Veelgestelde vragen omgevingsplanactiviteit
Een overzicht van de meestgestelde vragen over de omgevingsplanactiviteit.
De artikelen 22.26 tot en met 22.39 in de bruidsschat omgevingsplan zorgen voor een gelijkwaardige beoordeling van te bouwen bouwwerken ten opzichte van de situatie onder de Wabo.
De noodzaak voor het opnemen van deze artikelen ligt in de scheiding tussen de technische en ruimtelijke aspecten van het bouwen. Door ‘de knip’ vindt de toetsing van bouwwerken aan de regels over het bouwen op verontreinigde grond, de ruimtelijke regels over bouwen in het bestemmingsplan en de regels over het uiterlijk en plaatsing van het bouwwerk (artikel 2.10, lid 1, onder b, c en d Wabo) onder de Omgevingswet plaats bij de omgevingsplanactiviteit bouwwerken. De onderdelen b, c en d van artikel 2.10 Wabo zijn opgenomen in de beoordelingsregels in artikel 22.29, bruidsschat omgevingsplan.
Met de artikelen 22.26 tot en met 22.39, bruidsschat omgevingsplan wordt geregeld dat bouwwerken die onder de Wabo vergunningplichtig waren voor het bouwen (artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo), onder de Omgevingswet vergunningplichtig zijn voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken (artikel 22.26, bruidsschat omgevingsplan).
Om deze vergunningplicht te regelen, zijn de bepalingen over vergunningvrij bouwen uit bijlage II, Besluit omgevingsrecht vertaald naar regels over vergunningvrije gevallen voor de omgevingsplanactiviteit in het Besluit bouwwerken leefomgeving en vergunningplichtige omgevingsplanactiviteit bouwwerken in de bruidsschat omgevingsplan.
Zie voor meer informatie:
De artikelen 22.27 en 22.36, bruidsschat omgevingsplan zijn niet met elkaar verbonden. Ze regelen juist 2 verschillende dingen. Artikel 22.27 beschrijft gevallen waarvoor de vergunningplicht van artikel 22.26, bruidsschat omgevingsplan niet van toepassing is. Artikel 22.36 beschrijft gevallen die, ondanks dat ze niet in overeenstemming zijn met de regels over bouwwerken in het omgevingsplan, van rechtswege zonder omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken van het omgevingsplan, mogen worden gebouwd of gebruikt.
Artikel 22.36 regelt een aantal bijzondere gevallen die zijn ontstaan bij de omzetting van vergunningvrije gevallen uit artikel 2 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht naar artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving:
- bijbehorend bouwwerk: de wetgever heeft dit element geheel overgelaten aan de gemeente
- erf of perceelafscheiding: de wetgever heeft afscheidingen met een hoogte tussen 1 en 2 meter niet opgenomen in artikel 2.29 Bbl
- gebruik van een bestaand bouwwerk voor mantelzorg: dit betreft alleen het gebruik van een bouwwerk
Door aanwijzing in artikel 2 van bijlage II, Bor waren deze gevallen zowel vergunningvrij voor de activiteit bouwen (artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo) als voor het afwijken van de ruimtelijke regels (artikel 2.1, lid 1, onder c Wabo). Omdat deze gevallen vergunningvrij waren voor het bouwen vond voor deze bouwwerken geen preventieve toetsing aan de regels over het uiterlijk en plaatsing van het bouwwerk (artikel 2.10, lid 1, onder b, c en d Wabo) plaats.
Bij het aanwijzen van de uitzonderingen op de vergunningplicht voor de SwoK321@sa
omgevingsplanactiviteiten bouwwerken in artikel 22.27, bruidsschat omgevingsplan zijn de voorwaarden voor vergunningvrije bijbehorende bouwwerken en erf- of perceelafscheidingen uit artikel 2 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht omgezet. Als het bijbehorend bouwwerk of de erf-of perceelafscheiding voldoet aan de voorwaarden, is de vergunningplicht voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken (artikel 22.26, bruidsschat omgevingsplan) niet van toepassing.
Het opschrift van artikel 22.27, bruidsschat omgevingsplan geeft daarnaast aan de het omgevingsplan onverminderd van toepassing is. Met andere woorden: de bouwwerken moeten passen binnen de regels van het omgevingsplan. Artikel 2 van bijlage II, Bor bepaalde dat de bouwwerken ook vergunningvrij waren voor het afwijken van het bestemmingsplan. Voor deze gevallen bepaalt artikel 22.36 dat, als naast de eisen van artikel 22.27, ook wordt voldaan aan de eisen van artikel 22.36, het bouwwerk van rechtswege in overeenstemming is met het omgevingsplan.
Dit betekent dat daarvoor geen vergunning voor een omgevingsplanactiviteit nodig is én dat deze – ondanks dat het omgevingsplan misschien een binnenplanse vergunningplicht bevat of regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken van een bouwwerk waarmee de activiteit strijdig is – altijd vergunningvrij is voor het bouwen, in stand houden en gebruiken. Er is geen binnenplanse vergunning en ook geen buitenplanse vergunning voor deze bouwwerken nodig.
Opgemerkt moet worden dat de activiteit aan de overige bepalingen uit afdeling 22.2, bruidsschat omgevingsplan moet voldoen. Zo geldt voor deze bouwwerken bijvoorbeeld onverminderd het repressieve welstandsvereiste uit artikel 22.7, bruidsschat omgevingsplan. Als het bouwwerk in strijd zou zijn met 1 of meer van deze regels, is sprake van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor een vergunning vereist is.
Het gebruik van een bestaand bouwwerk voor mantelzorg betreft geen bouwactiviteit. Dit geval was onder de regels voor vergunningvrij bouwen onder de Wabo altijd vergunningvrij voor het afwijken van het bestemmingsplan. Daarom wordt dit alleen in artikel 22.36 geregeld.
Artikel 22.27 wijst gevallen aan waarvoor de vergunningplicht voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken (artikel 22.26, bruidsschat omgevingsplan) niet van toepassing is.
Concreet betekent dit dat met artikel 22.27, bruidsschat omgevingsplan die gevallen worden aangewezen die onder de Wabo vanwege de aanwijzing in artikel 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht vergunningvrij waren voor het bouwen (artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo).
Omdat ze vergunningvrij waren voor het bouwen, vond voor deze bouwwerken geen preventieve toetsing aan de regels over het uiterlijk en plaatsing van het bouwwerk (artikel 2.10, lid 1, onder b, c en d Wabo) plaats. Doordat artikel 22.27, bruidsschat omgevingsplan bouwwerken uitzondert van de vergunningplicht in artikel 22.26, wordt dit onder de Omgevingswet voortgezet.
Net als onder artikel 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht moeten de bouwwerken passen binnen de regels van het omgevingsplan. Dit is aangegeven in het opschrift van artikel 22.27, bruidsschat omgevingsplan.
Dat betekent dat het aangevraagde bouwwerk moet voldoen aan de materiële regels in het omgevingsplan over het bouwen, in stand houden en gebruiken van het bouwwerk. Ook kan het omgevingsplan een bepaling bevatten dat voor het aangevraagde bouwwerk van de regels in dat plan bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Denk bijvoorbeeld aan de binnenplanse vergunningplichten op basis van artikel 3.6, lid 1, onder c van de voormalige Wet ruimtelijke ordening. Ook deze binnenplanse vergunningplichten gelden onverminderd voor de aangevraagde activiteit (artikel 22.280, bruidsschat omgevingsplan).
De beoordelingsregels van artikel 22.29, bruidsschat omgevingsplan borgen dat de bouwactiviteiten die vergunningplichtig zijn voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken worden getoetst aan:
- de ruimtelijke regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken in het omgevingsplan
- de regels over het uiterlijk en plaatsing van het bouwwerk volgens de criteria van de welstandsnota
- de regels voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie
Achtergrond
De noodzaak voor het opnemen van deze artikelen ligt in de scheiding tussen de technische en ruimtelijke aspecten van het bouwen. Door ‘de knip’ vindt de toetsing van bouwwerken aan de regels van het omgevingsplan, welstand en bodemgevoelige locaties niet meer plaats als onderdeel van de omgevingsvergunning voor de technische aspecten van het bouwen (bouwactiviteit), maar als onderdeel van de omgevingsvergunning voor de ruimtelijke aspecten van het bouwen (omgevingsplanactiviteit bouwwerken).
Zie voor meer informatie: De knip: scheiden van technisch en ruimtelijk bouwen.
De reden dat het bijbehorend bouwwerk zowel in artikel 22.27 als in artikel 22.36, bruidsschat omgevingsplan wordt geregeld ligt in de omzetting van de regels voor vergunningvrij bouwen van bijlage II, Besluit omgevingsrecht (Bor) naar het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en de bruidsschat omgevingsplan. De werking van de artikelen 22.27 en 22.36, bruidsschat omgevingsplan is gelijk aan de werking van artikel 2 en 3, bijlage II, Bor onder de Wabo.
Gevallen artikel 2, bijlage II, Bor
Gevallen, aangewezen in artikel 2, bijlage II, Bor, waren vergunningvrij voor de Wabo-activiteiten bouwen (artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo) en afwijken ruimtelijke regels (artikel 2.1, lid 1, onder c Wabo).
Deze gevallen zijn omgezet naar artikel 2.29 Bbl. Het bouwen, in stand houden en gebruiken van deze bouwwerken zijn vergunningvrije omgevingsplanactiviteiten.
Gevallen artikel 3, bijlage II, Bor
Gevallen, aangewezen in artikel 3, bijlage II, Bor, waren alleen vergunningvrij voor de Wabo-activiteit bouwen. De bouwwerken moesten wel passen binnen de regels van het bestemmingsplan.
Deze gevallen zijn omgezet naar artikel 22.27, bruidsschat omgevingsplan. Ze worden uitgezonderd van de vergunningplicht omgevingsplanactiviteit bouwwerken (artikel 22.26, bruidsschat omgevingsplan). In het opschrift van artikel 22.27, bruidsschat omgevingsplan is opgenomen dat het omgevingsplan onverminderd van toepassing is. De bouwwerken moeten dus wel passen binnen de regels van het omgevingsplan.
Dat betekent dat het aangevraagde bouwwerk moet voldoen aan de materiële regels in het omgevingsplan over het bouwen, in stand houden en gebruiken van het bouwwerk. Ook kan het omgevingsplan een bepaling bevatten dat voor het aangevraagde bouwwerk van de regels in dat plan bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Denk bijvoorbeeld aan de binnenplanse vergunningplichten op basis van artikel 3.6, lid 1, onder c van de voormalige Wet ruimtelijke ordening. Ook deze binnenplanse vergunningplichten gelden onverminderd voor de aangevraagde activiteit (artikel 22.280, bruidsschat omgevingsplan).
Omzetting aanwijzing bijbehorend bouwwerk
De inhoudelijke voorwaarden voor het vergunningvrij bouwen van een bijbehorend bouwwerk uit artikel 3, bijlage II, Bor zijn overgenomen in artikel 22.27, bruidsschat omgevingsplan. Voldoet het bijbehorend bouwwerk aan deze voorwaarden, dan is de vergunningplicht voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken niet van toepassing.
De aanvullende inhoudelijke voorwaarden voor het vergunningvrij bouwen van een bijbehorend bouwwerk uit artikel 2, bijlage II, Bor zijn overgenomen in artikel 22.36, bruidsschat omgevingsplan. Voldoet het bijbehorend bouwwerk, naast de voorwaarden van artikel 22.27, bruidsschat omgevingsplan, ook aan de voorwaarden van artikel 22.36, bruidsschat omgevingsplan, dan is het van rechtswege in overeenstemming met het omgevingsplan.
Zie voor meer informatie over de omzetting van de regels van bijlage II, Bor: Vergunningvrij planologisch gebruik: van Besluit omgevingsrecht naar Omgevingswet.
Met de artikelen 22.26, 22.27 en 22.28, bruidsschat omgevingsplan worden bouwactiviteiten die onder Wabo vergunningplichtig waren voor het bouwen (artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo), onder de Omgevingswet vergunningplichtig voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken. Hiermee wordt geborgd dat deze bouwactiviteiten, net als onder de Wabo, worden getoetst aan de ruimtelijke regels.
Omzetting van vergunningvrij bouwen Wabo naar omgevingsplanactiviteit bouwwerken
Artikel 22.26, bruidsschat omgevingsplan omvat een generieke vergunningplicht voor alle bouwactiviteiten. Artikel 22.27 wijst bouwwerken aan die worden uitgezonderd van de vergunningplicht in artikel 22.26. De aangewezen bouwwerken en de voorwaarden zijn een vertaling van de aangewezen gevallen in artikel 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Deze gevallen waren onder de Wabo niet vergunningplichtig voor het bouwen. Artikel 22.28 regelt in afwijking van artikel 22.27 in welke gevallen vanwege cultureel erfgoed toch de vergunningplicht voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken uit artikel 22.26 geldt. Artikel 22.28 is een vertaling van artikel 4a van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
Bijzonder geval
Bij de omzetting van de bouwvergunningvrije gevallen van artikel 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht heeft de wetgever ook het bouwen, in stand houden en gebruiken van een erf- of perceelafscheiding hoger dan 1 meter maar niet hoger dan 2 meter overgeheveld naar artikel 22.27 bruidsschat omgevingsplan. Dit geval werd onder de Wabo geregeld in artikel 2 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Hierdoor ontstond een scheve omzetting omdat de bouwwerken die werden aangewezen in artikel 2 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, ook vergunningvrij waren voor het afwijken van het bestemmingsplan. Dit is rechtgezet door de erf- of perceelafscheiding hoger dan 1 meter maar niet hoger dan 2 meter op te nemen in artikel 22.36 bruidsschat omgevingsplan. Als de erf- of perceelafscheiding voldoet aan de voorwaarden van artikel 22.27, bruidsschat omgevingsplan, dan valt deze ook onder de aanwijzing in artikel 22.36 en is deze van rechtswege in overeenstemming met het omgevingsplan.
Zie voor meer informatie over de omzetting van de regels van bijlage II, Bor: Vergunningvrij planologisch gebruik: van Besluit omgevingsrecht naar Omgevingswet.
Achtergrond
De noodzaak voor het opnemen van deze artikelen ligt in de scheiding tussen de technische en ruimtelijke aspecten van het bouwen. Zie voor meer informatie: De knip: scheiden van technisch en ruimtelijk bouwen.
De omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken regelt de beoordeling van onderwerpen die voor 1 januari 2024 werden beoordeeld bij de aanvraag omgevingsvergunning bouw. Zie artikel 2.1, lid 1, onder a, Wabo.
De beoordeling of een bouwplan voldeed aan de ruimtelijke regels, regels voor welstand en voor het bouwen op verontreinigde grond, vond onder de Wabo plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning bouw. Zie artikel 2.10, lid 1, onder b, c en d, Wabo.
Via de artikelen 22.26, 22.27 en 22.28 van de bruidsschat omgevingsplan zijn bouwwerken die onder de Wabo vergunningplichtig waren voor het bouwen, onder de Omgevingswet vergunningplichtig voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken.
De verplichte beoordeling van die bouwwerken aan de ruimtelijke regels, de regels voor welstand en voor het bouwen op verontreinigde grond wordt voortgezet met de omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken.
Het bevoegd gezag beoordeelt de aanvraag omgevingsplanactiviteit bouwwerken (artikel 22.26) door toepassing van de beoordelingsregels van artikel 22.29. Bij die beoordeling constateert het bevoegd gezag dat de aangevraagde activiteit niet past binnen de ruimtelijke regels van het omgevingsplan. Dit betekent dat het bevoegd gezag de aangevraagde omgevingsvergunning niet met de binnenplanse beoordelingsregels kan verlenen. En dat het een buitenplanse afweging moet maken. Op die buitenplanse afweging is onder meer artikel 8.0a, lid 2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van toepassing. 'De omgevingsvergunning wordt alleen verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.'
Artikel 12.27a van het Besluit kwaliteit leefomgeving biedt een oplossing voor deze situatie: 'Bij de toepassing van artikel 8.0a, tweede lid, is in ieder geval sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties voor zover de activiteit niet in strijd is met een eerder verleende omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.'
Kort gezegd betekent dit artikel dat als de aangevraagde activiteit past binnen de eerder verleende omgevingsvergunning voor de afwijkactiviteit (artikel 22.280), sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. En dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken (artikel 22.26) kan verlenen.
Juridisch gezien kan dit niet. De artikelen 22.26 en 22.280 van de bruidsschat omgevingsplan betreffen 2 verschillende activiteiten. Door ambtshalve de activiteit artikel 22.280 te betrekken, verlaat het bevoegd gezag de grondslag van de aanvraag.
Het bevoegd gezag kan ervoor kiezen om voor het opnemen van artikel 22.280 als onderdeel van de omgevingsvergunning een bevestiging te vragen bij de aanvrager. Zie: de vraag en het antwoord over deze mogelijkheid.
Nee, het bevoegd gezag hoeft de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken niet te verlenen. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning ook weigeren. Het besluit om de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken te verlenen, is afhankelijk van de beslissing op de afwijkmogelijkheid. Zie artikel 22.280 bruidsschat omgevingsplan.
Uitleg
In deze situatie had de aanvraag beide activiteiten moeten bevatten, maar alleen de omgevingsplanactiviteit bouwwerken is aangevraagd. Omdat het bouwplan niet in overeenstemming is met de regels in het omgevingsplan, kan het bevoegd gezag de omgevingsplanactiviteit bouwwerken niet binnenplans verlenen. Het bevoegd gezag moet de dan aanvraag buitenplans beoordelen. Dit volgt uit de systematiek van de Omgevingswet. Zie hiervoor Beoordeling aanvraag omgevingsplanactiviteit.
Als het omgevingsplan een binnenplanse afwijkmogelijkheid bevat waarmee het bevoegd gezag de omgevingsplanactiviteit bouwwerken wel kan toestaan, dan moet het als volgt verder gaan.
Praktische oplossing
Het bevoegd gezag vraagt de aanvrager om bevestiging dat de aanvraag ook betrekking heeft op artikel 22.280. In de kennisgeving van de aanvraag geeft het bevoegd gezag aan dat de vergunning is gebaseerd op artikel 22.26 en artikel 22.280.
Het bevoegd gezag beoordeelt eerst of de ruimtelijke effecten van het toepassen van de afwijkactiviteit aanvaardbaar zijn. De beoordeling van de omgevingsplanactiviteit bouwwerken is afhankelijk van de beslissing op de afwijkactiviteit.
Het bevoegd gezag werkt mee aan de omgevingsvergunning voor de afwijkmogelijkheid
Het bevoegd gezag constateert dat de aangevraagde omgevingsplanactiviteit bouwwerken niet past binnen de ruimtelijke regels van het omgevingsplan. Dit betekent dat het de aangevraagde omgevingsvergunning niet met de binnenplanse beoordelingsregels van artikel 22.29, bruidsschat omgevingsplan kan verlenen. En dat het bevoegd gezag een buitenplanse afweging moet maken. Op die buitenplanse afweging is onder meer artikel 8.0a, lid 2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) van toepassing. 'De omgevingsvergunning wordt alleen verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.'
Omdat het bevoegd gezag het toepassen van de afwijkbevoegdheid aanvaardbaar vindt, mag het bouwen in overeenstemming met de gevraagde afwijkactiviteit plaatsvinden.
Artikel 12.27a, Bkl bepaalt: 'Bij de toepassing van artikel 8.0a, tweede lid, is in ieder geval sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties voor zover de activiteit niet in strijd is met een eerder verleende omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.'
In de omgevingsvergunning neemt het bevoegd gezag op dat het positief beslist op de aanvraag omgevingsvergunning voor de afwijkmogelijkheid. En dat het met het oog op dat positieve besluit, met verwijzing naar artikel 12.27a, Bkl, ook positief beslist op de omgevingsplanactiviteit bouwwerken.
Het bevoegd gezag werkt niet mee aan de omgevingsvergunning voor de afwijkmogelijkheid
In dit geval blijft de strijdigheid met de regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken bestaan. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken dan alleen weigeren met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Bij de introductie van de omgevingsplanactiviteit in de Invoeringswet Omgevingswet is hierover het volgende opgenomen in de toelichting:
'Wanneer de activiteit op grond van de binnenplanse beoordelingsregels niet aanvaardbaar is te achten, kan de vergunning op grond van die enkele reden niet worden geweigerd. Het bevoegd gezag moet in dat geval ook nagaan of de vergunning toch kan worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Als de vergunning op grond van de in het omgevingsplan opgenomen beoordelingsregels niet kan worden verleend, moet dus de mogelijkheid worden bezien of de aangevraagde activiteit met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties toch aanvaardbaar is te achten.' Dit staat in de Memorie van toelichting, paragraaf 2.2.1.2 bij het wetsvoorstel voor de Invoeringswet Omgevingswet.
Ja, de aangevraagde activiteit voldoet aan de beoordelingsregels die in het omgevingsplan staan. De systematiek van de beoordeling van de omgevingsplanactiviteit bepaalt dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning in die gevallen moet verlenen.
Onderbouwing
Bij de introductie van de omgevingsplanactiviteit in de Invoeringswet Omgevingswet staat hierover het volgende in de toelichting: 'Deze kant van het stelsel werkt limitatief-imperatief. Buiten het gelimiteerde stelsel van beoordelingsregels in het omgevingsplan, kunnen geen andere gronden worden aangevoerd om de vergunning te weigeren. Wanneer de aangevraagde activiteit op grond van de binnenplanse beoordelingsregels (al dan niet onder het stellen van aan de vergunning te verbinden voorschriften) aanvaardbaar is te achten, moet (imperatief) de vergunning worden verleend.' Dit staat in paragraaf 2.2.1.2 van de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Invoeringswet Omgevingswet.
Artikel 22.26 omvat het bouwen of verbouwen van een bouwwerk en het in stand houden en gebruiken van een te bouwen of verbouwen bouwwerk.
Onderbouwing
De letterlijke tekst van artikel 22.26 bruidsschat omgevingsplan is:
'Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken.'
Een bouwactiviteit is volgens de definitie in de bijlage bij de Omgevingswet: 'activiteit inhoudende het bouwen van een bouwwerk'. De definitie van bouwen in de bijlage bij de Omgevingswet is: 'plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.'
Artikel 1.1 bruidsschat omgevingsplan bepaalt dat de begripsbepalingen van de bijlage bij de Omgevingswet van toepassing zijn op hoofdstuk 22 van het omgevingsplan.