Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie)
De Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie) is in de zomer van 2024 vernieuwd. De Rie stelt regels aan industrie en veehouderijen die een grote bijdrage leveren aan de milieuverontreiniging in de Europese Unie. Het doel is een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het gehele milieu.
In de Rie staan regels voor:
- voorkomen of beperken van emissies in lucht, water en bodem
- voorkomen van het ontstaan van afvalstoffen
- verbeteren van de hulpbronnenefficiëntie
- bevorderen van de circulaire economie en decarbonisatie
Nieuwe richtlijn in 2024
De Rie 2024/1785 is op 15 juli 2024 gepubliceerd in het Europese publicatieblad en is 20 dagen later in werking getreden. Deze richtlijn wijzigt de Rie 2010/75/EU. Het nummer van de Rie blijft wel Rie 2010/75/EU. Er is een geconsolideerde versie van de Rie 2010/75/EU beschikbaar waarin de wijzigingen van de Rie 2024/1785 verwerkt zijn. Een overzicht van de belangrijkste wijzigingen is te lezen in het nieuwsbericht De herziening Richtlijn industriële emissies is aangenomen.
De richtlijn geldt voor alle lidstaten van de Europese Unie. Lidstaten krijgen tot 1 juli 2026 de tijd om de richtlijn om te zetten in nationale wetgeving.
Opbouw van de Rie
De Rie bestaat uit de volgende hoofdstukken:
- hoofdstuk 1 en 7: algemene bepalingen
- hoofdstuk 2: IPPC-installaties
- hoofdstuk 2 bis: innovatie
- hoofdstuk 3: grote stookinstallaties
- hoofdstuk 4: afvalverbrandingsinstallaties
- hoofdstuk 5: oplosmiddeleninstallaties
- hoofdstuk 6: productie van titaandioxide
- hoofdstuk 6 bis: veehouderijen
Hoofdstuk 1, 2 bis en 7 geldt voor alles wat onder de Rie valt. Voor de overige hoofdstukken staat bij elk hoofdstuk in het eerste artikel het toepassingsbereik van dat hoofdstuk. Zo geldt hoofdstuk 2 alleen voor installaties met een activiteit uit bijlage I van de Rie. In Nederland worden dit de IPPC-installaties genoemd.
Voor een bedrijf kunnen meerdere hoofdstukken van toepassing zijn. Zo kan een bedrijf met een oplosmiddeleninstallatie (hoofdstuk 5) ook een IPPC-installatie zijn (hoofdstuk 2).
Begrip installatie
In de Rie staat in artikel 3 de definitie van het begrip installatie. Deze definitie geldt voor activiteiten in bijlage I (IPPC), bijlage I bis (veehouderijen) en deel I van bijlage VII (oplosmiddeleninstallaties). De definitie van installatie geeft aan dat ook aanverwante activiteiten binnen het begrip installatie vallen.
Relatie Rie en Richtlijn middelgrote stookinstallaties
De Rie regelt in hoofdstuk 3 de grote stookinstallaties. Regels voor de middelgrote stookinstallaties staan in de Richtlijn middelgrote stookinstallaties 2015/2193. Er zit geen overlap tussen de richtlijn middelgrote stookinstallaties en hoofdstuk 3 van de Rie. Wel kunnen middelgrote stookinstallaties een IPPC-installatie zijn. Dit komt doordat de optelregels voor installaties die vallen onder hoofdstuk 2 van de Rie niet dezelfde zijn als de optelregels voor stookinstallaties die onder hoofdstuk 3 van de Rie vallen.
Rie en vergunningplicht
Niet alles wat onder de Rie valt, is vergunningplichtig. Vanuit de Rie geldt er een vergunningplicht voor hoofdstuk 2 (IPPC), hoofdstuk 3 (grote stookinstallaties), hoofdstuk 4 (afvalverbrandingsinstallaties) en hoofdstuk 6 (productie van titaandioxide).
Voor oplosmiddeleninstallaties (hoofdstuk 5) en veehouderijen (hoofdstuk 6 bis) mogen lidstaten kiezen of ze deze in nationale wetgeving vergunningplichtig maken of meldingsplichtig. Voor veehouderijen geldt wel een vergunningplicht vanuit de mer-richtlijn. Omdat lidstaten aan beide Europese richtlijnen moeten voldoen, blijft er dus een vergunningplicht voor veehouderijen gelden. Voor oplosmiddeleninstallaties heeft Nederland gekozen om dit meldingsplichtig te maken. Daardoor zijn niet alle oplosmiddeleninstallaties vergunningplichtig.