Bepalen van homogeniteit van luchtemissie
De concentratie van een component in luchtemissies is niet altijd gelijk verdeeld in het meetvlak. De emissie is homogeen als de concentratie gelijk is binnen het meetvlak. De meetinstantie stelt de homogeniteit van de emissie vast voor de meting. Op basis van de homogeniteit kiest de meetinstantie een geschikte bemonsteringsmethode.
Homogeniteit in het meetvlak bepalen
Voor een emissiemeting bepaalt de meetinstantie de homogeniteit van de samenstelling (concentratie van componenten) in het meetvlak. Afgas is homogeen als de concentratie van de individuele component varieert met tijd, maar niet binnen het meetvlak. Het meetvlak is de dwarsdoorsnede van het emissiekanaal ter hoogte van de meetopeningen.
De homogeniteitstest bestaat uit een concentratiemeting op een vast referentiepunt en gelijktijdig een meting op verschillende punten in het meetvlak (traversemeting). In NEN-EN 15259 staat het minimale aantal meetpunten voor een homogeniteitstest.
De meetinstantie vergelijkt het meetresultaat van de meetpunten met het resultaat op het referentiepunt. Hieruit volgt het concentratieprofiel in het meetvlak. Het concentratieprofiel kan niet-significant, verwaarloosbaar of significant zijn.
Concentratieprofiel bepaalt geschikte bemonsteringsmethode
Op basis van het concentratieprofiel in het meetvlak kiest de meetinstantie een geschikte bemonsteringsmethode:
- Een niet-significant profiel betekent een homogene emissie. De meetinstantie bemonstert op een willekeurig punt.
- Een verwaarloosbaar profiel betekent een voorspelbare niet-homogene emissie. De meetinstantie kiest een representatief punt voor bemonstering.
- Een significant profiel betekent een niet-homogene emissie. De meetinstantie meet de concentratie en de rookgassnelheid op meerdere meetpunten in het meetvlak (traverse bemonstering). Daarna berekent de meetinstantie de snelheidgewogen gemiddelde concentratie.
De bemonsteringsmethode zorgt ervoor dat de meting representatief is.
Aanbevelingen locatie meetvlak
Verstoringen in het emissiekanaal kunnen de homogeniteit en het stromingsprofiel van de emissie ook beïnvloeden. Zoals bij als bochten, vernauwingen, verwijding, ventilatoren of kleppen. Een geschikt meetvlak bevindt zich daarom op voldoende afstand van verstoringen in het emissiekanaal.
De NEN-EN 15259 beveelt aan dat het meetvlak zich bevindt in een verticaal emissiekanaal, minimaal:
- 5 hydraulische diameter (Dh) na een verstoring
- 2 Dh voor een verstoring
- 5 Dh voor de uitstroomopening
Een hydraulische diameter (Dh) is viermaal de oppervlakte van het meetvlak gedeeld door de omtrek van het meetvlak. Bij ronde emissiekanalen is de hydraulische diameter gelijk aan de diameter van het meetvlak.
Als het meetvlak aan deze eisen voldoet, zijn homogene rookgascondities waarschijnlijk. De meetinstantie moet dan nog steeds een homogeniteitstest uitvoeren.
Uitzonderingen op de homogeniteitstest
De homogeniteitstest is niet nodig als:
- de homogeniteitstest eerder is uitgevoerd en de emissiebron niet is gewijzigd
- de bemonsteringsmethode is vastgelegd in de meetnorm voor de specifieke eigenschap of stof. Bijvoorbeeld traverse bemonstering is voorgeschreven in de meetnorm voor stof emissiemetingen.
- de diameter van het emissiekanaal kleiner is dan 35 cm. Dan is de aanname dat de emissie homogeen is en voldoet puntbemonstering op een willekeurig punt.
In de bovenstaande situaties volgt de bemonsteringsmethode uit de norm, of is uitvoeren van een nieuwe homogeniteitstest overbodig.