Maatwerk bij toepassen van grond en baggerspecie
De Omgevingswet biedt maatwerkmogelijkheden bij het toepassen van grond en baggerspecie. Dat is in de vorm van maatwerkregels en maatwerkvoorschriften. Op sommige punten gelden voorwaarden voor dit maatwerk.
- Projectbesluit: als er een projectbesluit is genomen, kan een maatwerkvoorschrift dit projectbesluit niet belemmeren. Dit staat in artikel 4.1265a van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
- Maatwerkvoorschriften en -regels: in het Bal zijn er veel mogelijkheden voor maatwerkvoorschriften en maatwerkregels. Voor vrijwel alle bepalingen zijn maatwerkvoorschriften en maatwerkregels mogelijk.
- Voorwaarden aan maatwerk voor invulling stand still: in het Bal staan voorwaarden voor het stellen van maatwerk over kwaliteitseisen voor toe te passen grond en baggerspecie. Deze staan in de artikelen 4.1273 (algemene kwaliteitseisen), 4.1275 (grootschalige toepassing), 4.1277 (toepassen in een diepe plas) en 4.1279 (verspreiden van baggerspecie).
Bij het stellen van soepelere kwaliteitseisen geldt de voorwaarde dat de grond of baggerspecie uit hetzelfde bodembeheergebied afkomstig is. De verplichting om in die situaties een bodembeheergebied aan te wijzen volgt uit een instructieregel uit artikel 5.89o en artikel 6.3 Bkl.
De instructieregel richt zich zowel tot gemeenten als waterbeheerders. Zij moeten voor maatwerkregels of voorschriften die een versoepeling inhouden van de kwaliteitseisen uit het Bal een bodembeheergebied aanwijzen. Een belangrijke voorwaarde voor soepeler kwaliteitseisen is dat toe te passen partijen grond of baggerspecie afkomstig moeten zijn uit dit aangewezen bodembeheergebied.
Onder het Besluit bodemkwaliteit (oud) gold voor gebiedsspecifiek beleid een verplichting om eenmaal per 10 jaar het gebiedsspecifieke beleid te actualiseren. Aan actualisatie van maatwerkregels stellen de Omgevingswet en het Bal geen eisen en termijnen. Ook de maximale geldigheidsduur van een bodemkwaliteitskaart van 5 jaar, zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit (oud), is vervallen. Het bevoegd gezag dat de bodemkwaliteitskaart vaststelt (de gemeente of waterkwaliteitsbeheerder), is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit en actualiteit van de bodemkwaliteitskaart.
In de ontwerpregeling stond voor de bodemkwaliteitskaart een maximale geldigheidsduur van 5 jaar. Daarna zou de kaart opnieuw moeten worden vastgesteld of 'bijgewerkt' (geactualiseerd). In de ontvangen commentaren werd bepleit deze termijn te verlengen tot 10 jaar. Naar aanleiding van de commentaren is de maximale geldigheidsduur losgelaten. Deze beperking paste bij nader inzien niet goed bij het uitgangspunt dat het bevoegd gezag dat de kaart vaststelt, of toestaat dat de kaart van een ander bestuursorgaan ook in zijn bestuursgebied (gemeente) of beheersgebied (waterbeheerder) wordt gebruikt voor de afgifte van een milieuverklaring bodemkwaliteit, verantwoordelijk is voor de kwaliteit en actualiteit van de kaart. Bovendien is degene die op grond van een bodemkwaliteitskaart een milieuverklaring bodemkwaliteit wil afgeven, verplicht om vooronderzoek te doen, om te controleren of de bodemkwaliteitskaart representatief is voor de bodem op de ontgravingslocatie van een partij of de ontvangende bodem op de toepassingslocatie, voordat de verklaring mag worden afgegeven.
In verschillende commentaren werd bepleit dat niet alleen de gemeenteraad, maar ook burgemeester en wethouders een bodemkwaliteitskaart kunnen vaststellen of aanpassen, zoals ook onder het huidige Besluit bodemkwaliteit mogelijk is. Via overgangsrecht zijn bodemkwaliteitskaarten die door burgemeesters en wethouders zijn vastgesteld, aangemerkt als bodemkwaliteitskaarten die door de gemeenteraad zijn vastgesteld. De gemeenteraad kan burgemeesters en wethouders mandateren om de bodemkwaliteitskaart vast te stellen of te wijzigen.