Brandveiligheidsinstallaties
De algemene rijksregels van paragraaf 6.5.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) gelden voor een brandmeldinstallatie, ontruimingsalarminstallatie, droge blusleiding, blustoestel, brandslanghaspel, automatische brandblusinstallatie en rookbeheersingssysteem in een bouwwerk.
Brandmeldinstallatie
Een brandmeldinstallatie die in artikel 3.115 Bbl voorgeschreven is, moet een geldig inspectiecertificaat hebben. Het certificaat wordt afgegeven volgens het CCV-inspectieschema Brandbeveiliging. Dit staat in artikel 6.32, lid 1 Bbl. Het begrip 'geldig' betekent dat het document niet verlopen mag zijn.
Een brandmeldinstallatie moet op adequate wijze worden beheerd, gecontroleerd en onderhouden (artikel 6.32, lid 2 Bbl). Dit is om een goede werking van een brandmeldinstallatie voortdurend te garanderen. In het algemeen zal hiervan sprake zijn als het beheer verloopt volgens de voorschriften van de leverancier van de brandmeldinstallatie. Een beschrijving van beheer, controle en onderhoud staat in NEN 2654.
Een inspectiecertificaat voor een brandmeldinstallatie is 3 jaar geldig. Bij verplichte doormelding naar de brandweer geldt de kortere geldigheidsduur van 1 jaar in plaats van 3 jaar (artikel 6.32, lid 3 Bbl). De geldigheidsduur wordt gerekend vanaf de datum van afgifte van het certificaat.
Zie het infoblad Brandmeldinstallatie, ontruimingsalarminstallatie en rookmelders (pdf, 659 kB) voor verdere informatie.
Ontruimingsalarminstallatie
Een ontruimingsalarminstallatie die in artikel 3.119 Bbl is voorgeschreven moet een geldig inspectiecertificaat hebben, afgegeven volgens het CCV-inspectieschema Brandbeveiliging. Dit staat in artikel 6.33, lid 1 Bbl. Het begrip 'geldig' betekent dat het document niet verlopen mag zijn.
Iedere voorgeschreven ontruimingsalarminstallatie moet adequaat worden beheerd, gecontroleerd en onderhouden (artikel 6.33, lid 2 Bbl). In het algemeen is daarvan sprake als dit gebeurt volgens de voorschriften van de leverancier van de ontruimingsalarminstallatie. Een beschrijving van beheer, controle en onderhoud staat in NEN 2654.
Een inspectiecertificaat voor een ontruimingsalarminstallatie is 3 jaar geldig. Als doormelding verplicht is, geldt een geldigheidsduur van 1 jaar. De geldigheidsduur wordt gerekend vanaf de datum van afgifte van het certificaat.
Zie het infoblad Brandmeldinstallatie, ontruimingsalarminstallatie en rookmelders (pdf, 659 kB) voor verdere informatie.
Droge blusleiding
Droge blusleidingen en bijbehorende pompinstallatie moeten regelmatig en adequaat gecontroleerd en onderhouden worden. Dat volgt uit artikel 6.4 (specifieke zorgplicht: brandveilig gebruik van bouwwerken) Bbl. Dit betekent dat zo nodig ook reparaties moeten worden uitgevoerd, maar beter nog dat defecten worden voorkomen.
In aanvulling op deze zorgplicht geldt artikel 6.34 Bbl. Dat bepaalt dat voorgeschreven droge blusleidingen en pompinstallaties eenmaal in de 5 jaar, gerekend vanaf de oplevering, moeten worden getest. De test moet gebeuren volgens NEN 1594.
Een pompinstallatie is alleen nodig bij gebouwen hoger dan 70 m. Dat volgt uit Bijlage C van NEN 1794. Dit heeft te maken met de capaciteit en de hoogste druk die de brandweer met een mobiele motorbrandspuit kan leveren.
Een droge blusleiding moet bij ingebruikname van een nieuw bouwwerk aan de NEN 1594 voldoen. Dit staat in artikel 4.221, lid 4 Bbl.
Blustoestellen en brandslanghaspels
Een voorgeschreven draagbaar of verrijdbaar blustoestel moet ten minste 1 keer in de 2 jaar op juiste wijze worden onderhouden en worden gecontroleerd op een goede werking (artikel 6.35, lid 1 Bbl). Het gaat hier om toestellen die zijn voorgeschreven in artikel 4.223 Bbl of via een gelijkwaardige maatregel.
Voor blustoestellen die alleen in het kader van Arbo-regelgeving zijn aangebracht geldt artikel 6.35, lid 1 niet.
Voor een voorgeschreven brandslanghaspel (op basis van artikel 4.220 Bbl of een gelijkwaardige maatregel) is ten minste 1 keer per 2 jaar adequaat onderhoud verplicht. Dit houdt ook controle in van de goede werking van die brandslanghaspel (artikel 6.35, lid 2 Bbl).
De NEN 2559 wordt in het Bbl niet meer aangestuurd voor blustoestellen. Uitgangspunt blijft dat NEN 2559 voldoende biedt om aan de onderhouds- en controleverplichting te voldoen.
Automatische brandblusinstallatie en rookbeheersingssysteem
Een automatische brandblusinstallatie (bijvoorbeeld een sprinklerinstallatie) heeft tot doel een beginnende brand te blussen of een brand onder controle te houden, zodat de omvang beperkt wordt.
Een rookbeheersingssysteem (rook- en warmteafvoerinstallatie) heeft tot doel om rook en warmte bij een brand uit het bouwwerk af te voeren. Daarmee kunnen mensen gedurende een langere periode veilig vluchten. Ook kan de installatie voorkomen dat reddings- en bluswerkzaamheden worden belemmerd door rook die blijft hangen.
Bovengenoemde installaties worden niet altijd in regelgeving voorgeschreven. Maar ze kunnen wel een rol spelen bij een gelijkwaardige maatregel. De installaties kunnen onderdeel zijn van een gelijkwaardige maatregel voor bouwkundige brandwerende voorzieningen. Of om een langere loopafstand toe te staan dan bedoeld in paragrafen 3.2.10 en 4.7.6. Ook kan een automatische brandblusinstallatie en/of een rookbeheersingssysteem bijdragen aan de vereiste gelijkwaardige brandveiligheid van grote brandcompartimenten. En aan de functionele brandveiligheidseisen van paragraaf 4.2.13 (hoge en ondergrondse gebouwen). In al deze gevallen is sprake van verplichte automatische brandblusinstallatie of rookbeheersingsinstallatie.
Inspectiecertificaten
Een verplichte automatische brandblusinstallatie moet een geldig inspectiecertificaat hebben, afgegeven volgens het CCV-inspectieschema Brandbeveiliging (vastopgestelde Brandbeheersings- en Brandblussystemen). Dat staat in artikel 6.36, lid 1 Bbl. Het begrip 'geldig' betekent dat het document niet verlopen mag zijn. Die inspectie zorgt ervoor dat automatische brandblusinstallaties ook in de gebruiksfase blijven voldoen aan de uitgangspunten die er waren bij de installatie.
Een voorgeschreven rookbeheersingsinstallatie moet een geldig inspectiecertificaat hebben dat is afgegeven volgens het CCV-inspectiesschema Brandbeveiliging.
Een inspectiecertificaat van een automatische brandblusinstallatie of een rookbeheersingsinstallatie is 1 jaar geldig. De geldigheidsduur wordt gerekend vanaf de afgiftedatum van het certificaat.
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bbl bevat regels over bouwwerken.