Energielabel voor woningen en gebouwen
Voor woningen en gebouwen is in een aantal gevallen een energielabel verplicht. Bijvoorbeeld bij de verkoop van een gebouw. Er gelden eisen voor het energielabel, het vaststellen ervan en de zichtbaarheid in een gebouw. Regels hiervoor staan in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) en de Omgevingsregeling.
Beschikbaarheid energielabel
In onderstaande gevallen moet een energielabel beschikbaar zijn:
- Bij oplevering van een nieuw gebouw of gedeelte daarvan is de verkoper verplicht de koper een energielabel te leveren (artikel 6.27, lid 1 Bbl).
- Wanneer de eigenaar van een bouwterrein zelf opdracht heeft gegeven voor de bouw op dat terrein, en vanaf het begin de zeggenschap heeft over de bouw, is die eigenaar zelf verantwoordelijk voor een energielabel bij de oplevering (artikel 6.27, lid 2 Bbl).
- De eigenaar van het gebouw of gedeelte daarvan moet aan een nieuwe huurder een afschrift van het energielabel beschikbaar stellen. Bij verkoop stelt de verkoper een energielabel beschikbaar aan de koper (artikel 6.27, lid 3 Bbl).
- De eigenaar stelt een geldig energielabel beschikbaar aan de koper bij de verkoop van een gebouw of gedeelte daarvan. Of van een deelnemings- of lidmaatschapsrecht dat recht geeft op het gebruik van dat gebouw of gedeelte (artikel 6.27, lid 4 Bbl).
- Gaat het om een gebouw of gedeelte daarvan, waarvan een gebruiksoppervlakte van meer dan 250 m2 in gebruik is bij een overheidsinstelling en dat vaak door publiek wordt bezocht? Dan moet de eigenaar ervan voor dat gebouw een geldig energielabel hebben (artikel 6.27, lid 5 Bbl). De verantwoordelijkheid berust bij de eigenaar van het gebouw.
Uitzonderingen energielabelplicht
In de volgende gevallen hoeft er geen energielabel te zijn:
- (gedeelte van een) te slopen gebouw dat onteigend is
- (voorbeschermde) gemeentelijke, provinciale en rijksmonumenten
- alleenstaande gebouwen met een gebruiksoppervlakte van minder dan 50 m2. Bijvoorbeeld een tiny house, woonboot of woonwagen.
- (gedeelte van een) gebouw dat geen energie gebruikt om het binnenklimaat te regelen. Denk aan een schuur, garage, trekkershut of gîte.
- gedeelte van een) gebouw dat in gebruik is voor erediensten of religieuze activiteiten is. Zoals kerken en moskeeën. Dit betekent bijvoorbeeld dat een gebouw waarvan een klein gedeelte als gebedsruimte is ingericht wel een energielabel moet hebben maar dat dat gedeelte bij het berekenen van het label buiten beschouwing mag blijven.
- (gedeelte van een) gebouw met een industriefunctie. Het (gedeelte van het) gebouw moet wel een lage energiebehoefte hebben.
- (gedeelte van een) gebouw dat maximaal 2 jaar in gebruik is. Denk aan bouwketen, noodwinkels en noodlokalen bij scholen.
- (gedeelte van een) gebouw met een woonfunctie of logiesfunctie dat minder dan 4 maanden per jaar in gebruik is. Denk aan (recreatie)woningen die minder dan 4 maanden per jaar in gebruik zijn. Het verwachte jaarlijkse energieverbruik moet wel minder dan 25% zijn van het verwachte jaarlijkse energieverbruik bij permanent gebruik.
Artikel 6.28 van het Bbl regelt dit.
Eisen aan het energielabel
Een energielabel is een schriftelijke verklaring over een gebouw waarin staat:
- het resultaat van de berekening van de energieprestatie
- referentiewaarden waarmee de energieprestatie kan worden vergeleken en beoordeeld, en
- aanbevelingen voor een kostenoptimale of kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie Tenzij er voor zo'n verbetering geen redelijk potentieel is ten opzichte van de geldende energieprestatie-eisen.
Dit staat in artikel 6.29, lid 1 Bbl. Bekijk een voorbeeld van een energielabel.
De aanbevelingen moeten technisch haalbaar zijn voor het gebouw, of gedeelte daarvan, waarvoor het energielabel is afgegeven. Daarnaast moeten de aanbevelingen een raming kunnen bieden van de terugverdientijden of kostenvoordelen gedurende de economische levensduur.
Deze aanbevelingen gaan in op maatregelen voor ingrijpende renovatie van de bouwschil of technische bouwsystemen. Maar ook op niet-ingrijpende renovatie voor individuele onderdelen van een gebouw. Ook moet in het label een verwijzing staan naar een vindplaats voor extra informatie (artikel 6.29, lid 2 Bbl).
Het energielabel moet een energieprestatie-indicator hebben die:
- met een letter of lettercombinatie aangeeft wat de energieprestatie is en
- in kWh/(m2 per jaar) aangeeft wat het primair fossiel energiegebruik is
Artikel 6.29, lid 3 van het Bbl regelt dat. Bij de berekening van de energieprestatie gelden de eisen daarover in paragraaf 5.1.2 van de Omgevingsregeling. Een energielabel is 10 jaar geldig gerekend vanaf de datum van opname van de gegevens voor de afgifte ervan (artikel 6.29, lid 4 Bbl).
Vaststellen energielabel
De energieprestatie wordt berekend door een gecertificeerde organisatie op basis van BRL 9500-W of BRL 9500-U. Bij woningbouw geldt BRL 9500-W. In alle andere gevallen geldt BRL 9500-U. Uit beide BRL'en volgt dat daarbij gebruik moet worden gemaakt van adviseurs, werkzaam voor een NL-EPBD-certificaathouder. De adviseur die de berekening uitvoert, moet gebruikmaken van software op basis van BRL 9501. De adviseurs nemen de energieprestatie op en registreren deze in EP-online. Daarna geeft het ministerie van BZK het energielabel af. Dit staat in artikel 5.11 en 5.12 van de Omgevingsregeling.
Het primair fossiel energiegebruik van de woonfunctie, het woongebouw of die logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw wordt met een tabel omgezet in een letter(combinatie). Deze tabel staat in bijlage IX van de Omgevingsregeling. Bij de berekening van het primair fossiel energiegebruik wordt, als energiemaatregelen op gebiedsniveau van toepassing zijn, gerekend met forfaitaire waarden Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) voor deze maatregelen (artikel 5.11, lid 4 Omgevingsregeling).
Het primair fossiel energiegebruik van het utiliteitsgebouw wordt met de tabel in bijlage X in de Omgevingsregeling omgezet in een letter(combinatie). Bij de berekening van het primair fossiel energiegebruik wordt, als energiemaatregelen op gebiedsniveau van toepassing zijn, gerekend met kwaliteitsverklaringen Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) voor deze maatregelen (artikel 5.12, lid 4 Omgevingsregeling).
Voorbeelden van gebiedsmaatregelen zijn onder andere:
- stadsverwarming (externe warmtelevering)
- grootschalige zonne-energie
- windmolens
Gegevens energielabel
Het energielabel wordt vastgesteld op basis van in ieder geval:
- gegevens over de algemene gebouwkenmerken, waaronder gebruiksfunctie, bouwjaar, gebruiksoppervlakte in m2. En, in bij een woonfunctie, woongebouw of logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw: woningtype
- gegevens over de isolatie, waaronder beglazing, isolatie van de gevel, van het dak en van de vloer
- gegevens over de installaties, waaronder verwarmingstoestel, tapwatertoestel, koelsysteem, ventilatiesysteem, zonneboiler, zonnepanelen en, bij een utiliteitsgebouw, verlichting, en
- gegevens over de berekende indicatoren van de energieprestatie, waaronder de energielabelklasse, het primair fossiel energiegebruik en het aandeel hernieuwbare energie. Bij een woonfunctie, woongebouw of logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw: de oververhitting in de zomer en de warmtebehoefte en, bij een utiliteitsgebouw: de energiebehoefte
Dit staat in artikel 5.13 van de Omgevingsregeling.
Inzien van een energielabel kan op basis van postcode/huisnummer, VBO-id (verblijfsobject-id) of registratienummer via de site van EP-online. Dat is de officiële landelijke database waarin energieadviseurs en erkend deskundigen energieprestatie-indicatoren en energielabels kunnen registreren. In artikel 5.14 van de Omgevingsregeling staan regels voor het registreren van energielabels.
Energielabel aangeven in advertenties en in door publiek veel bezochte gebouwen
Degene die een gebouw of gedeelte daarvan te koop of te huur aanbiedt via advertenties in commerciële media, vermeldt daarin de energieprestatie-indicator van een geldig energielabel van dat gebouw of het gedeelte daarvan. Dit geldt niet voor het (deel van het) gebouw dat niet labelplichtig is (artikel 6.30, lid 1 Bbl).
De eigenaar van een gebouw of gedeelte daarvan moet het energielabel aanbrengen op een voor het publiek duidelijk zichtbare plaats in dat gebouw of gedeelte, als:
- een gebruiksoppervlakte van meer dan 250 m2 in gebruik is bij een overheidsinstantie en dat gebouw of gedeelte veelvuldig door het publiek wordt bezocht, of
- voor dat gebouw of gedeelte een geldig energielabel is afgegeven, het een gebruiksoppervlakte van meer dan 250 m2 heeft en veelvuldig door het publiek wordt bezocht.
Dit staat in artikel 6.30, lid 2 Bbl.
Veelvuldig door het publiek bezocht betekent dat het gebouw voor het publiek toegankelijk moet zijn. Die gebouwen die niet voor het publiek toegankelijk zijn, vallen daarmee niet onder de bepaling. In het algemeen hoeft er geen label te komen in gebouwen waarin alleen zogenoemde backoffice-taken worden verricht. Voor de toepassing van dit onderdeel is bepalend of een groot aantal mensen het gebouw bezoekt. Uitgangspunt hierbij is dat het gaat om een meer dan incidenteel bezoek.
Een weergave van de numerieke energieprestatie-indicator van het primair fossiel energiegebruik in kWh/(m2 per jaar) en het energiegebruik in een letter(combinatie) moet op duidelijk zichtbare plaats in het gebouw komen (artikel 5.15 Omgevingsregeling). Het energielabel moet zo worden opgehangen of neergezet, dat het in een algemene ruimte van het gebouw zonder moeite goed zichtbaar is. Dit kan bijvoorbeeld door het ophangen bij of naast de receptie of de uitgang. Het ophangen van het energielabel in een spreekkamer is niet voldoende. Zie voor meer informatie Energielabel woningen op rvo.nl.
Informatie voor bedrijven
Bedrijven kunnen voor meer informatie over energielabels terecht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De RVO verzorgt de informatievoorziening en ondersteuning aan bedrijven en ondernemers over wetten en regels gebouwen. Daar kunnen bedrijven hun vragen stellen.
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bbl bevat regels over bouwwerken.
Forfaitaire waarden energieprestatie
Representatieve waarden die een gemiddelde geven van wat op dat onderdeel in de praktijk gebruikelijk is. Door dit uitgangspunt wordt de noodzaak om specifieke waarden te gebruiken minder groot. Dit is met name van belang als een globale benadering van de energieprestatie van een gebouw voldoende informatie geeft. En als een grotere mate van nauwkeurigheid beperkte toegevoegde waarde heeft. Of als detailinformatie niet beschikbaar is, bijvoorbeeld omdat kwaliteitsverklaringen ontbreken bij bestaande gebouwen of in een vroege ontwerpfase van een nieuw gebouw.
Kwaliteitsverklaring energieprestatie
Verklaring dat een product bepaalde eigenschappen heeft volgens een algemeen geaccepteerde norm of bijlage van een norm. Voor de energieprestatieberekening gaat het dan om eigenschappen of productkarakteristieken die gebruikt kunnen worden in de berekeningsmethodiek.