Stel de bedrijfssituatie vast voor het berekenen van de basisgegevens
Welke stromen van oplosmiddelen moeten bedrijven beoordelen om de basisgegevens te berekenen? Dit hangt af van de situatie in het bedrijf.
Hoe bepaalt u de situatie? Dit hangt af of het bedrijf een nageschakelde techniek gebruikt en of het oplosmiddelen hergebruikt.
Stel de situatie vast
Eerst moet een bedrijf vaststellen over welke situatie het gaat. Dit moet het bedrijf doen voordat het een oplosmiddelenboekhouding maakt.
Situatie 1
Het bedrijf:
- gebruikt geen nageschakelde techniek
- hergebruikt geen oplosmiddelen binnen of buiten de activiteit
Situatie 2
Het bedrijf:
- gebruikt geen nageschakelde techniek
- hergebruikt wel oplosmiddelen binnen of buiten de activiteit
Situatie 3
Het bedrijf:
- gebruikt wel een nageschakelde techniek
- hergebruikt geen oplosmiddelen binnen of buiten de activiteit
Situatie 4
Het bedrijf:
- gebruikt wel een nageschakelde techniek
- hergebruikt van oplosmiddelen binnen of buiten de activiteit
Binnen 1 installatie kunnen voor dezelfde oplosmiddelenactiviteit verschillende situaties mogelijk zijn. Het bedrijf moet hierbij altijd uitgaan van de meest moeilijke situatie (situatie 4) .
Voor alle 4 situaties geldt dat de benodigde basisgegevens, afhangt van het gekozen regime. Hiermee laat het bedrijf zien dat het voldoet aan paragraaf 4.34.
Mogelijk moet u naast de basisgegevens over gebruik, input en totale emissie ook andere basisgegevens berekenen. Basisgegevens zoals afgasconcentratie, diffuse emissie, beoogde emissie, referentie-emissie en de hoeveelheid product.
Ieder regime bevat een uitgewerkte berekening van die basisgegevens (regime 1, 2, 3 of 4).
Situatie 1: Geen nageschakelde techniek en geen hergebruik
In deze meest simpele situatie kiest het bedrijf voor het volgen van een reductieprogramma. Of om het oplosmiddelengebruik te toetsen aan de totale emissiegrenswaarden. Hiermee toont het bedrijf aan dat het voldoet aan de eisen voor oplosmiddeleninstallaties.
De formule voor de berekening van basisgegevens is:
totale emissie: I1 - O6 - O7
De oplosmiddelenboekhouding houdt de volgende gegevens bij:
- input (I1)
- de hoeveelheid VOS in afval (O6)
- bij de activiteiten 1, 17, 18 en 20 de hoeveelheid oplosmiddel in het product (O7)
Situatie 2: Geen nageschakelde techniek maar wel hergebruik
In deze situatie kiest het bedrijf voor het volgen van een reductieprogramma. Of om het oplosmiddelengebruik te toetsen aan de totale emissiegrenswaarden. Hiermee toont het bedrijf aan dat het voldoet aan de eisen voor oplosmiddeleninstallaties.
De formules voor berekening basisgegevens:- totale emissie: I1 - O6 - O7 - O8
- verbruik: I1 – O8
- input: I1 + I2
In de oplosmiddelenboekhouding houdt het bedrijf de volgende gegevens bij:
- input (I1+I2)
- de hoeveelheid VOS in afval (O6)
- de hoeveelheid VOS die buiten de activiteit wordt hergebruikt (O8)
- bij de activiteiten 1, 17, 18 en 20 de hoeveelheid oplosmiddel in het product (O7)
Situatie 3: Nageschakelde techniek maar geen hergebruik
In deze situatie kiest het bedrijf om het oplosmiddelengebruik te toetsen aan de totale emissiegrenswaarden. Of om het gebruik te toetsen aan de afzonderlijke emissiegrenswaarden voor afgassen en diffuse emissies. Hiermee toont het bedrijf aan dat het voldoet aan de eisen voor oplosmiddeleninstallaties.
Formules voor berekening basisgegevens:
- totale emissie (O1 + F ): I1 - O5 - O6 - O7 of een gelijkwaardige methode
- diffuse emissie (F): I1 - O1 - O5 - O6 - O7 of een gelijkwaardige methode
- gebruik: I1input: I1
Afgasconcentratie: O1: de afgasconcentratie moet in deze situatie minimaal éénmalig worden vastgesteld.
De oplosmiddelenboekhouding houdt de volgende gegevens bij:
- input (I1)
- de hoeveelheid VOS die door de afgaszuivering wordt vernietigd of verwijderd (O5)
- de hoeveelheid VOS in afval (O6)
- bij de activiteiten 1, 17, 18 en 20 de hoeveelheid oplosmiddel in het product (O7)
De afgasemissie (O1) is vaak nodig om de diffuse emissies te berekenen.
Situatie 4: Nageschakelde techniek en hergebruik
In deze situatie kiest het bedrijf om het oplosmiddelengebruik te toetsen aan de totale emissiegrenswaarden. Of om het gebruik te toetsen aan de afzonderlijke emissiegrenswaarden voor afgassen en diffuse emissies. Hiermee toont het bedrijf aan dat het voldoet aan de eisen voor oplosmiddeleninstallaties.
Formules voor berekening basisgegevens:
- totale emissie (O1 + F ): I1 - O5 - O6 - O7 - O8 of een gelijkwaardige methode
- diffuse emissie (F): I1 - O1 - O5 - O6 - O7 - O8 of een gelijkwaardige methode
- gebruik: I1 - O8
- input: I1 + I2
Afgasconcentratie: O1: de afgasconcentratie moet in deze situatie in ieder geval éénmalig worden vastgesteld.
Het bedrijf moet in de oplosmiddelenboekhouding de volgende gegevens bijhouden:
- input (I1 + I2)
- de hoeveelheid VOS die door de afgaszuivering wordt vernietigd of verwijderd (O5)
- de hoeveelheid VOS in afval (O6)
- de hoeveelheid VOS die buiten de activiteit wordt hergebruikt (O8)
- bij de activiteiten 1, 17, 18 en 20 de hoeveelheid oplosmiddel in het product (O7)
De afgasemissie (O1) is vaak nodig om de diffuse emissies te berekenen.
Bepaling input en output
Een toelichting op de bepaling van I1, I2, O1, O5, O6 en O7 en O8 staat bij ‘Berekenen van de afzonderlijke stromen: output’