Emissiemetingen bij kleine en middelgrote stookinstallaties
Voor kleine en middelgrote stookinstallaties gelden, afhankelijk van de brandstof, de voorschriften van paragraaf 4.126 en paragraaf 4.127 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). Bij stookinstallaties is het verplicht om continu of periodiek de concentratie van stoffen te meten waarvoor een emissiegrenswaarde geldt. De emissiemetingen moeten voldoen aan de eisen in het Bal.
Let op: Deze pagina behandelt regels die gelden voor kleine en middelgrote stookinstallaties voor standaard brandstoffen en middelgrote stookinstallaties voor niet-standaard brandstoffen. De artikelnummers uit het Bal staan in volgorde van standaard brandstoffen en daarna niet-standaard brandstoffen, tenzij anders aangegeven.
Inhoud
Deze pagina behandelt de volgende onderwerpen:
Uitvoeren van emissiemetingen
De meetresultaten moeten betrouwbaar zijn. Daarom moeten metingen plaatsvinden volgens de NEN-EN 15259 (artikel 4.1310 en 4.1352 Bal). Deze norm stelt eisen aan de kwaliteit van de meting en meetomstandigheden. De norm bevat onder andere:
- voorschriften voor een meetplan
- richtlijnen voor de meetlocatie en meetopeningen
- de minimaal vereiste inhoud van een meetrapport
Daarnaast zijn er specifieke regels en meetnormen voor het uitvoeren van periodieke metingen en continue metingen.
Periodiek meten
Een geaccrediteerde meetinstantie voert de periodieke emissiemeting uit volgens Europese meetnormen. Dit staat in het artikel 4.1312 en 4.1354 Bal. Een overzicht van meetinstanties met accreditatie staat op de website van de Raad voor Accreditatie.
Een periodieke meting bestaat uit 3 deelmetingen van 15 tot maximaal 30 min. De meetresultaten moeten bewijzen dat de stookinstallatie voldoet aan emissiegrenswaarden tijdens representatieve bedrijfsvoering (artikel 4.1316 en 4.1358 Bal).
De meting vindt daarom plaats tijdens het stoken van het brandstofmengsel dat de hoogste emissie oplevert. En bij:
- minimaal 60% belasting van het thermisch ingangsvermogen voor een ketelinstallatie
- de hoogste continue belasting voor dieselmotoren, gasmotoren of een gasturbine
- maximaal 10% bijstook in de ketel voor een gasturbine met bijbehorende ketel
De meetinstantie moet ook een accreditatie hebben voor het meten van specifieke stoffen in het rookgas:
Stof | Meetnorm |
---|---|
Zuurstof (O2) | NEN-EN 14789 |
Totaal stof | NEN-EN 13284-1 |
Stikstofoxiden (NOx) | NEN-EN 14792 |
Zwaveldioxide (SO2) | NEN-EN 14791 |
Onverbrande koolwaterstoffen (CxHY) | NEN-EN 12619 |
Ammoniak (NH3) | NEN-EN-ISO 21877 |
Bij een kleine of middelgrote stookinstallatie voor standaard brandstoffen is het ook toegestaan dat een SCIOS-gecertificeerde specialist de metingen verricht (artikel 4.1312, lid 5 Bal). De SCIOS-specialist voert de meting uit volgens de methode in SCIOS scope 6. Dit geldt niet voor het meten van totaal stof in middelgrote stookinstallaties (> 1 MWth) en het meten van ammoniak (artikel 4.1312, lid 6 Bal). In deze twee gevallen voert een geaccrediteerd laboratorium de meting uit.
Continu meten
Het bedrijf meet de emissie continu met een automatisch meetsysteem (AMS). Er zijn 2 soorten AMS:
- CEMS (Continuous Emission Monitoring System). Dit systeem meet de concentratie van stoffen in het rookgas. De leverancier van het systeem installeert dit in het rookgaskanaal.
- PEMS (Predictive Emission Monitoring System). Dit systeem meet bepaalde procesparameters continu. Een PEMS gebruikt een verband tussen de gemeten procesparameters en de concentratie van stoffen in het rookgas. Een PEMS is niet toegestaan bij een brandstof met variabele samenstelling, zoals biomassa of procesgassen. Bij stookinstallaties voor niet-standaard brandstoffen is het gebruik van PEMS daarom niet mogelijk.
Voor kwaliteitsborging moet een AMS altijd voldoen aan de eisen volgens NEN-EN 14181 en NTA 7379 (artikel 4.1310 en 4.1352 Bal). Uit de NEN-EN 14181 norm volgt de verplichting voor vijfjaarlijkse kalibratiemeting en periodieke controles. Een AMS voor stofmetingen moet ook voldoen aan NEN-EN 13284-2.
De registratie van emissies is onafgebroken. Op deze manier wordt het stookgedrag en de werking van de rookgasreiniging vastgelegd. Voor het vaststellen van de periodes van opstarten en stilleggen geldt het Uitvoeringsbesluit over opstarten en stilleggen van de Europese Commissie.
Parallelmeten bij continue meetsystemen
Het bedrijf moet bij een AMS minimaal 1 keer per jaar een parallelmeting laten uitvoeren. De meetinstantie moet accreditatie hebben voor de metingen. De meetnormen voor de parallelmetingen zijn gelijk aan de meetnormen voor periodieke metingen.
Meten van referentieparameters rookgas
De concentratie van de stoffen is afhankelijk van de eigenschappen van het rookgas. Daarom meet de meetdienst of het continue meetsysteem ook de volgende referentieparameters:
- temperatuur
- druk
- vochtgehalte
- zuurstofgehalte
Met de referentieparameters kan de meetinstantie of het bedrijf de gemeten emissies herleiden naar de standaardcondities. Op deze manier is vergelijking mogelijk van de emissies en de emissiegrenswaarden.
Toetsen aan emissiegrenswaarden
Voldoen aan emissiegrenswaarden bij een periodieke meting
De stookinstallatie voldoet aan de emissiegrenswaarde als geen van de gevalideerde gemiddelden van iedere deelmeting de emissiegrenswaarde overschrijdt. Dit staat in artikel 4.1315 en 4.1354 van het Bal. Een gevalideerd gemiddelde is het gemiddelde na aftrek van de aangetoonde meetonzekerheid.
Voldoen aan emissiegrenswaarden bij een continue meting
De stookinstallatie voldoet aan de emissiegrenswaarden als alle gevalideerde daggemiddelde meetresultaten lager zijn dan de grenswaarde (artikel 4.1320 en 4.1362 Bal).
De stappen voor het bepalen van de gevalideerde daggemiddelde meetresultaten zijn:
- Uitsluiten van ongeldige meetresultaten
- Een meetresultaat is ongeldig als die is verkregen tijdens storingen aan de stookinstallatie of emissiebeperkende techniek. Of tijdens starten of stoppen van de stookinstallatie (artikel 4.1320 en 4.1362 Bal).
- Uitsluiten van ongeldige meetdagen
- De meetresultaten van een dag is ongeldig als het AMS meer dan 3 uur storing of onderhoud had (artikel 4.1321 en 4.1363 Bal). Of er minder dan 6 uur aan geldige meetresultaten beschikbaar zijn (NEN-EN 17255-1).
- Herleiden naar standaardcondities
- Het bedrijf corrigeert alle geldige meetwaarden naar standaardcondities en het referentiegehalte zuurstof.
- Berekenen van de daggemiddelde concentratie
- De daggemiddelde concentratie is het gemiddelde van alle geldige meetwaarden op een geldige meetdag.
- Correctie van daggemiddelde voor de meetonzekerheid
- De gevalideerde daggemiddelde meetresultaten zijn de daggemiddelde concentraties met aftrek van de aangetoonde meetonzekerheid.
Bij het uitsluiten van ongeldige meetdagen geldt: bij meer dan 10 ongeldige meetdagen per jaar door storing aan het AMS moet het bedrijf maatregelen treffen om de betrouwbaarheid te verbeteren. Dit staat in artikel 4.1321 en 4.1363 van het Bal.
Let op: er gelden ook andere voorschriften
Naast de voorschriften voor het meten van emissies bij kleine en middelgrote stookinstallaties gelden er ook andere voorschriften:
- Standaard brandstoffen: inhoudelijke regels kleine en middelgrote stookinstallaties voor standaard brandstoffen.
- Niet-standaard brandstoffen: inhoudelijke regels middelgrote stookinstallaties voor niet-standaard brandstoffen.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.