Emissiegrenswaarden middelgrote stookinstallatie voor niet-standaard brandstoffen
Voor middelgrote stookinstallaties gestookt met niet-standaard brandstoffen gelden voorschriften uit paragraaf 4.127 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). Emissiegrenswaarden gelden voor de emissie van stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en totaal stof. De emissiegrenswaarde is afhankelijk van het type stookinstallatie, het vermogen en type brandstof.
Emissiegrenswaarden afhankelijk van type stookinstallatie en vermogen
Emissiegrenswaarden zijn vastgelegd voor stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2), totaal stof, koolwaterstoffen (CXHY) en ammoniak (NH3). Emissiegrenswaarden zijn afhankelijk van het type stookinstallatie en het vermogen. In sommige situaties gelden uitzonderingen op de emissiegrenswaarden. Voor middelgrote stookinstallaties voor niet-standaard brandstoffen gelden voorschriften uit paragraaf 4.127 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
Met het hulpmiddel BalEes is te bepalen welke emissiegrenswaarden gelden voor verschillende typen stookinstallaties en brandstoffen. Dit hulpmiddel geeft ook informatie wanneer meerdere brandstoffen worden gestookt en het overgangsrecht dat van toepassing is.
Emissiegrenswaarden voor motoren, turbines en andere stookinstallaties
In de onderstaande tabel staan de vindplaatsen voor de emissiegrenswaarde voor middelgrote stookinstallaties voor niet-standaard brandstoffen in het Bal.
Type stookinstallatie | Verwijzing naar het Bal |
---|---|
Gasturbine | Artikel 4.1346 |
Dieselmotor |
Artikel 4.1347 |
Gasmotor | Artikel 4.1348 |
Andere stookinstallaties |
Artikel 4.1349 |
Referentiegehalte zuurstof bij emissiegrenswaarden
De concentratie van een stof in het rookgas neemt af bij verdunnen met lucht. Het zuurstofgehalte neemt dan juist toe. Emissiegrenswaarden gelden daarom bij een referentiegehalte voor zuurstof (O2). Het referentiegehalte voorkomt dat verdunnen van rookgassen kan worden gebruikt om te voldoen aan de emissiegrenswaarden.
De tabel hieronder toont de referentiegehalten voor zuurstof (artikel 4.1345 van het Bal).
Type installatie | Referentiegehalte zuurstof |
---|---|
Gasturbine en diesel- of gasmotor | 15% |
Stookinstallatie voor vaste brandstoffen | 6% |
Andere stookinstallaties | 3% |
Een gemeten concentratie moet u altijd omrekenen naar de concentratie bij het referentiegehalte zuurstof.
Bij toetsing aan de emissiegrenswaarde is het toegestaan om te corrigeren voor de meetonzekerheid. Uitleg hierover staat bij Meetonzekerheid bepalen van kleine en middelgrote stookinstallaties voor standaard brandstoffen.
Emissiegrenswaarde bij stoken van verschillende brandstoffen
Wanneer een stookinstallatie verschillende brandstoffen kan gebruiken, zijn er 2 situaties mogelijk.
1. Niet-gelijktijdig stoken van verschillende brandstoffen
De emissiegrenswaarde voor de brandstof die op dat moment gestookt wordt geldt. Bij het verstoken van een andere soort brandstof kan een andere emissiegrenswaarde gelden volgens artikelen 4.1346 tot en met 4.1349 van het Bal.
2. Gelijktijdig stoken van verschillende brandstoffen
Bij het gelijktijdig stoken van verschillende brandstoffen geldt artikel 4.1364 van het Bal. De emissiegrenswaarde is dan het energetisch gewogen gemiddelde van de emissiegrenswaarden per brandstof.
Storingen bij installaties en overschrijden van emissiegrenswaarden
De regels voor storingen staan in artikel 4.1365 en artikel 4.1366 van het Bal. Afhankelijk van het soort storing moet de eigenaar van de stookinstallatie voldoen aan bepaalde regels.
Een storing veroorzaakt het overschrijden van een emissiegrenswaarde
Een storing aan een stookinstallatie kan leiden tot een overschrijding van emissiegrenswaarden. Dit soort storingen moet zo snel mogelijk worden verholpen. De stookinstallatie mag na het voordoen van de storing nog maximaal 120 uur in bedrijf blijven. Overschrijden van emissiegrenswaarden door een storing mag niet vaker dan 120 uur per jaar voorkomen.
Bijzondere regels storingsduur bij offshore stookinstallaties
Een stookinstallatie op een oliewinningsplatform of gaswinningsplatform mag langer dan 120 uur in bedrijf blijven bij een storing (met overschrijding van emissiegrenswaarden). Dit is alleen toegestaan als herstel binnen 120 uur redelijkerwijs niet mogelijk is. En als de storing binnen de termijn blijft die het Staatstoezicht op de mijnen heeft vastgesteld. Deze uitzonderlijke storingssituatie moet binnen 120 uur na de storing schriftelijk worden gemeld bij het Staatstoezicht op de mijnen (Bal artikel 4.1366). In de schriftelijke melding staat de reden van de storing en uitleg dat tijdig herstel (binnen 120 uur) niet mogelijk was.
Gebruik van vervangende brandstof toegestaan bij onderbreking in de brandstofaanvoer
Het is toegestaan een alternatieve brandstof te stoken als er een onderbreking is in de aanvoer van de reguliere brandstof. Er zijn dan tijdelijk geen emissiegrenswaarden van toepassing.
Toename in emissie is niet toegestaan tijdens een storing aan meetapparatuur
Tijdens een storing aan meetapparatuur bij een stookinstallatie is betrouwbare meting van de emissie niet mogelijk. Een storing mag niet worden benut om tijdelijk meer emissie te veroorzaken dan is toegestaan. Het gebruik van de stookinstallatie mag daarom bij een storing aan meetapparatuur niet wijzigen als dat een significante toename in emissie tot gevolg kan hebben. De stookinstallatie mag dus wel worden gebruikt binnen ontwerpparameters waarbij de emissie voldoet aan emissiegrenswaarden. De storing aan de meetapparatuur moet zo snel mogelijk worden verholpen om aan mogelijke meetverplichtingen te voldoen.
Registratie en melding van storingen en overschrijdingen
Registratie en informatieverplichtingen
Registreren van storingen aan een stookinstallatie en aanvullende emissiebeperkende apparatuur is verplicht. Dit staat in artikel 4.1365 van het Bal. Bij het overschrijden van een emissiegrenswaarde moet de eigenaar dit registreren, samen met de getroffen maatregelen om weer te voldoen. Verder moet bij de stookinstallatie ook het meest recente meetrapport, registratie van het aantal draaiuren en brandstofverbruik aanwezig zijn. U moet deze informatie voor (minimaal) de afgelopen zes jaar bewaren bij de stookinstallatie.
Meldplicht bij overschrijden van emissiegrenswaarden
Het is verplicht om een overschrijding van een emissiegrenswaarde zo snel mogelijk te melden bij het bevoegd gezag. Dit staat in artikel 4.1367 van het Bal. In de melding staat de reden voor het overschrijden van de emissiegrenswaarde (bijvoorbeeld een storing) en de maatregelen die het bedrijf neemt om weer te voldoen aan de emissiegrenswaarde.
Uitzonderingen op de emissiegrenswaarden
In bijzondere situaties gelden uitzonderingen op de emissiegrenswaarden. Bijzondere situaties zijn bijvoorbeeld:
- stookinstallaties met minder dan 500 bedrijfsuren per jaar
- een vervangende installatie
- maatwerk
- een installatie die voor 20 december 2018 in gebruik is
Uitleg over uitzonderingen bij bijzondere situaties vindt u in Uitzonderingen emissiegrenswaarden voor middelgrote stookinstallaties voor niet-standaard brandstoffen.
Let op: er gelden ook andere voorschriften
Naast voorschriften voor emissiegrenswaarden gelden er ook andere voorschriften. Deze vindt u op de pagina Inhoudelijke regels middelgrote stookinstallaties voor niet-standaard brandstoffen.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.