Veelgestelde vragen omgevingsplanactiviteit
Nee, het bevoegd gezag hoeft de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken niet te verlenen. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning ook weigeren. Het besluit om de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken te verlenen, is afhankelijk van de beslissing op de afwijkmogelijkheid. Zie artikel 22.280 bruidsschat omgevingsplan.
Uitleg
In deze situatie had de aanvraag beide activiteiten moeten bevatten, maar alleen de omgevingsplanactiviteit bouwwerken is aangevraagd. Omdat het bouwplan niet in overeenstemming is met de regels in het omgevingsplan, kan het bevoegd gezag de omgevingsplanactiviteit bouwwerken niet binnenplans verlenen. Het bevoegd gezag moet de dan aanvraag buitenplans beoordelen. Dit volgt uit de systematiek van de Omgevingswet. Zie hiervoor Beoordeling aanvraag omgevingsplanactiviteit.
Als het omgevingsplan een binnenplanse afwijkmogelijkheid bevat waarmee het bevoegd gezag de omgevingsplanactiviteit bouwwerken wel kan toestaan, dan moet het als volgt verder gaan.
Praktische oplossing
Het bevoegd gezag vraagt de aanvrager om bevestiging dat de aanvraag ook betrekking heeft op artikel 22.280. In de kennisgeving van de aanvraag geeft het bevoegd gezag aan dat de vergunning is gebaseerd op artikel 22.26 en artikel 22.280.
Het bevoegd gezag beoordeelt eerst of de ruimtelijke effecten van het toepassen van de afwijkactiviteit aanvaardbaar zijn. De beoordeling van de omgevingsplanactiviteit bouwwerken is afhankelijk van de beslissing op de afwijkactiviteit.
Het bevoegd gezag werkt mee aan de omgevingsvergunning voor de afwijkmogelijkheid.
Het bevoegd gezag constateert dat de aangevraagde omgevingsplanactiviteit bouwwerken niet past binnen de ruimtelijke regels van het omgevingsplan. Dit betekent dat het de aangevraagde omgevingsvergunning niet met de binnenplanse beoordelingsregels van artikel 22.29, bruidsschat omgevingsplan kan verlenen. En dat het bevoegd gezag een buitenplanse afweging moet maken. Op die buitenplanse afweging is onder meer artikel 8.0a, lid 2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) van toepassing. 'De omgevingsvergunning wordt alleen verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.'
Omdat het bevoegd gezag het toepassen van de afwijkbevoegdheid aanvaardbaar vindt, mag het bouwen in overeenstemming met de gevraagde afwijkactiviteit plaatsvinden.
Artikel 12.27a, Bkl bepaalt: 'Bij de toepassing van artikel 8.0a, tweede lid, is in ieder geval sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties voor zover de activiteit niet in strijd is met een eerder verleende omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.'
In de omgevingsvergunning neemt het bevoegd gezag op dat het positief beslist op de aanvraag omgevingsvergunning voor de afwijkmogelijkheid. En dat het met het oog op dat positieve besluit, met verwijzing naar artikel 12.27a, Bkl, ook positief beslist op de omgevingsplanactiviteit bouwwerken.
Het bevoegd gezag werkt niet mee aan de omgevingsvergunning voor de afwijkmogelijkheid
In dit geval blijft de strijdigheid met de regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken bestaan. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken dan alleen weigeren met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Bij de introductie van de omgevingsplanactiviteit in de Invoeringswet Omgevingswet is hierover het volgende opgenomen in de toelichting:
'Wanneer de activiteit op grond van de binnenplanse beoordelingsregels niet aanvaardbaar is te achten, kan de vergunning op grond van die enkele reden niet worden geweigerd. Het bevoegd gezag moet in dat geval ook nagaan of de vergunning toch kan worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Als de vergunning op grond van de in het omgevingsplan opgenomen beoordelingsregels niet kan worden verleend, moet dus de mogelijkheid worden bezien of de aangevraagde activiteit met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties toch aanvaardbaar is te achten.' Dit staat in de Memorie van toelichting, paragraaf 2.2.1.2 bij het wetsvoorstel voor de Invoeringswet Omgevingswet.
Ja, de aangevraagde activiteit voldoet aan de beoordelingsregels die in het omgevingsplan staan. De systematiek van de beoordeling van de omgevingsplanactiviteit bepaalt dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning in die gevallen moet verlenen.
Onderbouwing
Bij de introductie van de omgevingsplanactiviteit in de Invoeringswet Omgevingswet staat hierover het volgende in de toelichting: 'Deze kant van het stelsel werkt limitatief-imperatief. Buiten het gelimiteerde stelsel van beoordelingsregels in het omgevingsplan, kunnen geen andere gronden worden aangevoerd om de vergunning te weigeren. Wanneer de aangevraagde activiteit op grond van de binnenplanse beoordelingsregels (al dan niet onder het stellen van aan de vergunning te verbinden voorschriften) aanvaardbaar is te achten, moet (imperatief) de vergunning worden verleend.' Dit staat in paragraaf 2.2.1.2 van de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Invoeringswet Omgevingswet.
Artikel 22.26 omvat het bouwen of verbouwen van een bouwwerk en het in stand houden en gebruiken van een te bouwen of verbouwen bouwwerk.
Onderbouwing
De letterlijke tekst van artikel 22.26 bruidsschat omgevingsplan is:
'Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken.'
Een bouwactiviteit is volgens de definitie in de bijlage bij de Omgevingswet: 'activiteit inhoudende het bouwen van een bouwwerk'. De definitie van bouwen in de bijlage bij de Omgevingswet is: 'plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.'
Artikel 1.1 bruidsschat omgevingsplan bepaalt dat de begripsbepalingen van de bijlage bij de Omgevingswet van toepassing zijn op hoofdstuk 22 van het omgevingsplan.