Rijksregels voor rijksmonumenten
Het Rijk beschermt rijksmonumenten met algemene regels die het beschadigen, vernielen en verwaarlozen van rijksmonumenten verbieden. Verder zijn activiteiten met betrekking tot een rijksmonument alleen mogelijk met een omgevingsvergunning. De rijksregels voor rijksmonumenten staan in het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal) bij de algemene regels voor cultureel erfgoed (hoofdstuk 13).
Regels gelden voor iedereen
De rijksregels voor rijksmonumenten Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (en voor voorbeschermde rijksmonumenten) gelden voor iedereen die iets wil doen dat impact kan hebben op een rijksmonument. In de praktijk zijn dit vaak particulieren die een rijksmonument bezitten.
Verbod op beschadigen, vernielen en verwaarlozen
Het verbod op het beschadigen of vernielen van rijksmonumenten bouwt voort op het verbod in de Monumentenwet 1988. Het verbod om noodzakelijk onderhoud achterwege te laten is ook bekend als de instandhoudingsplicht. Hiermee kan de overheid al vroeg optreden tegen verwaarlozing van een rijksmonument, ook wanneer dat niet opzettelijk is.
Specifieke zorgplicht
Voor iedereen die een rijksmonumentenactiviteit verricht, geldt dat hij of zij bij het verrichten van die activiteit beschadiging of vernieling van het rijksmonument dient te voorkomen. Dat staat in artikel 13.7 Bal. Dit geldt ook voor een andere activiteit die een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument betreft. Deze specifieke zorgplicht geldt ook voor vergunningvrije rijksmonumentenactiviteiten.
Niet alle activiteiten zijn vergunningplichtig
Niet bij alle activiteiten voor een rijksmonument is een omgevingsvergunning nodig. Een aantal activiteiten is vergunningvrij. Deze activiteiten zijn voor monumenten en archeologische monumenten verschillend. In de volgende gevallen is bijvoorbeeld geen vergunning voor de rijksmonumentenactiviteit nodig:
- Reguliere onderhoudswerkzaamheden gericht op het behoud van de monumentale waarden, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan (geen wijziging van detaillering, profilering, vormgeving, kleur en materiaalsoort).
- Inpandige wijzigingen van een onderdeel dat uit oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.
- Als een monument een begraafplaats is, dan is geen vergunning nodig voor begravingen, asbijzettingen en het plaatsen van een grafmonument.
Alle uitzonderingen op de vergunningplicht staan in artikel 13.11 van het Bal.
Gemeente beslist in de meeste gevallen
De gemeente neemt in de meeste gevallen de beslissing op een vergunningaanvraag. Gaat het om een aanvraag die alleen betrekking heeft op een archeologische rijksmonumentenactiviteit? Dan beslist de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Dit is geregeld via de Omgevingswet en artikel 4.13 van het Omgevingsbesluit.
De gemeente is bijna altijd bevoegd gezag voor de handhaving van de regels van hoofdstuk 13 van het Bal. Dit volgt uit artikel 18.2 van de Omgevingswet. Op grond van artikel 13.10 van het Bal is de gemeente ook bevoegd tot het stellen van maatwerkvoorschriften. Er zijn twee uitzonderingen op het bovenstaande:
- Gedeputeerde Staten zijn het bevoegd gezag voor activiteiten op dezelfde locatie als een complex bedrijf.
- De minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is bevoegd gezag voor activiteiten in de territoriale zee buiten een gemeente.
Beoordelingsregels bij verlenen vergunning
De gemeente en de minister mogen de omgevingsvergunning alleen verlenen als de initiatiefnemer voldoende rekening houdt met het belang van de monumentenzorg. De vergunningverlener moet hierbij rekening houden met de volgende uitgangspunten, die ook in internationale verdragen zijn vastgelegd:
- Het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten en archeologische monumenten.
- Het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend is vereist voor het behoud van die monumenten.
- Het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door het wijzigen van die monumenten. Hierbij moet de vergunningverlener rekening houden met de monumentale waarden.
- Het conserveren en in stand houden van archeologische monumenten. Dit gebeurt bij voorkeur op dezelfde plek (in situ) en zonder verstoring.
Deze beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning bij een rijksmonumentenactiviteit staan in artikel 8.80 van het Besluit kwaliteit leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bkl). Ze komen overeen met de beginselen uit de instructieregels uit het Bkl om cultureel erfgoed te beschermen in het omgevingsplan.
Voorschriften in de vergunning
De vergunningverlener kan in de vergunning voorschriften opnemen in het belang van de monumentenzorg. Zo kan bijvoorbeeld het bevoegd gezag bepalen dat de vergunninghouder bij sloop van een rijksmonument afkomend materiaal dat van belang is uit het oogpunt van monumentenzorg, beschikbaar stelt voor hergebruik elders. Ook kan het dat de vergunninghouder werkzaamheden op een bepaalde wijze uitvoert met respect voor de monumentale waarden.
Een ander voorbeeld zijn de verplichte voorschriften bij een vergunning voor gedeeltelijke of volledige verplaatsing van een monument. De voorschriften moeten dan betrekking hebben op voorzorgsmaatregelen die de uitvoerder moet treffen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie.
Ook kunnen er voorschriften worden opgenomen in het belang van de archeologische monumentenzorg. Dit geldt ook voor rijksmonumenten die zelf geen archeologisch monument zijn, maar zich boven een archeologisch monument bevinden.
Voorbeelden:
- Het treffen van technische maatregelen. Hierdoor blijven archeologische monumenten ter plekke behouden. Bijvoorbeeld het aanpassen van de funderingswijze. Of het beperken van het aantal heipalen.
- Het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- Het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.
- Voorschriften over de wijze van opgraven. Bijvoorbeeld in een programma van eisen.
Deze regels zijn te vinden in artikel 5.34 van de Omgevingswet en de artikelen 8.81 en 8.82 van het Bkl.
Register omgevingsvergunningen rijksmonumentenactiviteit
Elke gemeente houdt in een register bij welke omgevingsvergunningen voor rijksmonumentenactiviteiten binnen haar grondgebied zijn verleend (artikel 11.64 en 11.65 Bkl). De minister van OCW doet dit voor (archeologische) rijksmonumenten die zijn gelegen in de Noordzee, buiten het provinciaal en gemeentelijk ingedeelde gebied. Deze registers zijn nodig als een soort curriculum vitae van de rijksmonumenten, omdat de registers een goed beeld geven van de beslissingen in het verleden.
De registers bevatten per verleende vergunning een korte samenvatting van de vergunde werkzaamheden, datum en kenmerk van de vergunning en de locatie van het rijksmonument. In plaats van een samenvatting mag dit ook de hele vergunning met aanvraag zijn. De registers zijn openbaar.
OCW-schadebeoordelingscommissie
Het bevoegd gezag kan advies vragen aan de OCW-schadebeoordelingscommissie over een aanvraag om vergoeding voor schade. Dit kan als die voortvloeit uit een beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een archeologisch rijksmonument (artikel 12.6 Omgevingsbesluit).
Het advies kan ook over de hoogte van de schadevergoeding gaan. De kosten van het advies van de OCW-schadebeoordelingscommissie komen voor rekening van de minister van OCW. Deze heeft de archeologische rijksmonumenten aangewezen en heeft vanwege zijn bijzondere verantwoordelijkheid voor deze rijksmonumenten advies- en instemmingsrecht in de vergunningprocedure.
De kosten van een schadevergoeding die door de OCW-schadebeoordelingscommissie zijn vastgesteld, komen in beginsel in aanmerking voor kostenverhaal, zodat deze niet door het bevoegd gezag, maar door de minister van OCW worden gedragen.
Als het bevoegd gezag een eigen adviseur laat adviseren over de schadevergoeding en daarna via kostenverhaal de kosten van de schadevergoeding wil doorleggen op de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zal deze de OCW-schadebeoordelingscommissie zelf inschakelen om de redelijkheid van de (hoogte van de) vergoeding te toetsen.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.
Rijksmonument
Rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Artikel 1.1, Erfgoedwet omschrijft een rijkmonument als: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.