Vergunningplicht omgevingsplanactiviteit
Voor een omgevingsplanactiviteit (binnenplanse of buitenplanse) is een omgevingsvergunning nodig. Sommige omgevingsplanactiviteiten zijn vergunningvrij.
Vergunningplicht af te leiden uit regels omgevingsplan (binnenplanse omgevingsplanactiviteit)
In het omgevingsplan staan regels over activiteiten en onder welke voorwaarden deze op een locatie toegestaan zijn. Een regel kan zijn dat er een omgevingsvergunning nodig is. Dan bevat het omgevingsplan ook de beoordelingsregels en de aanvraagvereisten. Er is dan sprake van een binnenplanse vergunningplicht.
Er is een periode dat het omgevingsplan nog niet aan alle regels uit de Omgevingswet hoeft te voldoen (artikel 22.4 en 22.5 Omgevingswet). Deze periode duurt tot eind 2031. In die periode kunnen binnenplanse vergunningplichten staan in:
- het tijdelijk deel van het omgevingsplan (artikel 22.1 Omgevingswet)
- gemeentelijke verordeningen die uiteindelijk in het omgevingsplan moeten (artikel 22.8 Omgevingswet)
- het nieuwe deel van het omgevingsplan
Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA)
Ook is er een vergunningplicht als een activiteit volgens de regels van het omgevingsplan niet is toegestaan. Dit noemen we de buitenplanse vergunningplicht. In beide gevallen (binnenplans en buitenplans) is dit een vergunningplicht voor een omgevingsplanactiviteit. Meer informatie vindt u op de pagina Buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Vergunningvrije gevallen
Soms is voor een omgevingsplanactiviteit geen vergunning nodig. Dit is bij een aantal activiteiten die bestaan uit het bouwen. Deze vergunningvrije gevallen staan in artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Meer informatie hierover staat op de pagina Vergunningvrije omgevingsplanactiviteit die bestaat uit het bouwen.
Beoordelingsregels
Beoordelingsregels binnenplanse omgevingsplanactiviteit
Voor de binnenplanse omgevingsplanactiviteit gelden de beoordelingsregels in het omgevingsplan. Dit staat in artikel 8.0a, lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Als de aanvraag voldoet aan die beoordelingsregels, wordt de vergunning verleend. In de bruidsschat voor het omgevingsplan staan al beoordelingsregels voor diverse activiteiten. Ook in gemeentelijke verordeningen die op termijn in het omgevingsplan moeten kunnen beoordelingsregels voor binnenplanse omgevingsplanactiviteiten staan. Dit volgt uit artikel 22.8 van de Omgevingswet.
Beoordelingsregels voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit kunnen heel verschillend zijn. Zo kunnen de beoordelingsregels gericht zijn op een evenwichtige toedeling van functies, maar ook op andere doelen van de wet. Bijvoorbeeld energiebesparing.
Als de aanvraag niet voldoet aan de decentrale beoordelingsregels, wordt het vanzelf een aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Beoordelingsregels buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) gelden de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Ten eerste mag het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit alleen verlenen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 8.0a, lid 2, Bkl).
Daarnaast gelden de volgende beoordelingsregels uit de artikelen 8.0b en 8.0e van het Bkl:
- de instructieregels voor het omgevingsplan uit hoofdstuk 5 van het Bkl
- de instructieregels van de provincie voor het omgevingsplan
- eventuele instructiebesluiten van Rijk en provincie
- de regels die gelden voor het stellen van maatwerkregels, als het gaat om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een maatwerkregel
Het bevoegd gezag weigert een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) in de volgende gevallen:
- Er is strijd met de hierboven genoemde beoordelingsregels.
- Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning niet verlenen, met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De aangevraagde activiteit is bijvoorbeeld in strijd met de omgevingsvisie, programma’s of ander relevant gemeentelijk beleid.
- De omgevingsplanactiviteit heeft betrekking op een voorbeschermingsregel in het omgevingsplan.
- De omgevingsplanactiviteit belemmert het uitvoeren van een project, waarvoor een projectbesluit is vastgesteld.
- Voor het toelaten van de gewenste ontwikkeling moet de gemeente algemene regels voor andere locaties in het omgevingsplan wijzigen. Denk bijvoorbeeld aan het herverdelen van gebruiksruimte of het schrappen van bestaande gebruiksmogelijkheden. Dit kan alleen met een wijziging van het omgevingsplan. De vergunning is dan technisch niet vergunbaar.
Voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (BOPA) van provinciaal of nationaal belang gelden speciale beoordelingsregels (artikelen 8.0c en 8.0d van het Bkl).
Beoordelingsregel gefaseerde BOPA-vergunningverlening
Voor de overgangsfase voor het omgevingsplan bevat artikel 12.27a Bkl een beoordelingsregel voor gefaseerde BOPA-vergunningverlening. Dit artikel bepaalt dat bij het toepassen van artikel 8.0a, lid 2 Bkl, in ieder geval sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties voor zover de activiteit niet in strijd is met een eerder verleende omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Dit maakt het tijdens de overgangsfase mogelijk om eerst een "planologisch" basisbesluit te nemen in de vorm van een omgevingsvergunning voor een BOPA. Daartegen staat beroep bij de bestuursrechter open. Daarin kan het bevoegd gezag dan bijvoorbeeld toestemming geven voor de plaatsing van het bouwblok, de bouwhoogte en het bouwvolume. Op een later moment kan het bevoegd gezag dan een BOPA-omgevingsvergunning verlenen voor het feitelijk verrichten van de (nader uitgewerkte) bouwactiviteit. Tegen die BOPA-omgevingsvergunning staat ook beroep bij de bestuursrechter open.
Artikel 12.27a Bkl regelt dan dat als de eerste BOPA-vergunning bepaalde zaken al uitdrukkelijk toestaat, dat daarvoor niet opnieuw afgewogen hoeft te worden of ze voldoen aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Bij de tweede vergunning beoordeelt het bevoegd gezag alleen de onderdelen van het bouwplan waarin de eerdere vergunning niet voorziet. Dus bijvoorbeeld de beoordeling van de stedenbouwkundig-architectonische detaillering en de toets aan redelijke eisen van welstand.
Artikel 12.27a Bkl vervalt op het moment waarop gemeenten moeten beschikken over een omgevingsplan dat voldoet aan alle eisen uit de Omgevingswet. Het omgevingsplan kan vanaf dat moment zelf voorzien in regels die gefaseerd vergunnen van omgevingsplanactiviteiten mogelijk maken.
Aanpassen omgevingsplan
Normaal gesproken moet de gemeente uiterlijk 5 jaar nadat een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit onherroepelijk is geworden, het omgevingsplan aan die vergunning aanpassen (artikel 4.17 Omgevingswet).
Deze verplichting geldt alleen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit die:
- bestaat uit het in stand houden van een bouwwerk
- niet overeenstemt met een functie van een locatie
- waaraan geen termijn verbonden is als bedoeld in artikel 5.36, lid 1, Omgevingswet. Ofwel de activiteit moet een blijvend karakter hebben. Deze verplichting geldt dus niet voor buitenplanse omgevingsvergunningen voor tijdelijke activiteiten, zoals het kappen van een boom.
Als blijkt dat het aanpassen van het omgevingsplan uiteindelijk niet mogelijk is, moet de omgevingsvergunning voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit gewijzigd of ingetrokken worden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als een instructieregel deze wijziging van het omgevingsplan niet toelaat. Dit staat in de artikelen 8.97a tot en met 8.97c van het Bkl.
Voorbeeld
Het omgevingsplan deelt aan een locatie een agrarische functie toe. Het omgevingsplan staat wonen op die locatie niet toe. Vervolgens heeft de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor de bouw, het gebruik en het in stand houden van een woning op die locatie. De gemeente moet dan het omgevingsplan zo aanpassen dat het de woning toelaat.
Uitstel verplichting aanpassen omgevingsplan
Deze verplichting om omgevingsvergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit in het omgevingsplan te verwerken, geldt niet direct na inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze verplichting gaat vanaf 1 januari 2032 gelden (artikel 22.5, lid 2 Omgevingswet).
Dit betekent dat omgevingsvergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten:
- die voor of op 1 januari 2027 onherroepelijk zijn geworden, op 1 januari 2032 in het omgevingsplan moeten zijn verwerkt
- die na 1 januari 2027 onherroepelijk zijn geworden, binnen 5 jaar na de datum van onherroepelijkheid in het omgevingsplan moeten zijn verwerkt.
Advies bij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit
Er zijn diverse gevallen waarin het bevoegd gezag advies van een ander bestuursorgaan moet vragen voor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Soms is ook instemming nodig. Ook kan de gemeenteraad zichzelf als adviseur aanwijzen voor omgevingsvergunningen voor bepaalde gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Zie onze pagina over advies en instemming bij omgevingsplanactiviteiten voor een uitgebreide bespreking hiervan.
Aanvraagvereisten voor de omgevingsplanactiviteit
In de artikelen 7.3 en 7.4 van de Omgevingsregeling staat welke algemene gegevens bij een vergunningaanvraag voor een omgevingsvergunning horen.
De hierop aanvullende aanvraagvereisten voor een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit staan in het omgevingsplan.
In de overgangsperiode kunnen de aanvraagvereisten staan in:
- het tijdelijk deel van het omgevingsplan (artikel 20.1 Omgevingswet)
- gemeentelijke verordeningen die op een later moment in het omgevingsplan moeten (artikel 22.8 Omgevingswet)
- het nieuwe deel van het omgevingsplan.
Een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan gaan over heel veel verschillende activiteiten. Daarom zijn daarvoor geen specifieke aanvraagvereisten in de Omgevingsregeling opgenomen.
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit levert alle gegevens aan die nodig zijn voor het beoordelen van de gevolgen van de activiteit voor:
- een evenwichtige toedeling van functies aan locaties
- de regels van het Bkl voor omgevingsplannen
- de instructies en instructieregels van de provincie en het Rijk
- het uitvoeren van een projectbesluit
Omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit met termijn
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor een bepaalde termijn. Dit is mogelijk voor een voortdurende activiteit en een aflopende activiteit. Dit regelt artikel 5.36 van de Omgevingswet. Dit kan alleen als in de aanvraag van de vergunning de termijn staat. Als het bevoegd gezag een termijn noodzakelijk vindt en de aanvraag geen grondslag voor een termijn geeft, moet de aanvraag worden geweigerd.
Er is geen maximumtermijn, behalve voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit voor een tijdelijk bouwwerk. Deze kan voor maximaal 15 jaar verleend worden (artikel 10.23 Omgevingsbesluit).
Bestaande toestand herstellen na afloop van termijn
Het bevoegd gezag kan in de vergunning voor een aflopende activiteit bepalen, dat na afloop van de termijn de bestaande toestand wordt hersteld of een andere toestand wordt gerealiseerd. In een omgevingsvergunning voor een tijdelijk bouwwerk moet dit zelfs (artikel 10.23 Omgevingsbesluit).
Vergunningaanvragen ontvangen
Gemeenten ontvangen digitale vergunningaanvragen via het Omgevingsloket. Hiervoor sluiten ze aan op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Lees meer over vergunningaanvragen in het DSO.
Bevoegd gezag voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Normaliter is de gemeente bevoegd gezag voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Soms kan een ander bestuursorgaan bevoegd gezag zijn. Zie onze pagina's over het bepalen van het bevoegd gezag voor omgevingsvergunningen voor meer informatie.
Begrip: Omgevingsplanactiviteit (OPA)
De omgevingsplanactiviteit (OPA) kent 2 vormen:
- Binnenplanse omgevingsplanactiviteit: dit is een activiteit waarvoor de gemeente in het omgevingsplan bepaalt dat het uitvoeren zonder omgevingsvergunning verboden is.
- Buitenplanse omgevingsplanactiviteit: dit is een activiteit die in strijd is met de regels van het omgevingsplan.
Meer informatie op de pagina Omgevingsplanactiviteit.
Begrip: Projectbesluit
Om een project uit te voeren, kan de overheid een projectbesluit vaststellen. Dit kan alleen als een overheidsproject of privaat project een publiek belang dient.
Voor sommige projecten bepaalt de Omgevingswet of een andere wet dat er sprake is van een publiek belang. Dan moet de overheid een projectbesluit vaststellen.
Lees meer op Projectbesluit.