Externe Veiligheid en windturbineparken
Een uitspraak van de Raad van State (RvS) over een windturbinepark heeft gevolgen voor het toepassen van de rijksregels over externe veiligheid voor nieuwe windparken. Het bevoegd gezag moet zelf voorschriften opstellen in de omgevingsvergunning milieu en het omgevingsplan.
Rijksbeleid
Externe veiligheid is een belangrijk aspect bij ruimtelijke inpassing van windturbineparken en het opstellen van vergunningvoorschriften. Zo kan een (stuk van een) blad van de windturbine afvallen, een gondel vallen of een mast breken.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid op rijksniveau luidt: Het uitvoeren van een veiligheids- en risicobeleid om mens en milieu te beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte gezondheids- en milieurisico’s. Het beleid is erop gericht een zogenaamd basisbeschermingsniveau voor externe veiligheid te bieden aan personen die wonen, werken of recreëren in de omgeving van risicovolle activiteiten.
Risicobenadering
Om een maatschappelijk aanvaardbaar risico van risicovolle activiteiten voor de omgeving te waarborgen, wordt gewerkt met de risicobenadering. Deze benadering houdt onder meer het volgende in: de risico’s van een activiteit voor de omgeving staan gelijk aan de kans dat een willekeurige persoon in de buurt van die activiteit overlijdt door een ongeval bij die activiteit. De maatschappelijk aanvaardbare kans van overlijden is in het veiligheidsbeleid 1 op de 1.000.000 (10-6) per jaar.
In de rapporten van het programma Bewust omgaan met veiligheid is meer informatie te vinden over:
- de wijze waarop het basisbeschermingsniveau voor veiligheidsonderwerpen op het beleidsterrein van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) tot stand is gekomen.
- de wijze waarop daarna tot normstelling is overgegaan.
Voorschriften over externe veiligheid
Minimumafstanden
In het verleden is nagedacht over minimumafstanden tussen windturbines en toen zogenoemde (beperkt) kwetsbare objecten. Daarbij is destijds aansluiting gezocht bij het externe veiligheidsbeleid voor het werken met of opslaan van gevaarlijke stoffen.
Plaatsgebonden risico
In lijn hiermee is toen gekozen voor een grenswaarde van het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten. Voorbeelden hiervan zijn aaneengesloten woonbebouwing, ziekenhuizen en andere gebouwen met aanwezigheid van grote aantallen personen tijdens een groot deel van de dag.
Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals verspreid liggende woningen, is toen gekozen voor een waarde van 10-5 (1 op de 100.000) per jaar. Het plaatsgebonden risico is het risico (de kans) per jaar, dat 1 persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op een plaats bevindt, overlijdt door een ongewoon voorval. Het risico is een functie van de afstand tot de risicobron: hoe groter de afstand, hoe lager het risico.
Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de risico’s voor de omgeving, is de mate van kwetsbaarheid van de bebouwde en onbebouwde omgeving van belang. Onder de Omgevingswet wordt gesproken over (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties en zeer kwetsbare gebouwen in plaats van (beperkt) kwetsbare objecten. Dit is vooral een wijziging in terminologie, waarbij nagenoeg dezelfde terwijl inhoudelijk gezien het beschermingsregime voor een bepaald gebouw in de meeste gevallen gelijk is gebleven.
Handreiking Risicozonering Windturbines en Handleiding Risicoberekeningen Windturbines
De Handreiking Risicozonering Windturbines (HRW2020) biedt een overzicht van wet- en regelgeving en beleid over de risico’s van windturbines voor de omgeving. Naast het aanhouden van minimumafstanden, wordt daarin geadviseerd rekening te houden met het risicoverhogende effect van windturbines op risicovolle bedrijvigheid ernaast.
Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning of bij het vaststellen van een bestemmingsplan, moet het risico van windturbines voor de omgeving worden berekend. Exploitanten en het bevoegd gezag kunnen hiervoor de rekenmethodiek gebruiken in de Handleiding Risicoberekeningen Windturbines.
De Handleiding Risicoberekeningen Windturbines staat op de website van het RIVM, onder Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid (Module IV).
Deze handleiding beschrijft onder meer hoe de kans moet worden berekend dat er een (stuk van een) blad van de windturbine afvalt, een gondel valt of een mast breekt. En tot op welke afstand dit scenario invloed kan hebben op de veiligheid.
NEN-normen en certificaat
Er zijn NEN-normen beschikbaar die het bevoegd gezag kan gebruiken voor:
- de beoordeling of een windturbine, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, voldoet aan de stand der techniek op het gebied van externe veiligheid
- het verbinden van voorschriften aan de vergunning
- het stellen van maatwerkvoorschriften
Het bevoegd gezag kan daarbij de veiligheidseisen uit de volgende NEN-normen gebruiken voor op land geplaatste windturbines: NEN-EN-IEC 61400-1 en NEN-EN-IEC 61400-2.
Overeenstemming van het ontwerp van een windturbine met deze NEN-normen blijkt uit een certificaat. Die moet afkomstig zijn van:
- een certificerende instantie die is geaccrediteerd voor het afgeven van certificaten, volgens de normen bij de Raad voor Accreditatie
- een accrediterende instantie die erkend is door een andere staat, aangesloten bij de Multilateral Agreement on European Accreditation of Certification