Oplosmiddeleninstallatie regime 1: reductieprogramma vaste stof
Een bedrijf kan met een reductieprogramma aan de eisen voor oplosmiddeleninstallaties uit paragraaf 4.34 van het Bal voldoen. Regime 1 beschrijft een reductieprogramma voor activiteiten met coating, lak, kleefstof of inkt.
Het gaat om activiteiten waarbij de producten naast vluchtige organische stoffen (VOS) ook vaste stof bevatten.
H-stoffen
Voor activiteiten met een bepaalde hoeveelheid vaste stof moet het bedrijf niet alleen voldoen aan de eisen van het reductieprogramma. Maar ook aan de emissie-eisen voor H-stoffen.
Activiteiten en grenswaarden regime 1
In onderstaande tabel staan de activiteiten waarvoor bedrijven het reductieprogramma met vaste-stofregeling kunnen gebruiken. De tabel vermeldt ook de vermenigvuldigingsfactor (VF) en de beoogde emissie.
De VF is nodig om de referentie-emissie te berekenen over een periode van 12 maanden Hierna gebruiken we de term jaarlijkse referentie-emissie, maar het hoeft geen kalenderjaar te zijn. Is de feitelijke emissie kleiner dan of gelijk aan de beoogde emissie (artikel 4.462 Bal)? Dan voldoet het bedrijf aan de eisen van het reductieprogramma.
U bepaalt de feitelijke emissie over dezelfde periode van 12 maanden (ook hier niet persé een kalenderjaar) aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding. De feitelijke emissie is gelijk aan de totale emissie.
U berekent de beoogde emissie (over 12 maanden) als de jaarlijkse referentie-emissie de ondergrens overschrijdt, door:
de jaarlijkse referentie-emissie voor een activiteit te vermenigvuldigen met het reductiepercentage.
U berekent de jaarlijkse referentie-emissie voor een activiteit door:
de totale massa aan vaste stof in de hoeveelheid coating, inkt, lak of kleefstof die per jaar wordt gebruikt, te vermenigvuldigen met de vermenigvuldigingsfactor.
Activiteit | Ondergrens (ton VOS per jaar) | Vermenigvuldiging factor jaarlijkse referentie-emissie (VF) | Reductie-percentage beoogde emissie |
---|---|---|---|
Illustratiediepdruk | > 25 | 4 | nieuw: 15%, bestaand: 20% |
Andere rotatiediepdruk, flexografie, rotatiezeefdruk, lamineer- of lakeenheden | > 15 | 4 | 30% |
Andere rotatiediepdruk, flexografie, rotatiezeefdruk, lamineer- of lakeenheden | > 25 | 4 | 25% |
Rotatiezeefdruk op textiel of karton | > 30 | 1,5 | 25% |
Coaten van voertuigen (< 15 ton VOS-verbruik) | < 15 | 1,5 | 40% |
Overspuiten van voertuigen | > 0,5 | 3 | 40% |
Bandlakken | > 25 | 3 | nieuw: 10%, bestaand: 15% |
Coating van textiel, met uitzondering van rotatiezeefdruk op textiel, vezel, film of papier | > 5 | 4 | 35 |
Coating van textiel, met uitzondering van rotatiezeefdruk op textiel, vezel, film of papier | > 15 | 4 | 25 |
Coating in contact met levensmiddelen, coating in luchtvaart en ruimtevaart | > 5 | 2,33 | 35 |
Coating in contact met levensmiddelen, coating in luchtvaart en ruimtevaart | > 15 | 2,33 | 25 |
Metaalcoating, kunststofcoating en overige coating | > 5 | 1,5 | 35 |
Metaalcoating, kunststofcoating en overige coating | > 15 | 1,5 | 25 |
Coating van hout | > 15 | 4 | 40 |
Coating van hout | > 25 | 4 | 25 |
Aanbrengen van een lijmlaag | > 5 | 4 | 30 |
Aanbrengen van een lijmlaag | > 15 | 4 | 25 |
Het bevoegd gezag kan de hoogte van de VF voor losse installaties aanpassen. Zo kan het bevoegd gezag rekening houden met een aangetoonde stijging van het rendement bij gebruik van vaste stoffen.
Opstellen oplosmiddelenboekhouding
In de oplosmiddelenboekhouding moeten het verbruik, de input, de totale emissie, de beoogde emissie en de referentie-emissie staan.
Vaststelling productverbruik
Wilt u de beoogde en de feitelijke emissie berekenen? Dan is het nodig eerst het productverbruik te bepalen. Hiervoor kan de inkoopadministratie van het bedrijf worden gebruikt. Voor meer informatie zie: VOS-verbruik bepalen.
De berekening gaat als volgt:
Productverbruik (kg) = BP + IP - EP - VAP
BP = Beginvoorraad oplosmiddelen of preparaat (in kg) op de eerste dag van het jaar waarover de oplosmiddelenboekhouding gaat.
IP = Ingekocht oplosmiddel of preparaat (in kg) gedurende het jaar waarover de oplosmiddelenboekhouding gaat.
EP = Eindvoorraad oplosmiddel of preparaat (in kg) op de laatste dag van het jaar waarover de oplosmiddelenboekhouding gaat.
VAP = Verkocht of op andere wijze afgevoerd en niet gebruikt oplosmiddel of preparaat (in kg) in het jaar waarover de oplosmiddelenboekhouding gaat.
Berekening beoogde emissie
De beoogde emissie leidt u af van de jaarlijkse referentie-emissie. De referentie-emissie is de emissie van een bedrijf dat nog geen maatregelen heeft genomen om de emissie van VOS naar de lucht te beperken. De referentie-emissie berekent u vervolgens op basis van de hoeveelheid vaste stof in onder andere inkt, lak en lijm. De vaste stof die per 12 maanden wordt gebruikt.
De bepaling van de beoogde emissie vindt plaats in 3 stappen:
Stap 1
U berekent de totale hoeveelheid gebruikte vaste stof met de volgende formule:
Gebruikte hoeveelheid preparaat x VGP = gebruikte hoeveelheid vaste stof van een preparaat (in kg).
VGP = gehalte vaste stof in preparaat (in gewichtsprocent).
Het vaste-stofgehalte van een preparaat (VGP) kunt u soms afleiden van het technische informatieblad van het preparaat. Dit berekent u als volgt:
VGP (%) = 100% - gehalte VOS (%) - gehalte water (%)
In de overige gevallen moet het bedrijf het gehalte vaste stof bij de leverancier opvragen.
Hoe wordt de totale hoeveelheid gebruikte vaste stof bepaald? Door de gebruikte hoeveelheden vaste stof van de verschillende preparaten over een jaar bij elkaar op te tellen. Als het productverbruik in liters staat, moet u het gehalte vaste stof in gr/l berekenen.
Stap 2
Uit de totale hoeveelheid vaste stof komt de referentie-emissie door de hoeveelheid vaste stof te vermenigvuldigen met de vermenigvuldigingsfactor voor de activiteit zoals vermeld in bovenstaande tabel met grenswaarden voor regime 1 (tabel 4.462 Bal).
Referentie-emissie (kg) = hoeveelheid vaste stof (kg) x vermenigvuldigingsfactor (VF) voor activiteit
Stap 3
U berekent de beoogde emissie door de referentie-emissie te vermenigvuldigen met het percentage:
Beoogde emissie (kg) = referentie-emissie (kg) x percentage
Berekening feitelijke emissie
De feitelijke emissie is gelijk aan de totale emissie. Hiervoor moet u eerst de situatie bepalen. Volgt het bedrijf een reductieprogramma? Dan is meestal de situatie zoals beschreven in situatie 1 of situatie 2 van toepassing.
Toetsing
Door de feitelijke emissie te vergelijken met de beoogde emissie, kunt u bepalen of het bedrijf aan de eisen van het reductieprogramma voldoet.
Bij toename van het productverbruik is een nieuwe berekening nodig van de referentie-emissie. En dus ook van de beoogde emissie.
Zijn de vervangingsproducten met weinig of geen oplosmiddelen nog in ontwikkeling? Dan moet de exploitant extra tijd krijgen om zijn reductieprogramma uit te voeren. Uit jurisprudentie volgt dat die extra tijd géén tijdelijke vrijstelling inhoudt van de emissiegrenswaarden. Of van gelijkwaardige emissiereductie via het reductieprogramma. (Rechtbank Arnhem, 3 mei 2012, 11/3465 PROWT 209.)
Oppervlaktereiniging (reinigen en ontvetten)
Bij de activiteit oppervlaktereiniging kan het bedrijf geen gebruikmaken van het reductieprogramma met vaste-stofregeling. Reinigings- en ontvettingsmiddelen bevatten namelijk gaan vaste stof. Ligt het gemiddeld gehalte aan organische oplosmiddelen van het bedrijf niet hoger dan 30 gewichtsprocent? Dan voldoet het bedrijf aan de eisen. Meer informatie staat bij Reductieprogramma reinigen en ontvetten.
Let op: er gelden ook andere voorschriften
Naast reductieprogramma vaste stof gelden ook andere voorschriften. Deze vindt u op de pagina Inhoudelijke regels oplosmiddeleninstallaties.