo nodig kan het bevoegd gezag eisen aan diffuse emissies vastleggen in een maatwerkvoorschrift of vergunning. Voorbeelden van diffuse emissies zijn het lekken van afsluiters en flenzen. Diffuse emissies komen ook vrij uit (natuurlijk) geventileerde ruimtes, opslagtanks en andere oppervlaktebronnen, zoals een beluchtingstank.
De diffuse emissies die toch nog te hoog zijn, moet het bedrijf in overeenstemming met BBT Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) zoveel mogelijk afvoeren door gerichte afzuiging. Dit volgt uit de zorgplicht. De emissies van die afzuiging samen met de emissies van de ruimteventilatie gelden als puntbronnen. Hiervoor geldt bij overschrijden van de ondergrens de emissiegrenswaarde.
Meer informatie over diffuse emissies:
Stofklasse
Er geldt een emissiegrenswaarde en ondergrens per stofklassen. Deze staan in artikel 5.30 van het Bal of bij de activiteit in hoofdstuk 4 van het Bal. Het gaat om de volgende stofklassen:
- anorganische stoffen: gasvormig (gA) en vast (sA)
- organische stoffen: gasvormig (gO)
- stofvormige stoffen (S)
- Zeer Zorgwekkende Stoffen (ERS, MVP1, MVP2)
Bijlage III geeft aan in welke stofklasse een stof valt. Als een stof niet voorkomt in de bijlage, geldt de stofklasse van de stofgroep waaronder de stof valt. Als er geen passende stofgroep is, deelt het bevoegd gezag zelf de stof in. Het RIVM (Helpdesk Risico's van stoffen) kan hierbij adviseren.
Voorbeeld stofgroep
In een stofgroep vallen meerdere verwante individuele stoffen. Een stofgroep heeft vaak geen CAS-nummer. Zo is de stofgroep 'aromatisch koolwaterstofmengsel' ingedeeld in de stofklasse gO.2. Benzeen behoort ook tot de stofgroep aromatisch koolwaterstofmengsel. Maar benzeen is ook individueel ingedeeld, namelijk in de stofklasse MVP2. Voor benzeen geldt dus de emissiegrenswaarde van stofklasse MVP2 en niet de emissiegrenswaarde van stofklasse gO.2.
Zoeken op individuele stof of stofgroep
Een stof kan onder verschillende namen bekend zijn. De stoffenlijst noemt deze synoniemen niet. Gebruik daarom het CAS-nummer om te bepalen of de stof individueel is ingedeeld in een klasse. Een stofgroep heeft geen CAS-nummer. Is een stof niet individueel ingedeeld? Ga dan handmatig de stofgroepen na om te bepalen of een stof daarin valt.
U kunt de volgende tool gebruiken om de stofklasse op te zoeken:
Overgangsrecht
De emissiegrenswaarde van de stoffen stikstofoxide, waterstofchloride, waterstoffluoride en ammoniak en de stofklassen ERS, S en sA.3 zijn aangescherpt (artikel 5.38b Bal). Daarnaast zijn de stoffen uit de stofklasse gO.3 toegevoegd aan de stofklasse gO.2. Voor deze stoffen geldt tot 4 jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet de oude emissiegrenswaarde.