Wanneer de regels van toepassing zijn
Hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) geeft aan wanneer de algemene regels uit hoofdstuk 4 en 5 van het Bal gelden (richtingaanwijzer). Paragraaf 5.4.3 van het Bal is in hoofdstuk 3 alleen aangewezen bij vergunningplichtige milieubelastende activiteiten waar het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat relevante emissies van ZZS verwacht.
5-jaarlijkse informatieplicht
Een bedrijf met activiteiten waar ZZS vrijkomen, moet hierover 1 keer in de 5 jaar rapporteren aan het bevoegd gezag (artikel 5.23 Bal). Het bedrijf levert informatie aan over de omvang van de emissies naar lucht en water. Ook geeft het bedrijf aan welke mogelijkheden er zijn om de ZZS-emissies te minimaliseren. Dit doet het bedrijf met een vermijdings- en reductieprogramma. Hierbij besteedt het bedrijf aandacht aan de thema's water en lucht.
Moment van aanleveren
Het moment waarop bedrijven emissiegegevens en het vermijdings- en reductieprogramma aanleveren loopt niet voor alle bedrijven gelijk. Hieronder zijn verschillende situaties beschreven die kunnen voorkomen bij bestaande bedrijven.
Situatie 1
Een datum is vastgelegd in een vergunningvoorschrift. Bijvoorbeeld op basis van de Nederlandse emissie Richtlijn of de Algemene Beoordelingsmethodiek. De cyclus van 5 jaar blijft dan elke 5 jaar doorlopen. Bijvoorbeeld, in de vergunning staat een datum van 4 juli 2015. Het aanlevermoment voor dat bedrijf wordt dan uiterlijk 4 juli 2020, 4 juli 2025, 4 juli 2030 enzovoort.
Situatie 2
Er is geen datum vastgelegd in een vergunningvoorschrift. Voor bedrijven met een ZZS emissie naar de lucht gold artikel 2.4, lid 11, onderdeel a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In dat geval wordt het aanlevermoment voor dat bedrijf uiterlijk 1 januari 2021, 1 januari 2026, 1 januari 2031 enzovoort.
Situatie 3
Er is geen datum vastgelegd in een vergunningvoorschrift. Ook gold er geen verplichting vanuit het Activiteitenbesluit. In dat geval gaat de verplichting gelden vanaf het moment dat artikel 5.23 van het Besluit activiteiten leefomgeving in werking is getreden. In dat geval wordt het aanlevermoment voor dat bedrijf uiterlijk 1 januari 2029, 1 januari 2034, 1 januari 2039 enzovoort.
Vermijdings- en reductieprogramma
Het bedrijf moet een vermijdings- en reductieprogramma opstellen. Het bevoegd gezag beoordeelt vervolgens of het bedrijf voldoende invulling heeft gegeven aan de minimalisatie van ZZS. Het vermijdings- en reductieprogramma bevat in ieder geval (artikel 5.24 Bal):
- mogelijkheden om het gebruik en de emissie van ZZS te vermijden (bronaanpak - uitfaseren gebruik van ZZS, aanpassen productieproces)
- mogelijkheden om het gebruik en de emissie van ZZS te verminderen bij het huidige productieproces, inclusief informatie over het rendement van de nieuwe maatregel
- de validatie: de mate waarin die maatregel of techniek zich in de praktijk bewezen heeft
- informatie over bedrijfszekerheid en kosten van de technieken. Het bedrijf gebruikt de methodiek uit bijlage XXX van de Omgevingsregeling om de kosten te bepalen.
- informatie over afwenteleffecten: cross-media-effecten
Geen emissies van ZZS
Het kan zijn dat een bedrijf geen ZZS-emissies heeft omdat het bedrijf geen ZZS gebruikt en er geen ZZS ontstaan tijdens het productieproces. In dat geval is het voldoende als het bedrijf in de ZZS-emissiedatabase aangeeft dat ze geen ZZS gebruiken en/of dat er geen emissies van ZZS zijn. Een vermijdings- en reductieprogramma is alleen nodig als een bedrijf ZZS-emissies heeft.
Toelichting afwenteleffecten
Afwenteleffecten (ofwel cross-media-effecten) doen zich voor als er sprake is van verschuiving of afwenteling van de ene milieubelasting op de andere. Een maatregel kan leiden tot een aanzienlijke verbetering op een bepaald milieuthema of voor een bepaalde stof. Dezelfde maatregel kan tegelijkertijd leiden tot overschrijding van de emissie op een ander milieuthema of van een andere stof binnen het zelfde milieuthema. Dit kan aanleiding zijn voor tijdelijke of blijvende versoepeling van de emissiegrenswaarden. Er is dan een integrale afweging nodig.
Hierbij moet het bedrijf nadrukkelijk rekening houden met de voorkeursvolgorde van de te nemen maatregelen. Deze volgorde is:
- Vermijden van de emissie (bronaanpak). Hierbij moet het streven in de eerste plaats zijn gericht op het vervangen van de ZZS door een minder of niet schadelijke stof. Als dat niet mogelijk is, komen aanpassingen aan het proces en de installatie in aanmerking.
- Verminderen van de emissie.
Hulpmiddel opstellen vermijdings- en reductieprogramma
Er is een stappenplan voor het opstellen van een vermijdings- en reductieprogramma voor ZZS. Het doel is meer diepgang en uniformiteit in deze programma's te krijgen. Het bevoegd gezag kan het hulpmiddel gebruiken om te beoordelen of het vermijdings- en reductieprogramma volledig is. Ook kan het bevoegd gezag zo concrete acties afspreken met het bedrijf voor het verder minimaliseren van ZZS.
Continu aandacht voor minimaliseren ZZS
Het vermijdings- en reductieprogramma is een continu proces. De rapportage is geen momentopname van de stand van zaken vlak voor het verstrijken van de deadline. Het bedrijf besteedt dus continu aandacht aan de minimalisatie van ZZS.
Het vermijdings- en reductieprogramma moet inzicht geven in alle ondernomen acties (inclusief resultaten) binnen de periode van 5 jaar. Als er naast de beste beschikbare technieken (BBT) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) ook nieuwe technieken beschikbaar zijn die haalbaar en betaalbaar zijn, moet het bedrijf deze technieken toepassen.
Onderzoek op bedrijfstakniveau
Een bedrijf kan een onderzoek voor een gehele bedrijfstak of branche gebruiken, als de emissiesituatie voor de individuele bedrijven vergelijkbaar is. Voorwaarde is wel dat het onderzoek inzicht biedt in de meest recente inzichten en mogelijkheden van emissiereductie. De verantwoordelijkheid voor de juistheid en compleetheid van het onderzoek ligt bij het bedrijf.
Onderzoeksverplichting bij vergunningaanvraag
De verplichting voor het aanleveren van een vermijdings- en reductieprogramma geldt niet bij een vergunningaanvraag. Het vermijdings- en reductieprogramma is een extra verplichting voor ZZS. Het is bedoeld als evaluatiemoment om los van de standaard mogelijkheden van een vergunningproces om de 5 jaar opnieuw te bekijken of er verder gaande mogelijkheden zijn om ZZS te verminderen. Daarbij wordt er terug gekeken naar wat er de afgelopen 5 jaar is gebeurd en vooruit gekeken wat er nog gedaan kan worden.
Wel moet een bedrijf bij een vergunningaanvraag gegevens aanleveren over:
- de hoeveelheid emissie van ZZS in de lucht of het water
- een beschrijving van de mogelijkheden om de emissies van ZZS in de lucht of het water te beperken
Deze verplichting volgt uit artikel 7.27a van de Omgevingsregeling. Als een bevoegd gezag een onderzoek wenselijk vindt bij een vergunningaanvraag, dan kan het bevoegd gezag ook een onderzoeksverplichting opleggen op basis van 8.32 lid 1 b van het Besluit kwaliteit leefomgeving.