Zorgplicht bouwwerkinstallaties
Voor bouwwerkinstallaties geldt een specifieke zorgplicht. Afdeling 6.5 Bouwwerkinstallaties van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) geeft een nadere invulling aan deze specifieke zorgplicht uit artikel 2.6, Bbl.
Voor bouwwerkinstallaties gelden eisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving. Er zijn eisen voor bouwwerkinstallaties bij nieuwbouw en bestaande bouw. Hieronder staan eisen voor installaties bij gebruik van bouwwerken. Er gelden ook voorschriften voor brandveiligheidsinstallaties.
Airconditioningsystemen
Voor een airconditioningsysteem of gecombineerd airconditionings- en ventilatiesysteem met een nominaal vermogen van meer dan 70 kW gelden eisen. De toegankelijke delen ervan worden ten minste 1 keer per 5 jaar gekeurd (artikel 6.37, lid 1).
De keuring omvat een beoordeling van de prestaties van het airconditioningsysteem, te weten:
- de koudeopwekker
- de capaciteit
- de distributie
- de afgifte
Onderdeel van de keuring is: kijken of er mogelijkheden zijn voor verbetering van de energieprestatie van het systeem.
Prestaties
De keuring bevat een beoordeling van het rendement en de dimensionering van het airconditioningsysteem, gelet op de koelingsbehoeften van het gebouw. En houdt hierbij rekening met het vermogen van het systeem om de prestaties onder typische of gemiddelde werkingsomstandigheden te optimaliseren (artikel 6.37, lid 2, Bbl).
De beoordeling van de dimensionering kan achterwege blijven als er sinds de laatste keuring geen wijziging heeft plaatsgevonden van het systeem, of van de koelingsbehoeften van het gebouw (artikel 6.37, lid 3, Bbl).
Kwaliteitseisen
De keuring wordt onafhankelijk uitgevoerd door een gekwalificeerde deskundige. Hierbij gelden de regels in paragraaf 5.1.3.2: keuring van airconditioningsystemen van de Omgevingsregeling. Deze regels gaan over de kwaliteitseisen waar de keuring en de deskundige aan moeten voldoen (artikel 6.37, lid 4, Bbl).
Keuringsverslag
Na de keuring krijgt de eigenaar of huurder van het gebouw een keuringsverslag. Dat bevat ten minste het resultaat van de keuring en aanbevelingen voor een kostenefficiënte verbetering van de energieprestatie (artikel 6.37, lid 5, Bbl).
Op basis van de resultaten en de aanbevelingen in het keuringsverslag kan de eigenaar of huurder van het gebouw bepalen of vervolgacties gewenst zijn. De uitvoering van de vervolgacties behoort overigens niet tot de keuringswerkzaamheden. De verbetering en eventuele vervanging van de gekeurde airconditioningsystemen leveren een bijdrage aan het verminderen van energiegebruik. En aan het beperken van kooldioxide-emissies, ervan uitgaande dat de mate van gebruik van het systeem hetzelfde blijft.
De keuring moet op onafhankelijke wijze wordt uitgevoerd door gekwalificeerde of erkende deskundigen (artikel 6,37, lid 5). Hierbij gelden de eisen in
paragraaf 5.1.3.2, Keuring van airconditioningsystemen van de Omgevingsregeling.
Paragraaf 5.1.3.2 Keuring van airconditioningsystemen
Artikel 5.18 (keuring airconditioningsystemen)
- De keuring van een airconditioningsysteem of gecombineerd airconditioning- en ventilatiesysteem met een nominaal vermogen van meer dan 70 kW gebeurt door deskundigen met een diploma EPBD A-airconditioningsystemen en een diploma EPBD-B airconditioningsystemen.
- De keuring wordt gedaan volgens de inspectiemethodiek zoals opgenomen in bijlage XI.
- Het keuringsverslag wordt opgesteld door een deskundige met het diploma EPBD B-airconditioningsystemen.
- De deskundige:
- registreert de datum van de keuring van het systeem in het logboek van het systeem logboek
- verstrekt het keuringsverslag binnen vier weken na de keuring aan de opdrachtgever, en
- meldt de keuring binnen vier weken nadat deze is verricht af bij een instantie die door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is aangewezen.
- De deskundige en de opdrachtgever bewaren het keuringsverslag ten minste vijf jaar.
Artikel 5.18a (keuring gecombineerde verwarmings- en airconditioningssystemen)
- Een technisch bouwsysteem dat zowel ruimteverwarming als ruimtekoeling verzorgt en waarbij de warmtegenerator nuttige warmte genereert door het opvangen van warmte uit de lucht, ventilatie van afvoerlucht of een water- of aardwarmtebron met een warmtepomp, wordt alleen gekeurd volgens artikel 6.37 van het Bbl.
- Een technisch bouwsysteem met een ventilatiesysteem gecombineerd met zowel een verwarmingssysteem als een airconditioningsysteem wordt alleen gekeurd volgens artikel 6.37, Bbl.
- Een ventilatiesysteem als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt alleen gekeurd als dit het primaire afgiftesysteem is voor ruimteverwarming of ruimtekoeling.
Stookinstallaties
De regels in paragraaf 6.5.3, Bbl gelden alleen voor stookinstallaties voor het verwarmen van gebouwen en niet voor stookinstallaties voor bedrijfsprocessen. Eisen aan bedrijfsprocessen staan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Niet-gasgestookte installatie
Er gelden de volgende eisen voor een niet-gasgestookte stookinstallatie met een nominaal vermogen van:
- 20 kW tot ten hoogste 100 kW: ten minste 1 keer per 4 jaar keuren op veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid
- meer dan 100 kW: ten minste 1 keer per 2 jaar keuren op veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid
Dit staat in artikel 6.38, lid 1, Bbl.
Ook een brandstofleiding en reservoir die aan een stooktoestel verbonden zijn, zijn onderdeel van de stookinstallatie die in het Bbl bedoeld is.
Gasgestookte installatie
Een gasgestookte stookinstallatie met een nominaal vermogen van meer dan 100 kW moet ten minste 1 keer per 4 jaar gekeurd worden op:
- veilig functioneren
- optimale verbranding
- energiezuinigheid
Dit staat in artikel 6.38, lid 2, Bbl. Ook een gasaansluiting tussen een voorziening voor gas en het stooktoestel is onderdeel van de in het Bbl bedoelde stookinstallatie.
Een keuring wordt voor de 1e keer uitgevoerd binnen 6 weken na ingebruikname (artikel 6.38, lid 3, Bbl).
De keuringsregels van stookinstallaties gelden alleen voor een stookinstallatie die onderdeel is van een technisch bouwsysteem (artikel 6.38, lid 4, Bbl). Voor een stookinstallatie die voor een gebouw bestemd is en die ook wordt benut voor procesverwarming of –water gelden de regels van artikel 6.38, leden 1 en 2 Bbl.
De regels van artikel 6.38 Bbl zijn niet van toepassing op een niet-gemeenschappelijk stooktoestel met een nominaal vermogen van ten hoogste 100 kW van een woonfunctie.
Inhoud van de keuring
Een keuring als bedoeld in artikel 6.38 Bbl omvat:
- de afstelling voor de verbranding
- het systeem voor de toevoer van brandstof en verbrandingslucht
- de afvoer van verbrandingsgassen, en
- voor stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 1 Mw: de meting van het gehalte koolmonoxide. Deze gebeurt direct voor de afstelling van de verbranding, uitgedrukt in mg/Nm3 bij een zuurstofpercentage van:
- 15% in afgas, bij om een dieselmotor, een gasturbine of een gasmotor
- 6% in afgas, bij een stookinstallatie voor vaste brandstoffen, of
- 3% in afgas, bij een andere stookinstallatie.
Dit staat in artikel 6.39, lid 1, Bbl.
Het gaat dus niet alleen om een keuring, maar ook om het opnieuw afstellen van het toestel zodat het weer veilig functioneert en optimaal verbrandt.
De meting van het gehalte koolmonoxide, bedoeld in het artikel 6.139, lid 1, onder d Bbl, geldt voor een stookinstallatie die in gebruik is genomen voor 20 december 2018 vanaf de volgende data:
- 1 januari 2024, als deze een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5 MW heeft, of
- 1 januari 2029, als deze een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 5 MW heeft
Dit staat in artikel 6.39, lid 2, Bbl.
Wordt een meetrapport overgelegd van een koolmonoxidemeting die is uitgevoerd aan de stookinstallatie of een stookinstallatie van hetzelfde merk en type? En is dit overeenkomstig de eisen voor een stookinstallatie die niet meer dan 500 uur per jaar in bedrijf? Dan voldoet dat in ieder geval aan artikel 6.39, lid 1, onder d Bbl (artikel 6.39, lid 3, Bbl).
Als uit de keuring blijkt dat de installatie onderhoud nodig heeft, moet dat binnen 2 weken na de keuring plaatsvinden (artikel 6.39, lid 4, Bbl).
Van de keuring bedoeld in artikel 6.38 Bbl moet een verslag worden gemaakt (artikel 6.39a, lid 1, Bbl).
Inhoud van het verslag
Voor stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 1 MW omvat het verslag:
- de naam en het adres van de gebruiker
- het adres van de stookinstallatie
- een unieke identificatie van de stookinstallatie
- gegevens over het nominaal thermisch ingangsvermogen in MW van de stookinstallatie
- gegevens over het type stookinstallatie, onderverdeeld naar gasmotor, dieselmotor, dual-fuelmotor, gasturbine, ketel, fornuis, droger, luchtverhitter of andere stookinstallatie
- gegevens over het type gebruikte brandstoffen en het aandeel ervan, onderverdeeld naar vaste rie-biomassa, houtpellets, andere vaste brandstof, gasolie, dieselolie, huisbrandolie, biodiesel, andere vloeibare brandstoffen, aardgas, propaangas, butaangas, vergistingsgas en andere gasvormige brandstoffen
- de datum waarop de stookinstallatie in gebruik is genomen
- het verwachte aantal jaarlijkse bedrijfsuren van de stookinstallatie en de gemiddelde belasting tijdens het gebruik
- de 4-cijferige NACE-code van de bedrijfstak waarvan de stookinstallatie deel uitmaakt
- de datum en meetresultaten van de laatste emissiemetingen van koolmonoxide en zuurstof en de emissieconcentratie van deze stoffen die tijdens de keuring is gemeten
- bij een stookinstallatie die niet meer dan 500 uren per jaar in bedrijf is: een verklaring daarvan. Een uitzondering is een dieselmotor voor het opwekken van elektriciteit als het openbare net beschikbaar is en geen geplande bedrijfsnoodzakelijke test wordt verricht.
- wijzigingen aan de stookinstallatie of in de bedrijfsvoering die hebben geleid tot een verandering van de emissiegrenswaarde
Dit staat in artikel 6.39a, lid 2, Bbl.
Om vast te stellen dat een stookinstallatie niet meer dan 500 uren per jaar in bedrijf is, is maandelijkse registratie van het aantal uren van het gebruik nodig (artikel 6.39a, lid 3, Bbl). Het gaat hierbij om stookinstallaties uit artikel 6.39a, lid 2, onder k, Bbl.
Bewaren van gegevens
De volgende gegevens en documenten moeten ten minste 6 jaar bij de stookinstallatie worden bewaard:
- het verslag van de keuring bedoeld in artikel 6.39a, ondertekend door degene die de keuring heeft verricht
- een bewijs van uitvoering van onderhoud als bedoeld in artikel 6.39, vierde lid, gedateerd en ondertekend door degene die het onderhoud heeft uitgevoerd
- de registratie van het aantal draaiuren, bedoeld in artikel 6.39a, derde lid
- de resultaten van de laatste metingen en andere gegevens die nodig zijn om te kunnen beoordelen of wordt voldaan aan de emissiegrenswaarden
- een overzicht van de soort en de hoeveelheid gebruikte brandstoffen
- een overzicht van storingen of uitvallen van aanvullende emissiebeperkende apparatuur, en
- een overzicht van de gevallen van niet-voldoen aan de emissiegrenswaarden en de getroffen maatregelen
Dit staat in artikel 6.41, lid 1, Bbl.
Voldoet een stookinstallatie bij de keuring of na het onderhoud aan de eisen voor veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid? Dan wordt deze afgemeld in het afmeldsysteem van de Stichting SCIOS. Dit staat in artikel 6.41, lid 2, Bbl.
De afmelding bevat de gegevens, genoemd in artikel 6.39a, lid 2, Bbl (artikel 6.41, lid 3, Bbl). Het gaat hierbij om keuring en onderhoud van stookinstallaties bedoeld in artikel 6.39, vierde lid, Bbl.
Verwarmingssystemen
De definitie van een verwarmingssysteem is: 'combinatie van de bestanddelen die nodig zijn voor een vorm van inpandige luchtbehandeling, waardoor de temperatuur wordt verhoogd'.
Voor een verwarmingssysteem of gecombineerd ruimteverwarmings- en ventilatiesysteem met een nominaal vermogen van meer dan 70 kW gelden eisen. De toegankelijke delen ervan worden ten minste 1 keer per 4 jaar gekeurd (artikel 6.42, lid 1, Bbl).
Keuring
De keuring:
- bevat een beoordeling van het rendement en de dimensionering van de warmtegenerator, gelet op de verwarmingsbehoeften van het gebouw, en
- houdt rekening met het vermogen van het systeem om de prestaties onder typische of gemiddelde werkingsomstandigheden te optimaliseren.
Dit staat in artikel 6.42, lid 2, Bbl.
Uitzondering
De keuring bevat geen beoordeling van de dimensionering van de warmtegenerator als er sinds de laatste keuring geen wijziging heeft plaatsgevonden van:
- het verwarmingssysteem
- het gecombineerd ruimteverwarmings- en ventilatiesysteem, of
- de verwarmingsbehoeften van het gebouw (artikel 6.42, lid 3, Bbl)
Certificaat
Degene die de keuring verricht, moet een geldig certificaat hebben. Dat is afgegeven door een instantie die door een accreditatie-instantie is geaccrediteerd voor de deelregeling voor verwarmingssystemen. Die deelregeling is onderdeel van de Certificatieregeling voor het kwaliteitsmanagementsysteem voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie aan technische installaties, van de stichting SCIOS. Dit staat in artikel 6.42, lid 3, Bbl.
Na de keuring krijgt de eigenaar of huurder van het gebouw een keuringsverslag dat ten minste het resultaat van de keuring bevat. En ook aanbevelingen voor een kostenefficiënte verbetering van de energieprestatie van het gekeurde verwarmingssysteem of gecombineerd ruimteverwarmings- en ventilatiesysteem. Dit staat in artikel 6.42, lid 5, Bbl.
De regels over de keuring van verwarmingssysteem uit artikel 6.42 Bbl zijn niet van toepassing op:
- een verwarmingssysteem of een gecombineerd verwarmings- en ventilatiesysteem dat valt onder een energieprestatiecontract, of
- een verwarmingssysteem in een gebouw met een systeem voor gebouwautomatisering en -controle als bedoeld in artikel 3.146 Bbl
Dit staat in artikel 6.42, lid 6, Bbl.
Gasverbrandingsinstallaties
Er zijn eisen voor werkzaamheden aan gebouwgebonden gasverbrandingstoestellen en bijbehorende voorzieningen voor rookgasafvoer en verbrandingsluchttoevoer. Die mogen alleen worden uitgevoerd als er een certificaat is. Dit geldt zowel voor de eerste aanleg van de installatie bij nieuwbouw als bij onderhoud en vervanging bij bestaande gebouwen of verbouwingen (artikel 6.45, lid 1, Bbl). Alleen verbrandingstoestellen op gas dat bestaat uit koolstofverbindingen, vallen onder deze bepaling. Verder betreft het alle vormen van gasverbrandingstoestellen voor ruimteverwarming of warmtapwaterbereiding. Denk aan cv-ketels, geisers, gasboilers, moederhaarden en gas-sfeerhaarden. Werkzaamheden aan niet-gebouwgebonden (verwarmings-) voorzieningen vallen niet onder de reikwijdte van dit artikel. Denk aan heteluchtkanonnen, terraskachels en andere losse gaskachels, gasfornuizen en gaskooktoestellen. Ook werkzaamheden aan gasleidingen, expansievaten of radiatoren vallen er niet onder. Deze mogen dus wel worden uitgevoerd door niet-gecertificeerde partijen. Uiteraard moeten de werkzaamheden aan de geldende voorschriften voldoen.
Werkzaamheden door certificaathouder
Zijn er werkzaamheden aan een gebouwgebonden gasverbrandingstoestel en bijbehorende voorzieningen voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgas? Dan moeten de volgende werkzaamheden gebeuren door een certificaathouder:
- installeren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen
- repareren van de toestellen onder punt 1
- het onderhouden van de toestellen onder punt 1
- in bedrijf stellen en vrijgeven voor gebruik van een gasverbrandingstoestel na de werkzaamheden
Dit staat in artikel 6.45, lid 2, Bbl.
Certificering
Volgens artikel 6.45, lid 1, Bbl is het verboden om werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder certificaat voor die werkzaamheden. Dit heeft tot gevolg dat een bedrijf alleen gerechtigd is om die werkzaamheden te verrichten waarvoor een certificaat is verkregen.
Werkzaamheden die niet onder het verbod vallen
Eenvoudige handelingen aan gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen vallen niet onder het verbod. Het gaat daarbij om handelingen die niet gezien kunnen worden als installatie, reparatie en onderhoud. En die geen direct gevaar voor het vrijkomen van koolmonoxide opleveren. Denk aan het gebruiken van de resetknop, het bijvullen van cv-water, de stekker van de cv-ketel uit het stopcontact halen, het vervangen van batterijen en het instellen van de timer of thermostaat. Deze handelingen mogen bijvoorbeeld de bewoners zelf doen.
Koolmonoxide
Constateert een installateur dat uit de gasverbrandingsinstallatie koolmonoxide vrijkomt in een ruimte waarin zich mensen kunnen bevinden? Dan moet hij dit per direct melden bij de bewoner of gebruiker en eigenaar van het gebouw, het bevoegd gezag en de certificatie-instelling (artikel 6.46 Bbl). De concentratie koolmonoxide bedraagt 20 ppm (artikel 5.52 Omgevingsregeling).
Over iedere melding als bedoeld in artikel 6.46 Bbl komt in het verslag ten minste de volgende informatie:
- de gemeten concentratie koolmonoxide
- een beschrijving van de ruimte waarin de concentratie is gemeten
Dit staat in artikel 3.49, lid 3, Omgevingsregeling).
Gecertificeerde (installatie)bedrijven zijn verplicht om een voorgeschreven beeldmerk te gebruiken. Zo is het voor consumenten duidelijk dat zij te maken hebben met een (monteur van een) gecertificeerd bedrijf (artikel 6.47, lid 1, Bbl.
Het beeldmerk, bedoeld in artikel 6.47, lid 1, Bbl, staat in bijlage XVIII van de Omgevingsregeling.
Certificaathouders voeren het beeldmerk op alle uitingen over op de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties en als ze zich legitimeren bij klanten. Het is verboden het beeldmerk te voeren wanneer iemand geen certificaat heeft als bedoeld in artikel 3.35, onder a, Bkl.
Dit staat in artikel 5.53, Omgevingsregeling.