Veiligheidsvoorschriften Regelen en meten van aardgas (paragraaf 4.29 Bal)
Voor installaties voor het regelen en meten van aardgas gelden veiligheidsvoorschriften uit paragraaf 4.29 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). Het gaat onder meer om een bedrijfsnoodplan, veiligheidsafstanden en ontwerp, installatie en onderhoud van de installatie.
Wanneer de regels van toepassing zijn
In hoofdstuk 3 en 4 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) staat of de regels van toepassing zijn. De regels gelden als:
- uw activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.29 valt
- uw activiteit onder paragraaf 3.4.2 Behandelen, regelen en meten van aardgas valt
Bedrijfsnoodplan of veiligheidsbeheersysteem
De installaties voor het regelen en meten van aardgas(druk) moeten een bedrijfsnoodplan of een veiligheidsbeheersysteem hebben op grond van artikel 4.420.
In het bedrijfsnoodplan of veiligheidsbeheersysteem moet informatie staan over:
- gebouw
- technische installaties
- locaties van gevaarlijke stoffen
- beschikbare hulpmiddelen
- interne organisatie en taken en verantwoordelijkheden
- actieplannen en te nemen maatregelen
- meldingsstructuur
- beheer van het noodplan
Een installatie voor het meten en regelen van gasdruk is te zien als een secundaire gevarenbron. Dit betekent dat de installatie effecten kan veroorzaken buiten de locatie bij een incident. Daarom is er een verplichting voor een bedrijfsnoodplan. In plaats van een bedrijfsnoodplan kan ook een veiligheidsbeheerssysteem aanwezig zijn. Dat is bijvoorbeeld relevant voor Seveso-inrichtingen en voorkomt dat verplichtingen overlappen.
Veiligheidsafstanden installaties
De veiligheidsafstanden staan in tabel 4.421 van het Bal.
Categorie |
Ontwerp-capaciteit van de installatie in Nm3/u |
Werkdruk aan inlaatzijde van de installatie in kPa | Opstelling van de installatie | Afstand tot begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht in meter | Afstand tot kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties in meter | Afstand tot beperkt kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare locaties in meter |
---|---|---|---|---|---|---|
B | Meer dan 10 maar niet meer dan 6.000 | Meer dan 10 maar niet meer dan 1.600 | In een behuizing met een opstellings-ruimte van 0,5 m3 of kleiner | 4 | 4 | 2 |
Ondergrondse of semi-ondergrondse installatie | 4 | 4 | 2 | |||
In een behuizing met een opstellings-ruimte groter dan 0,5 m3 maar kleiner dan 15 m3 | 6 | 6 | 4 | |||
In een behuizing met een opstellingsruimte van 15 m3 of groter of buiten een behuizing | 10 | 10 | 4 | |||
C | Niet meer dan 40.000 | Meer dan 1.600 maar niet meer dan 10.000 | - | 15 | 15 | 4 |
Meer dan 40.000 | Niet meer dan 10.000 | - | 25 | 25 | 4 |
De helft van de afstanden uit tabel 4.421 geldt:
- bij een ondergronds of semi-ondergronds opgestelde installatie, én
- als het gasvoerende deel geheel ondergronds ligt
De veiligheidsafstanden gelden niet:
- als het gaat om kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties met een functionele binding met de activiteit
- binnen een risicogebied externe veiligheid
Veiligheidsafstand tot begrenzing locatie is uitgangspunt
De veiligheidsafstanden in het Besluit activiteiten leefomgeving gelden tot de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht. Dit betekent dat de afstand tussen de activiteit en de begrenzing van de locatie ten minste gelijk moet zijn aan de veiligheidsafstand. Zo worden ook personen buiten de begrenzing van de locatie beschermd als er geen sprake is van beperkt kwetsbare, kwetsbare gebouwen of locaties of zeer kwetsbare gebouwen. Doordat de afstand binnen de begrenzing blijft, zijn er ook geen beperkingen aan de gebruiksruimte buiten de begrenzing.
De veiligheidsafstanden gelden niet als het gaat om:
- kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties met een functionele binding met de activiteit
- binnen een risicogebied externe veiligheid
Andere situaties
Er zijn in de praktijk meerdere situaties mogelijk waardoor niet aan het uitgangspunt voldaan hoeft te worden.
Specifiek overgangsrecht veiligheidsafstand installaties
De afstand uit artikel 4.421 van het Bal geldt niet als op grond van een omgevingsvergunning een afwijkende afstand van toepassing is. Dit geldt voor een installatie:
- waarop tot 1 januari 2008 het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer van toepassing was en waarvoor de vergunning is verleend voor 1 december 2001; of
- waarvoor de vergunning is verleend voor 1 januari 2008.
Dit staat in artikel 4.425a.
NEN 1059
De artikelen 4.423 tot en met 4.425 bevatten doelvoorschriften die ingaan op het ontwerp van de installatie, drukbeheersing en onderhoud. Als erkende maatregel staat in deze artikelen dat de installatie moet voldoen aan een aantal bepalingen van NEN 1059.
De NEN 1059 bevat de basiseisen voor installatie voor het regelen en meten van aardgas(druk). Deze norm is van toepassing op het ontwerp, de materialen, de bouw, het beproeven, de bediening en het onderhoud van deze installaties.
Installatie en ontwerp
Artikel 4.423 geeft aan waar de installatie en het ontwerp aan moeten voldoen:
- op een veilige wijze functioneren
- overzichtelijk en bereikbaar zijn van onderdelen
- kan op eenvoudige wijze uit bedrijf worden genomen
- aanwezigheid van afsluiter aan de uitlaatzijde van de installatie
- er mag geen bodemverzakking of corrosie plaatsvinden
- er mogen geen ontoelaatbare spanningen ontstaan op componenten van de installatie, en
- ongeautoriseerde of onbedoelde bediening moet voorkomen worden
Dit is in ieder geval zo als de installatie voldoet aan de voorschriften 8.1.1 tot en met 8.3.3 en 10.1 tot en met 10.4 van NEN 1059.
Drukbeheersing
Het drukbeheerssysteem zorgt ervoor dat de druk in het systeem stroomafwaarts onder normale bedrijfsomstandigheden binnen de operationele grenzen blijft. En onder abnormale bedrijfsomstandigheden onder de toegelaten grens blijft.
Dit is in ieder geval zo als het drukbeheerssysteem voldoet aan de voorschriften 9.1 tot en met 9.7.2 van NEN 1059.
Onderhoud
Het onderhoud aan de installatie heeft als doel dat:
- de installatie op een veilige wijze kan functioneren
- alle apparatuur in een goede mechanische toestand verkeert en niet lekt, op de juiste druk is afgesteld en is beschermd tegen nadelige invloeden
- onderdelen goed bereikbaar zijn
Dit is in ieder geval zo als het onderhoud plaatsvindt volgens voorschrift 12.3 van NEN 1059.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.