Meetverplichting stookinstallaties voor niet-standaard brandstoffen
Voor middelgrote stookinstallaties voor niet-standaard brandstoffen gelden de voorschriften van paragraaf 4.127 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). Voor stookinstallaties is het verplicht om de emissie te meten als er een emissiegrenswaarde geldt. Er is ook overgangsrecht voor bestaande stookinstallaties. En er zijn uitzonderingen op de meetverplichting.
Meetverplichting per type stookinstallatie
Type stookinstallatie/techniek |
Meetverplichting |
---|---|
Emissiereductietechniek | Continu |
≥ 1 MWth en ≤ 20 MWth | 1 keer per 3 jaar of continu |
> 20 MWth | 1 keer per jaar of continu |
Offshore: gasturbine/gasmotor/dieselmotor | 1 keer per 4 jaar of continu |
Offshore: Andere stookinstallaties | Eenmalig of continu |
Het bedrijf is verplicht de concentratie stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2), totaal stof en ammoniak (NH3) in het rookgas te (laten) meten, als voor de stof een emissiegrenswaarde geldt voor de stookinstallatie (artikel 4.1353, lid 1 Bal).
Bij een periodieke meting aan een variërend proces is de representativiteit vaak onduidelijk. Een continue meting geeft hier meer inzicht in. Daarom heeft in deze situatie de continue meting de voorkeur.
Eerste periodieke meting
Het bedrijf laat de emissie van de stookinstallatie voor het eerst meten (artikel 4.1356 Bal):
- binnen 4 weken nadat emissiegrenswaarden van toepassing zijn
- voorafgaand aan het van toepassing worden van emissiegrenswaarden
Het bedrijf laat de emissie van een tijdelijk vervangende stookinstallatie meten binnen 4 weken na inbedrijfstelling (artikel 4.1353, lid 4 Bal).
Wanneer een nieuwe emissiegrenswaarde geldt voor een bestaande stookinstallatie, is het niet altijd nodig om de emissie te meten. Met een eerder verrichte meting kan het bedrijf aantonen dat de stookinstallatie voldoet aan de nieuwe emissiegrenswaarde.
Overgangsrecht meetverplichting
Voor stookinstallaties die in bedrijf zijn genomen vóór 20 december 2018 geldt een overgangsrecht voor de meetverplichting (artikel 4.1375 Bal).
Type stookinstallatie | Meetverplichting | Tot datum |
---|---|---|
Gasturbine, gasmotor of dieselmotor 1 MWth - 5 MWth | Elke 4 jaar | 1 januari 2030 |
Gasturbine, gasmotor of dieselmotor > 5 MWth | Elke 4 jaar | 1 januari 2025 |
Overige installaties 1 MWth - 5 MWth | Geen | 1 januari 2030 |
Overige installaties > 5 MWth | Geen | 1 januari 2025 |
Bij de overige installaties geldt geen meetverplichting vanuit het Bal. Het is waarschijnlijk dat voor deze installaties een meetverplichting in de vergunning staat.
In de tabel hierna is aangegeven wanneer uiterlijk de volgende emissiemeting moet zijn uitgevoerd. De bestaande meettermijn mag niet worden overschreden. Een middelgrote gasmotor, dieselmotor of gasturbine van voor 20-12-2018 moet dus alsnog binnen vier jaar gemeten worden als dat vóór de uiterlijke meetdatum in de tabel is.
Voor middelgrote stookinstallaties van 1 tot 5 MWth geldt de overgangstermijn tot 1-1-2030. De nieuwe meetfrequentie is eens per drie jaar, zodat alle installaties uiterlijk 1-1-2033 opnieuw gemeten moeten zijn.
Sommige middelgrote stookinstallaties van voor 20-12-2018 krijgen een nieuwe emissie-eis vanaf 1-1-2025. Wanneer een nieuwe emissiegrenswaarde van kracht wordt, moet er binnen vier weken een nieuwe meting worden uitgevoerd. Wanneer met een meetrapport wordt aangetoond dat aan de nieuwe eis wordt voldaan, moet een nieuwe meting uiterlijk worden gedaan volgens de onderstaande tabel of eerder op basis van de voormalige meetfrequentie zoals hierboven uitgelegd.
Het overgangsrecht voor metingen geldt niet voor stookinstallaties op offshore platforms (artikel 4.1375, lid 5 Bal). Voor deze installaties geldt al een lichter meetregime dan voor installaties op het vasteland.
Type installatie | Meetverplichting |
---|---|
> 20 MWth | 1-1-2026 |
> 5 MWth en ≤ 20 MWth | 1-1-2028 |
≥ 1 MWth en ≤ 5 MWth | 1-1-2033 |
Uitzonderingen op de meetverplichting
Afwijken van continue meetverplichting
De verplichting voor continu meten bij rookgasreiniging volgt uit artikel 4.1353, lid 2 van het Bal. In plaats van continu meten, mag een bedrijf ook periodiek meten als het kan aantonen dat (artikel 4.1353, lid 3 Bal):
- de rookgasreiniging continu in bedrijf is.
- er geen overschrijding plaatsvindt van de emissiegrenswaarden bij het in bedrijf zijn van de rookgasreiniging.
Door periodiek te laten meten kan het bedrijf aantonen dat het met een werkende rookgasreiniging voldoet aan emissiegrenswaarden. Het is dan wel verplicht om aan te tonen dat de rookgasreiniging continu werkt. Dit gebeurt door het monitoren en registreren van emissierelevante parameters (ERP's).
Brandstof met bekend zwavelgehalte
Het is niet verplicht om de concentratie SO2 te meten als het gaat om stoken van een brandstof met bekend zwavelgehalte (artikel 4.1353, lid 5 Bal). Met het bekende zwavelgehalte berekent het bedrijf de concentratie SO2 in het rookgas. Met de berekende concentratie toont het bedrijf aan dat het voldoet aan de emissiegrenswaarde.
De uitzondering voor SO2-metingen geldt niet als er rookgasreiniging voor SO2 aanwezig is bij de stookinstallatie. In dat geval moet de concentratie SO2 worden gemeten.
De uitzondering op de SO2-meetverplichting sluit de meetverplichting voor andere stoffen niet uit.
Let op: er gelden ook andere voorschriften
Naast de voorschriften voor de uitzondering op de meetverplichting gelden er ook andere voorschriften. Deze vindt u op Middelgrote stookinstallaties voor niet-standaard brandstoffen.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.