Actualisatie vergunning IPPC-installatie
Het bevoegd gezag actualiseert vergunningen van IPPC-installaties binnen 4 jaar na publicatie van een BBT-conclusie (beste beschikbare technieken). Ook beoordeelt het bevoegd gezag regelmatig of de voorschriften van een vergunning nog toereikend zijn. Bevoegde gezagen moeten de vergunning van IPPC-bedrijven publiceren op internet.
Twee actualisatieverplichtingen voor bevoegd gezag
Het bevoegd gezag moet vergunningen van IPPC-installaties actueel houden. In de regelgeving staan daarvoor twee actualisatieverplichtingen:
- Actualisatieplicht binnen 4 jaar na publicatie BBT-conclusie (artikel 8.98 Bkl)
- Actualisatieplicht die het bevoegd gezag regelmatig uit moet voeren (artikel 5.38 Omgevingswet)
Extra actualisatieplicht na publicatie BBT-conclusie
Voor een IPPC-installatie geldt een extra actualisatieplicht (artikel 8.98 Bkl). De plicht houdt in dat binnen een termijn van 4 jaar na publicatie van de BBT-conclusies voor de hoofdactiviteit van een IPPC-installatie het volgende moet gebeuren:
- De vergunningverlener moet de voorschriften van de omgevingsvergunning toetsen aan de beste beschikbare technieken (BBT). Deze staan in deze (nieuwe) BBT-conclusies en alle overige BBT-documenten die van belang zijn.
- Als de IPPC-installatie niet voldoet aan deze BBT-conclusies moet de vergunningverlener de vergunningvoorschriften actualiseren.
- De IPPC-installatie moet binnen de termijn van 4 jaar voldoen aan deze geactualiseerde voorschriften.
De actualisatietermijn start op het moment dat de Europese Unie de BBT-conclusies publiceert in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het bevoegd gezag moet ook verplicht de gegevens in de IPPC-database actualiseren.
Hoofdactiviteit bepalend voor actualisatie
De hoofdactiviteit van een IPPC-installatie bepaalt of de actualisatietermijn van 4 jaar na publicatie van de BBT-conclusies geldt. Als een bedrijf meerdere activiteiten uit bijlage 1 van de Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) uitvoert, bepaalt het bevoegd gezag de hoofdactiviteit. Dat doet deze in overleg met het bedrijf.
In het algemeen zijn de volgende situaties mogelijk:
- Voor de meeste IPPC-installaties zijn één sectorspecifieke en enkele sector overschrijdende BBT-conclusies van belang. De sectorspecifieke BBT-conclusies bepalen de hoofdactiviteit.
- In sommige sectoren kunnen meerdere sectorspecifieke BBT-conclusies en ook sector overschrijdende BBT-conclusies van belang zijn. In dat geval kiest het bevoegd gezag één van de sectorspecifieke BBT-conclusies.
- Complexe IPPC-installaties met meerdere activiteiten kunnen meerdere deelvergunningen hebben. In dat geval bepaalt het bevoegd gezag een hoofdactiviteit per deelvergunning.
- Het is mogelijk dat voor een IPPC-installatie geen sectorspecifieke BBT-conclusies bestaan. Het bevoegd gezag kan er dan voor kiezen om de vaststelling van een sector overschrijdende BBT-conclusies document als startpunt te nemen.
Wat de hoofdactiviteit is zal meestal wel duidelijk zijn. Als dat niet het geval is, kan de vergunningverlener het volgende in overweging nemen:
- Het doel van en de producten geproduceerd door de activiteiten in de installatie.
- De mogelijke gevolgen voor het milieu van de activiteiten in de installatie.
- Het toetsingskader voor de vergunning en op welke onderdelen actualisatie nodig is om daaraan te blijven voldoen (artikel 5.18 en 5.26 Omgevingswet).
- De reikwijdte en inhoud van de verschillende sets BBT-conclusies.
Dit staat ook in een Europese Q&A op de website van de Europese Commissie (Q&A Chapter 2).
Voorbeeld complexe situatie
Een complexe IPPC-installatie produceert polymeren. Het bevoegd gezag komt tot de conclusie dat in deze situatie drie BBT-conclusies van belang zijn. Deze drie BBT-conclusies kunnen dus leiden tot een wijziging van de vergunning. In dit voorbeeld zijn dit de BBT-conclusies afgas- en afvalwaterbehandeling (CWW), BBT-conclusies grote organische bulkchemie (LVOC) en BBT-conclusies polymeren (POL).
Actualisatie niet voor de hoofdactiviteit
Het kan zijn dat de nieuwe BBT-conclusies relevant zijn voor een activiteit die niet de hoofdactiviteit is. Die actualisatieplicht van 4 jaar geldt in dat geval niet. Wel kunnen deze nieuwe BBT-conclusies de aanleiding zijn voor het bevoegd gezag om de vergunning te actualiseren. De juridische basis voor het aanpassen van de vergunning is dan artikel 5.38 van de Omgevingswet.
Bij complexe situaties zullen er vaak mogelijkheden zijn om een routine herziening van een deel van de vergunning te combineren met een actualisatie. Hierbij kijkt het bevoegd gezag ook naar de nieuwe BBT-conclusies die van belang zijn.
Vergunning beschikbaar via internet
Het bevoegd gezag is verplicht om de geldende vergunningen van IPPC-installaties via het internet aan te bieden. De informatie moet voor iedereen toegankelijk zijn. Op internet staat in ieder geval de volgende informatie:
- Inhoud van het besluit. Dit zijn ook de vergunningvoorschriften en eventuele latere wijzigingen.
- De considerans van de vergunning. Hierin staan de redenen waarop het besluit is gebaseerd.
- Als er is afgeweken van de BBT-conclusie: de onderbouwing voor deze soepelere emissiegrenswaarde. Het bevoegd gezag gaat hierbij in op de criteria en de daaraan verbonden voorwaarden voor een soepelere emissiegrenswaarde.
Deze verplichting staat in artikel 24 lid 2 van de Rie. De implementatie daarvan is te vinden in artikel 19.1b lid 2 van de Wet milieubeheer (Wm).
Toelichting op artikel 19.1b lid 2 Wm
Door de Wet elektronische publicaties is vanaf 1 juli 2021 de wijze van publicatie van de vergunningen in artikel 19.1b lid 2 Wm uniform aangegeven. De geldende vergunningen van IPPC-installaties moeten te vinden zijn via de nationale website officielebekendmakingen.nl. Het in artikel 19.1b lid 2 gebruikte woord "mededeling" heeft een specifieke betekenis en betekent integrale publicatie. Ook de inhoud van de vergunning moet het bevoegd gezag publiceren. Als de vergunningaanvraag deel uitmaakt van de vergunning, dan moet deze aanvraag ook op internet te vinden zijn. Voor een toelichting op de betekenis van het begrip "mededeling", zie de Memorie van toelichting bij de Wet elektronische publicaties (pagina 17).
Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie)
Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 over industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PbEU 2010, L 334). Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
De Richtlijn industriële emissies is op 15 juli 2024 inhoudelijk gewijzigd door richtlijn 2024/1745. Hierbij wordt ook de naam van de richtlijn aangepast tot Richtlijn industriële emissies en veehouderijen.
Ga naar de geconsolideerde tekst van de Richtlijn industriële emissies.
Meer informatie staat op Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie).