Wat verandert er voor graven in de bodem
Voor graven in de bodem is een aantal regels veranderd sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze pagina vergelijkt de regels ten opzichte van de Wet bodembescherming (Wbb).
Duidelijker onderscheid tussen graven en saneren
Onder de Omgevingswet is het onderscheid tussen graven en saneren duidelijker. Bij graven is er alleen sprake van projectmatig grondverzet en is er geen saneringsdoelstelling. Bij het saneren van de bodem is er wel sprake van een saneringsdoelstelling om de kwaliteit van de bodem te verbeteren of contact met de verontreiniging te voorkomen. Dit onderscheid is gemaakt door van graven en saneren aparte milieubelastende activiteiten te maken. Voor graven in de bodem boven de interventiewaarde was onder de Wbb een melding volgens het Besluit uniforme saneringen (BUS) of een saneringsplan nodig. Onder de Omgevingswet is voor graven geen vergunning meer nodig, maar volstaat een melding en informatieplicht voorafgaand aan de activiteit.
Bevoegd gezag historische verontreinigingen
Het bevoegd gezag voor historische verontreinigingen wijzigt en daarmee ook voor de activiteit graven in de bodem.
In de Omgevingswet zijn alle gemeenten het bevoegd gezag over de historische verontreinigingen in de vaste bodem. Bij de aanpak van saneringen onder de Wbb waren dat de provincies en 29 grotere gemeenten. De uitvoering van toezicht en handhaving vindt plaats door omgevingsdiensten. Dit is niet anders dan onder de Wbb. De provincies blijven wel bevoegd gezag voor saneringen die vallen onder het overgangsrecht. En de provincies blijven onder de Omgevingswet verantwoordelijk voor de grondwaterkwaliteit.
Onderscheid in regels op basis van kwaliteit
Voor het graven in de bodem is onderscheid gemaakt in graven in de bodem die is verontreinigd kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde en bodem die verontreinigd is tot boven de interventiewaarde. Dit onderscheid is gemaakt in de Omgevingswet door van graven twee verschillende milieubelastende activiteiten te maken. Voor het graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde (paragraaf 3.2.21 van het Bal) gelden minder regels dan voor het graven in sterk verontreinigde grond (graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde, paragraaf 3.2.22 van het Bal). De volgende tabel maakt dit duidelijk.
- | Kwaliteit kleiner dan of gelijk aan interventiewaarde bodemkwaliteit | Kwaliteit groter dan de interventiewaarde bodemkwaliteit |
---|---|---|
Omvang bodemvolume grondverzet <25 m3 | Geen regels (zie volgende paragraaf) | Geen regels of bruidsschat (zie volgende paragraaf) |
Omvang bodemvolume grondverzet >25 m3 | Algemene regels paragraaf 3.2.21 en 4.119 (lichte variant) | Algemene regels paragraaf 3.2.22 en 4.120 (zwaardere variant) |
De aanwezigheid van niet-genormeerde stoffen in de bodem (stoffen waarvoor in bijlage IIA van het Bal geen interventiewaarde bodemkwaliteit staan) is niet bepalend voor de keuze welke activiteit van toepassing is. De kwaliteit van de overige (wel in bijlage IIA van het Bal genormeerde) stoffen bepaalt dan welke activiteit aan de orde is.
Geen rijksregels voor klein grondverzet
Voor grondverzet met een totale omvang van minder dan 25 m3 gelden geen rijksregels meer. De algemene zorgplicht geldt nog wel. Voor zulk klein grondverzet zijn de administratieve-, onderzoeks- en uitvoeringslasten anders te hoog, terwijl de risico's verwaarloosbaar zijn. Gemeenten kunnen in het omgevingsplan wel decentrale regels opnemen.
Voor graven in sterk verontreinigde bodem gelden ook geen algemene regels als er sprake is van klein grondverzet. Via een bruidsschatregel zijn wel regels toegevoegd aan het omgevingsplan bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Gemeenten kunnen zelf bepalen of deze regels in het omgevingsplan blijven (al dan niet in aangepaste vorm) of komen te vervallen. In de bruidsschatregel voor kleinschalig grondverzet is geen voorafgaand bodemonderzoek voorgeschreven. In de praktijk is voorafgaand bodemonderzoek wel om andere redenen noodzakelijk, bijvoorbeeld in verband met arbeidsomstandigheden of als sprake is van afvoer van de grond om de afvoerbestemming te bepalen.
Ook als een (kleine) partij grond van de locatie wordt afgevoerd, gelden wel verplichtingen. Zo gelden voor de afvoer van grond naar een grondbank of grondreiniger acceptatie-eisen en gelden er algemene rijksregels voor het toepassen van grond. Het is dus niet zo dat in het geheel geen regels gelden voor grond die vrijkomt bij kleinschalig grondverzet.
Gebruik van het Omgevingsloket
Een melding doen en de informatieplicht voorafgaand of na afloop van de activiteit, vindt plaats via het Omgevingsloket. Onder de Wbb maakten initiatiefnemers gebruik van formulieren van het bevoegde gezag Wbb of van de standaard formulieren voor het BUS. Deze Wbb- en BUS-formulieren blijven wel beschikbaar voor saneringen die onder overgangsrecht vallen.
Geen vergunningen, meer toezicht en handhaving
Voor het graven in de bodem geldt geen vergunningplicht onder de Omgevingswet, behalve als er ook sprake is van een ontgrondingsactiviteit. Onder de Wbb werd deels gebruikgemaakt van vergunningen, bijvoorbeeld een beschikking over het saneringsplan of een beschikking over het evaluatieverslag. Door de verschuiving naar algemene regels komt er ook verschuiving van vergunningverlening naar toezicht en handhaving. Doordat er voorafgaand aan de activiteit minder of geen instemming plaatsvindt door het bevoegd gezag, is toezicht en handhaving tijdens een activiteit nog belangrijker.
Maatwerk
Gemeenten kunnen in het omgevingsplan onder voorwaarden maatwerkregels opnemen in het omgevingsplan. Ook kan een initiatiefnemer een verzoek doen om een maatwerkvoorschrift om af te wijken van de regels uit het Bal en/of het omgevingsplan. Ook het bevoegd gezag kan naar aanleiding van een melding van de activiteit aanvullend een maatwerkvoorschrift vaststellen via een maatwerkbesluit.
Geen onderscheid in stofgroepen
De regels voor graven gelden altijd, ongeacht welk type verontreiniging in de bodem aanwezig is. Er zijn dus geen stofgroepen uitgesloten zoals dat onder het BUS wel het geval is (bijvoorbeeld PCB’s). In het BUS werd daarnaast onderscheid gemaakt in mobiele en immobiele verontreinigingen. Dit onderscheid vervalt eveneens onder de Omgevingswet.
Als de provincie of gemeente dat nodig vinden, kunnen ze voor locaties met mobiele (grondwater)verontreinigingen op decentraal niveau regels stellen in de omgevingsverordening of het omgevingsplan. Ook kan naar aanleiding van een melding voor het graven in de bodem met kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit een maatwerkvoorschrift worden opgelegd.
Zeven van bodemvreemd materiaal is toegestaan
Het zeven van bodemvreemd materiaal uit een partij grond is onder de algemene regels voor de activiteiten graven in de bodem toegestaan. Onder het BUS was zeven niet mogelijk en moest de initiatiefnemer altijd een beschikking op het saneringsplan aanvragen. Als door het zeven van bodemvreemd materiaal een kwaliteitsverbetering ontstaat (bijvoorbeeld het zeven van asbesthoudend materiaal uit een partij grond, waardoor de partij na bewerking om milieuhygiënische redenen toepasbaar is), geldt wel een erkenningsplicht voor de BRL SIKB 7500.