Lucht- en afvalwatervoorschriften schoonbranden van metalen (paragraaf 4.14 Bal)
Voor het schoonbranden van metalen gelden luchtvoorschriften uit paragraaf 4.14 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). Het gaat om de emissie van stof, gA.3 en gO.2 en het verbod op schoonbranden van metalen die verontreinigd zijn met halogeenverbindingen.
Wanneer de regels van toepassing zijn
In hoofdstuk 3 en 4 van het Bal staat of de regels van toepassing zijn. De regels gelden als:
- uw activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.14 van het Bal valt en
- hoofdstuk 3 van het Bal paragraaf 4.14 voor uw activiteit aanwijst
Afvoer bovendaks
Bij het schoonbranden van metalen moet de afgezogen lucht bovendaks en omhooggericht worden afgevoerd.
Verbod op schoonbranden bij aanwezigheid van halogeenverbindingen
Er geldt een verbod op schoonbranden van lood, geïsoleerde kabels, oliegekoelde transformatoren en metaaloppervlakken die zijn verontreinigd met halogeenverbindingen (artikel 4.237 Bal).
Verwijderen van materialen voorafgaand aan schoonbranden
Metalen moeten vóór het schoonbranden vrij zijn van materialen die op een andere manier dan schoonbranden kunnen worden verwijderd (artikel 4.238 Bal).
Schoonbranden van metalen in een elektrische oven
Een maatregel om emissies te reduceren bij het gebruik van een elektrische oven is de lucht afzuigen en de afgezogen dampen behandelen via condensatie of absorptie. Daarna wordt de behandelde lucht teruggeleid naar de oven, waarbij er geen emissie in de lucht optreedt. Met deze maatregel voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarden van totaal stof en de stofklassen gA.3 en gO.2.
Schoonbranden van metalen in een gasgestookte oven
Een maatregel voor het reduceren van emissies bij het gebruik van een gasgestookte oven is de rookgassen uit de oven door een geschikte naverbrander leiden (artikel 4.241 Bal). De naverbrander is zo ingeregeld dat:
- de temperatuur tot het einde van de cyclus minimaal 850 °C is
- de naverbrander op temperatuur is voordat het schoonbranden begint
- de verblijftijd van de rookgassen minimaal 2 seconden is
- de emissieconcentratie van koolmonoxide niet meer is dan 100 mg/Nm3
Het temperatuurverloop van de gasgestookte oven en naverbrander worden continu geregistreerd.
Met deze maatregel voldoet een kleine gasgestookte oven aan de emissiegrenswaarde van totaal stof en de stofklassen gA.3 en gO.2.
Een gasgestookte oven voor het reinigen van producten van minimaal 5 ton geldt als een 'grote oven'. Dezelfde maatregel kan ook toegepast worden bij een grote oven. Wel gelden dan de volgende aanvullende eisen (artikel 4.242 Bal):
- het zuurstofpercentage in de rookgassen na de naverbrander minimaal 6% is
- via beveiligingen is geborgd dat het schoonbranden niet kan starten als de naverbrander niet werkt. En dat uitschakeling van de naverbrander niet mogelijk is als de oven in bedrijf is.
- de maximale belading van de gasgestookte oven is vastgesteld, en niet kan worden overschreden
- de nabrandtijd van de naverbrander vast is ingesteld op de waarde die in een controlemeting bij de maximale belading is vastgesteld. En voldoende is om bij maximale belading alle dampen te verbranden.
- continue meting en registratie plaatsvinden van het zuurstofgehalte en het koolmonoxidegehalte van de rookgassen
Door het uitvoeren van deze maatregel met de bijbehorende aanvullende eisen voldoet een grote gasgestookte oven aan de emissiegrenswaarde van totaal stof en de stofklassen gA.3 en gO.2.
Niet lozen na schoonbranden
Het afvalwater afkomstig van het nabehandelen van de emissie die vrijkomt bij het schoonbranden van metalen in een gaswasser wordt niet geloosd.
Emissiegrenswaarden
Bij het schoonbranden van metaal gelden de emissiegrenswaarden uit tabel 4.239 van het Bal:
Stofklasse | Emissiegrenswaarde in mg/Nm3 | Ondergrens in kg/jaar |
---|---|---|
Totaal stof | 25 | 100 |
gA.3 | 20 | 75 |
gO.2 | 50 | 250 |
Deze emissiegrenswaarden gelden niet als de emissie de ondergrens niet overschrijdt (artikel 4.239 lid 2 Bal).
Toezicht: maatregelen of meetplicht
De toezichthouder controleert of het bedrijf de maatregelen voor het beperken van de emissies voldoende toepast. Dit staat in artikelen 4.240, 4.241 of 4.242. Is dit niet het geval, dan toont het bedrijf met een eenmalige meting aan dat het voldoet aan de emissiegrenswaarden.
De meting moet voldoen aan de eisen uit artikel 4.245 van het Bal. Dit zijn vergelijkbare eisen als voor een meting voor luchtvoorschriften volgens hoofdstuk 5 van het Bal.
Geur
Bij het schoonbranden van metalen is mogelijk sprake van geurhinder. Het Bal stelt hier geen eisen aan. Wel kan het bevoegd gezag hier aanvullend eisen aan stellen om deze emissies te beperken. Dit kan via een maatwerkvoorschrift dat geldt voor het schoonbranden van metaal. Of via een maatwerkregel in het omgevingsplan. Dit volgt uit artikel 2.12 en 2.13 van het Bal.
Stookinstallatie
Een gasgestookte oven voor het schoonbranden van metalen is een stookinstallatie en valt dus onder paragraaf 3.2.1 stookinstallaties en paragraaf 4.31 Kleine en middelgrote stookinstallaties voor standaard brandstoffen. Daarom moet de oven ook voldoen aan de eisen voor keuring en onderhoud van een stookinstallatie. De emissiegrenswaarden gelden niet. Dit volgt uit artikel 4.431h, onder d van het Bal.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.